Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1..De procedure
- de dagvaarding van 9 april 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief van de rechtbank van 29 september 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte uitlating rectificatie van [eiseres] ;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 4 november 2020.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
we hebben nog niets besloten of gedaan zonder jouw wijze ogen erover te laten gaan”. In reactie op de eerste offerte van [eiseres] , schrijft [gedaagde 2] vervolgens aan [naam persoon] dat ze daar erg blij mee is en dat [voornaam persoon 2] hem woensdag wil bellen voor een afspraak over details. Daar voegt zij aan toe dat zij “
alles wat jullie afspreken” goed vindt.
het gaat lukken voor 1 augustus”. [naam persoon] antwoordt daarop op 15 juli 2019 dat “
ze morgen al gaan beginnen”. Ter zitting heeft [naam persoon] onbestreden gesteld dat [gedaagde 2] hem had gezegd dat de werkzaamheden zo snel mogelijk moesten beginnen en op basis van dat verzoek is [eiseres] aan de slag gegaan met haar aannemingswerkzaamheden. Als onbestreden staat in dit kader vast dat [eiseres] op of omstreeks 16 juli 2019 met haar aannemingswerkzaamheden is gestart in het pand.
het werk allemaal veel te goedkoop [is] gedaan”, hetgeen de rechtbank aldus begrijpt dat de hoogte van de gefactureerde (meerwerk)kosten volgens [eiseres] zeker redelijk is. Uit de stellingen van [gedaagde 1] c.s. volgt dat zij het totale bedrag van de twee facturen, te weten EUR 44.871,64, erg hoog vinden. Met dit verweer hadden zij echter niet kunnen volstaan om vast te kunnen stellen dat de prijzen van het meerwerk niet redelijk zijn. Van [gedaagde 1] c.s. had een nadere onderbouwing mogen worden verwacht, bijvoorbeeld in de vorm van een prijsindicatie door een andere aannemer van het meerwerk, maar dat hebben zij nagelaten.
EUR 2.228,00(2 punten × tarief EUR 1.114,00)