ECLI:NL:RBROT:2021:2675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
C/10/612705 / JE RK 21-288
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 maart 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 7 april 2017 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 4 februari 2021 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling opnieuw te verlengen, omdat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd door de onconstructieve communicatie tussen de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de kinderen, de ouders en een vertegenwoordiger van de GI verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel onvoldoende behoefte hebben aan contact met de vader, en dat er zorgen zijn over hun welzijn als de ondertoezichtstelling zou vervallen. De moeder en de vader hebben beiden ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, waarbij de vader vooral bezorgd is over het toekomstperspectief van de kinderen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 7 april 2022. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/612705 / JE RK 21-288
Datum uitspraak: 16 maart 2021

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2006 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2006 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

Mw. [naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

Dhr. [naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
4 februari 2021, ingekomen bij de griffie op 4 februari 2021;
Op 16 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , die voorafgaand aan de zitting apart zijn gehoord;
- de vader;
- de moeder;
- mw. [naam vertegenwoordigster] , namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 7 april 2017 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 7 april 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de te geven beschikking.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De kinderen hebben alleen belcontact met de vader. De kinderen zien tegen dit contact op. De afgelopen tijd is geprobeerd om het contact laagdrempelig en plezierig te maken. De GI wil als laatste redmiddel het komende jaar de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) vragen om een onderzoek gezag & omgang uit te voeren. Het gaat zowel op school als thuis goed met de kinderen, maar de GI maakt zich zorgen over het welzijn van de kinderen als het gedwongen kader wegvalt. De kinderen hebben een reële angst dat er door de vader wederom juridische procedures zullen worden gestart. Daarnaast is de vader bang dat hij dan geen contact meer zal hebben met de kinderen.

De standpunten

De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek. De kinderen hebben weinig behoefte aan het belcontact met de vader. De moeder probeert desondanks het contact te stimuleren. Zij vindt dat er een vast contactmoment tussen de kinderen en de vader moet blijven bestaan.
De vader is het eens met het verzoek. De vader maakt zich vooral zorgen om het toekomstperspectief van de kinderen. De vader is tegen het bepalen van eenhoofdig gezag bij de moeder, omdat hij dan geen informatie meer over de kinderen zal krijgen. De vader hoopt dat het contact tussen hem en de kinderen op de lange termijn kan blijven bestaan en verbeteren. De vader wil hier alles aan doen.

De mening van de kinderen

[voornaam minderjarige 1] heeft aan de kinderrechter verteld dat de ondertoezichtstelling nodig is om te voorkomen dat de vader rechtszaken begint. [voornaam minderjarige 1] heeft om de vier weken belcontact met de vader. Zij heeft niet echt behoefte aan dit contact.
[voornaam minderjarige 2] heeft aan de kinderrechter verteld dat de ondertoezichtstelling nodig is om ervoor te zorgen dat de vader meewerkt met belangrijke zaken. Voor de ondertoezichtstelling was dit niet het geval en nu gaat dit beter. [voornaam minderjarige 2] heeft geen behoefte aan omgang met de vader. Hij vindt het belcontact voldoende.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Op dit moment worden [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog onveranderd in hun ontwikkeling bedreigd. De ouders zijn al lange tijd onvoldoende in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Het risico bestaat dat wanneer het gedwongen kader wegvalt de ouders terugvallen in hun onderlinge strijd en weer juridische procedures zullen voeren. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben veel last gehad van de strijd tussen de ouders. De kinderen zijn loyaal naar de moeder toe en hebben een negatief beeld van de vader gekregen. Op dit moment is er een keer per twee weken een belcontact tussen de vader en de kinderen, waarbij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] afwisselend contact met de vader hebben. Zij hebben hier echter weinig behoefte aan. Tot op heden is het ondanks de inzet van verschillende hulpverlening niet gelukt om het contact tussen de vader en de kinderen ter verbeteren en naar omgang tussen hen toe te werken. Het komende jaar wil de GI daarom als laatste poging de Raad vragen om onderzoek naar de huidige situatie te doen.
De kinderrechter is met de GI en de ouders van oordeel dat de inzet van een jeugdbeschermer nog noodzakelijk is om zicht te houden op de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar. Het komende jaar dient duidelijk te worden of de ondertoezichtstelling nog toegevoegde waarde heeft.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 7 april 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2021 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 25 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.