Op 16 maart 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], die op dat moment onder toezicht was gesteld. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, die op 5 maart 2021 was ingegaan. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de ouders, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstige gedragsproblemen vertoont, waaronder externaliserend gedrag en een reactieve hechtingsstoornis. De situatie thuis was onhoudbaar, en eerdere hulpverlening had onvoldoende effect gehad. De ouders waren niet in staat om de veiligheid van [voornaam minderjarige] te waarborgen, wat leidde tot de noodzaak van een gesloten plaatsing. De kinderrechter oordeelde dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te stabiliseren en om hem de benodigde behandeling te bieden.
De kinderrechter verleende daarom de gevraagde machtiging voor gesloten jeugdhulp, die inging op 16 maart 2021 en geldig was tot 5 juni 2021. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.