ECLI:NL:RBROT:2021:258

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
ROT 20/1582
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kosten voor ontvangst en registratie van tabaksproducten in het bestuursrecht

Op 19 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiseres, die tabaksproducten op de markt brengt, was in beroep gegaan tegen een factuur van € 4.081,35 die door de Staatssecretaris in rekening was gebracht voor de ontvangst, opslag, verwerking, analyse en publicatie van kennisgevingen van tabaksproducten. De eiseres betoogde dat zij ten onrechte kosten in rekening waren gebracht voor 91 kennisgevingen, terwijl zij slechts 13 unieke sigarentypen op de markt bracht. De rechtbank oordeelde dat de eiseres alle tabaksproducten afzonderlijk diende te registreren, omdat deze onder verschillende private labels werden verkocht. De rechtbank stelde vast dat de kosten per product, € 44,85, niet onredelijk waren en dat de eiseres zich voorafgaand aan de indiening had kunnen laten informeren over de registratievereisten. De rechtbank verwierp ook het betoog van de eiseres dat zij ten onrechte niet was gehoord in bezwaar, omdat de bezwaren geen aanleiding gaven voor een ander besluit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/1582

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder,

gemachtigde: mr. M.A.D. Klein-Pietersen.

Procesverloop

Bij factuur met datum 1 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de kosten in rekening gebracht ten bedrage van € 4.081,35 voor de ontvangst, opslag, verwerking, analyse en publicatie van door eisers onderneming ingediende kennisgevingen voor tabaksproducten, nieuwe tabaksproducten en/of voor roken bestemde kruidenproducten.
Bij besluit van 7 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen deze factuur ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2020. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Tevens is verschenen de heer [naam persoon A] , juridisch adviseur van eiseres.

Overwegingen

1. In de periode van 20 mei 2016 tot en met 30 november 2017 is namens eiseres voor 91 tabaksproducten een eerste kennisgeving, wijziging of update ingediend in het Common entry Gate Systeem (EU-CEG). De kosten daarvoor heeft verweerder bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, in rekening gebracht.
2. Eiseres is het niet eens met de hoogte van de in rekening gebrachte kosten. Daartoe betoogt zij dat zij 13 verschillende sigarentypen op de markt brengt. Deze sigaren worden verkocht aan sigarenwinkeliers die de sigaren onder een eigen private label verkopen. In plaats van de 13 unieke producten te benoemen en in te voeren, heeft eiseres abusievelijk de door de winkeliers verkochte private labels (91 in totaal) als kennisgeving opgegeven, terwijl het registreren van de 13 unieke producten reeds in lijn zou zijn met de bedoeling van de wetgever. Nu haar 91 kennisgevingen in rekening zijn gebracht, zijn de retributiekosten van eiseres met ruim 2000% gestegen ten opzichte van de kosten die zij tot en met 2016 moest maken. Door de kosten voor alle producten in rekening te brengen, terwijl andere producenten enkel de unieke producten registreren, handelt verweerder volgens eiseres bovendien in strijd met het verbod van willekeur. Ten slotte betoogt eiseres dat verweerder ten onrechte ervan heeft afgezien haar in bezwaar te horen.
2.1
Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet (de Wet) kunnen aan degene ten behoeve van wie werkzaamheden worden verricht de kosten ten laste worden gebracht die samenhangen met bij of krachtens deze wet voorgeschreven keuringen, controles, nadere controles, beoordelingen, of de ontvangst, verwerking, analyse, opslag en publicatie van bij of krachtens deze wet verstrekte gegevens en bescheiden.
Ingevolge artikel 4.1, eerste lid, van het Tabaks- en rookwarenbesluit (het Besluit) stellen producenten en importeurs van tabaksproducten een redelijke termijn voor de beoogde datum van het in Nederland in de handel brengen van een nieuw of gewijzigd tabaksproduct de minister hiervan in kennis.
Uit de artikelen 4.1 en 4.5 tot en met 4.8 van de Tabaks- en rookwarenregeling (de Regeling) worden voor de ontvangst, opslag, verwerking, analyse en publicatie van ingediende kennisgevingen kosten in rekening gebracht. De kosten bedragen € 44,85 per product.
Op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de Regeling verstrekken producenten en importeurs van tabaksproducten alle hen ter beschikking staande interne en externe studies aangaande marktonderzoek en de voorkeuren van verschillende groepen consumenten, inclusief jongeren en huidige rokers, inzake ingrediënten en emissies, alsmede samenvattingen van marktonderzoeken die zij uitvoeren bij het lanceren van nieuwe producten. Deze gegevens en bescheiden worden verstrekt binnen een redelijke termijn nadat zij bij de producent of importeur bekend zijn geworden.
Ingevolge het tweede lid verstrekken producenten en importeurs van tabaksproducten jaarlijks een verslag over het verkoopvolume van door hen op de markt gebrachte tabaksproducten per merk en type, opgegeven in aantallen of kilogram en per lidstaat, op jaarbasis. De producenten en importeurs verstrekken de gegevens over het voorgaande kalenderjaar vóór 15 juni van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de gegevens betrekking hebben.
2.2
Vaststaat dat ten behoeve van eiseres 91 meldingen van een nieuw product (submissieniveau 1) zijn ingediend in het EU-CEG-systeem. Nu deze kennisgevingen
– hetgeen onweersproken is gebleven – zichtbaar zijn verwerkt in dit systeem, is eiseres daarvoor terecht € 44,85 per product in rekening gebracht. Dat bij eiseres onduidelijkheid bestond of voor alle 91 private labels een kennisgeving had moeten worden indienen of dat zij kon volstaan met het registreren van de 13 unieke producten, laat onverlet dat verweerder naar aanleiding van de initiële kennisgevingen kosten heeft moeten maken voor de ontvangst, opslag, registratie en verwerking daarvan. Daarbij acht de rechtbank nog van belang dat eiseres zich hierover voorafgaand aan de indiening had kunnen laten informeren door verweerder. Ook bestond, zoals verweerder ter zitting heeft gesteld, de mogelijkheid om in het systeem vragen en opmerkingen te plaatsen, hetgeen eiseres niet heeft gedaan.
2.3
Overigens is de rechtbank met verweerder in het bestreden besluit van oordeel dat eiseres alle tabaksproducten afzonderlijk dient te registreren. Eiseres produceert weliswaar 13 verschillende typen sigaren, maar zij levert deze onder verschillende labels (merken) aan diverse tabakswinkeliers en deze worden, zo begrijpt de rechtbank, steeds verschillend gepresenteerd wat betreft verpakking en merknaam. Nu aldus sprake is van verschillende verpakkingseenheden van hetzelfde product en de sigaren dus verschillend worden gepresenteerd, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van afzonderlijke tabaksproducten die op grond van artikel 19 van de Wet, in samenhang gelezen met artikel 4.1 van de Regeling afzonderlijk moeten worden geregistreerd. Dit volgt ook uit artikel 5 van Richtlijn 2014/40 waarin expliciet staat vermeld dat producenten van tabaksproducten bij hun bevoegde autoriteiten informatie indienen, opgesplitst naar merk en type. Hieruit volgt dat de lezing van eiseres, dat een registratie per product ID, dus een registratie per uniek type sigaar, zou moeten plaatsvinden, niet in overeenstemming is met de wet- en regelgeving. De autoriteiten dienen immers inzicht te krijgen in elk afzonderlijk product (merk) en consumenten dienen daarover ook afzonderlijk te worden voorgelicht.
2.4
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder voor de door eiseres ingediende kennisgevingen terecht € 4.081,35 (91 x € 44,85) bij haar in rekening heeft gebracht. De kosten per product acht de rechtbank niet onredelijk hoog. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het om eenmalige kosten gaat zolang er geen wijzigingen in het product worden aangebracht. Nog daargelaten dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid tot matiging van de in rekening gebrachte kosten, blijkt uit de door eiseres overgelegde resultatenrekening over het jaar 2018 niet dat haar bedrijfsvoering door het in rekening brengen van de kennisgevingen in gevaar is en dat zij de factuur niet kan betalen, zodat geen grond bestaat voor het oordeel dat de factuur in dit geval onevenredig hoog is.
3. Het betoog van eiseres dat verweerder haar ten onrechte niet heeft gehoord in bezwaar wordt verworpen. Volgens vaste jurisprudentie mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van het horen worden afgezien, indien er naar objectieve maatstaven op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gemaakte bezwaren niet tot een andersluidend besluit kunnen leiden. Daarbij moet de inhoud van het bezwaarschrift worden beoordeeld in samenhang met hetgeen in eerste instantie door betrokkene is aangevoerd en met de motivering van het primaire besluit. Naar het oordeel van de rechtbank is aan die maatstaf voldaan. Daartoe acht zij van belang dat uit de wet- en regelgeving reeds volgt dat voor ieder afzonderlijk product een kennisgeving moet worden ingediend en dat de daarvoor gemaakte kosten aan de producent in rekening worden gebracht. Hetgeen eiseres in bezwaar heeft aangevoerd, doet daar niet aan af. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres in bezwaar niets heeft aangevoerd dat tot een ander besluit dan het primaire besluit kan leiden. Verweerder heeft dan ook terecht van het horen afgezien. Dat eiseres haar financiële situatie tijdens een hoorzitting nader had willen toelichten, doet daaraan niet af, omdat verweerder de beslissing van het horen af te zien neemt op grond van de inhoud van het bezwaarschrift. De in bezwaar overgelegde resultatenrekening over 2018 heeft verweerder geen aanleiding hoeven geven af te zien van het in rekening brengen van de factuur, dan wel het bedrag daarvan te verlagen. Daaruit blijkt namelijk op zichzelf niet dat de bedrijfsvoering van eiseres als gevolg van de factuur in gevaar is.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 19 januari 2021.
De rechter is verhinderd en de griffier is buiten staat de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.