ECLI:NL:RBROT:2021:2499

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
C/10/601862 / HA ZA 20-762
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie en aansprakelijkheid in opdrachtovereenkomst tussen beveiligingsbedrijf en zelfstandig beveiliger

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap MASTERMIND SECURITY B.V. en een zelfstandig beveiliger, aangeduid als [naam persoon A]. De procedure is gestart door MASTERMIND, die vorderingen heeft ingesteld tegen [naam persoon A] wegens wanprestatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een opdrachtovereenkomst bestond tussen partijen, waarbij [naam persoon A] was ingeschakeld voor beveiligingswerkzaamheden. Op 1 juli 2018 is deze overeenkomst tot stand gekomen, en op 4 maart 2019 is er een aanvullende overeenkomst met Argos Security B.V. gesloten voor de beveiliging van de woning van de ambassadeur van [naam land].

Het geschil ontstond na een incident op 31 januari 2020, waarbij [naam persoon A] op een ongepaste manier het balkon van de dochter van de ambassadeur heeft betreden. Dit leidde tot de beëindiging van de overeenkomst tussen MASTERMIND en Argos, en uiteindelijk ook tot de beëindiging van de samenwerking met [naam persoon A]. MASTERMIND vorderde schadevergoeding van [naam persoon A] ter hoogte van € 36.895,48, terwijl [naam persoon A] in reconventie een bedrag van € 6.427,42 vorderde voor onbetaalde facturen en € 1.529,44 als schadevergoeding.

De rechtbank oordeelde dat [naam persoon A] tekort is geschoten in zijn verplichtingen als opdrachtnemer door zijn onprofessionele gedrag, wat heeft geleid tot schade voor MASTERMIND. De rechtbank heeft de schade van MASTERMIND geschat op € 7.200, en na verrekening van het bedrag dat [naam persoon A] nog tegoed had, is hij veroordeeld tot betaling van € 772,52. De vorderingen van [naam persoon A] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van MASTERMIND.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/601862 / HA ZA 20-762
Vonnis van 10 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MASTERMIND SECURITY B.V.,
gevestigd te Breda,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.H.M. Spanjaard te Aalsmeer,
tegen
[naam persoon A] H.O.D.N. [naam bedrijf A],
wonende te [woonplaats A] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.S. van Dijk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Mastermind en [naam persoon A] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 juli 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 31 december 2020, met zittingsagenda;
  • de aanvullende producties van [naam persoon A] ;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 februari 2021;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Dijk.
1.2.
Na de zitting is de procedure enige tijd aangehouden ten behoeve van minnelijk overleg. Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Mastermind is een beveiligingsbedrijf.
2.2.
[naam persoon A] is werkzaam als zelfstandig beveiliger.
2.3.
Op 1 juli 2018 is tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen. In het kader van die overeenkomst is [naam persoon A] door Mastermind ingezet op beveiligingswerkzaamheden.
2.4.
Met ingang van 4 maart 2019 is tussen Mastermind als opdrachtnemer en Argos Security B.V. (hierna: Argos) een overeenkomst tot het verrichten van beveiligingswerkzaamheden tot stand gekomen. De overeenkomst heeft betrekking op de beveiliging van de woning en omliggende tuin van de ambassadeur van de [naam land] (hierna: [naam land] ) in [plaats] . Deze beveiliging was in handen van de in de [naam land] gevestigde vennootschap Global Security Services Group (hierna: GSSG), die op haar beurt Argos had ingeschakeld. Mastermind fungeerde in deze verhoudingen dus als onder-opdrachtnemer.
2.5.
Vanaf 5 maart 2019 heeft [naam persoon A] zijn werkzaamheden ten dienste van Mastermind verricht op het terrein van de ambassadeurswoning van de [naam land] .
2.6.
Op de avond van 31 januari 2020 is [naam persoon A] tijdens zijn ronde om de woning via een klimopraster naar boven geklommen. Het tegen de buitenmuur bevestigde raster bevond zich onder een balkon van de woning. Dit balkon grensde aan de slaapvertrekken van de dochter van de ambassadeur. [naam persoon A] wist dit en wist ook dat de dochter thuis was. Op het geluid dat [naam persoon A] maakte is de dochter naar buiten gekomen en heeft [naam persoon A] ter hoogte van de balustrade gezien. Zij en [naam persoon A] hebben kort met elkaar gesproken.
2.7.
Na afloop van zijn dienst heeft [naam persoon A] geen melding gemaakt van dit voorval.
2.8.
Op 1 februari 2020 heeft Argos melding ontvangen van het voorval. Naar aanleiding daarvan is [naam persoon A] door Argos weggestuurd van het terrein van de ambassadeurswoning. Later die dag heeft Mastermind de overeenkomst met [naam persoon A] met onmiddellijke ingang opgezegd.
2.9.
Bij brief van 11 februari 2020 heeft GSSG de overeenkomst met Argos inzake de beveiliging van de ambassadeurswoning opgezegd met ingang van 11 maart 2020. De brief vermeldt onder andere het volgende:
Sorry for the inconvenient business day operations concern and indispensability, referring to the client incident report regarding the act of the guard [naam persoon A] , who climbed the balcony of the ambassador’s residency on 31 January 2020, which is a clear breach & violation to the rules and to the vital main task to secure the client staffs and premises.
In the light of the above mentioned, we regret to inform you that your security service contract with GSSG/CLIENT will be terminated due to this incident.
2.10.
Bij brief van 17 februari 2020 heeft Argos de overeenkomst met Mastermind opgezegd met ingang van 11 maart 2020. De brief vermeldt als reden “het incident met de door u geleverde bewaker [naam persoon A] .”
2.11.
Mastermind heeft de laatste facturen van [naam persoon A] , tot een bedrag van in totaal € 6.427,52, niet voldaan.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
Mastermind vordert samengevat na vermindering van eis tijdens de zitting - veroordeling van [naam persoon A] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van € 36.895,48, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[naam persoon A] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Mastermind in de proceskosten.
in reconventie
3.3.
[naam persoon A] vordert samengevat - veroordeling van Mastermind bij vonnis uitvoerbaar voor voorraad tot betaling van € 6.427,42 (betaling facturen) en € 1.529,44 (schadevergoeding), vermeerderd met rente en kosten.
3.4.
Mastermind voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [naam persoon A] in de proceskosten.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
De vordering van Mastermind is gebaseerd op wanprestatie van [naam persoon A] bij de uitvoering van zijn opdracht. Volgens Mastermind heeft [naam persoon A] zich niet als goed opdrachtnemer gedragen en is hij daarom toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Het gevorderde bedrag betreft de schade die Mastermind stelt te hebben geleden als gevolg van deze tekortkoming. [naam persoon A] meent dat hij zich wel degelijk als goed opdrachtnemer heeft gedragen. Ook heeft hij de hoogte van de schade betwist.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat [naam persoon A] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen (artikel 7:401 BW). De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.3.
[naam persoon A] was in het kader van de uitoefening van zijn opdracht belast met de beveiliging van de ambassadeurswoning en de omringende tuin. Tot zijn werkzaamheden behoorde onder andere het lopen van rondes rondom de woning. [naam persoon A] deed dit werk ten behoeve van deze specifieke opdracht vanaf maart 2019, dus op het hier relevante moment al bijna elf maanden. Op 31 januari 2020 is [naam persoon A] tijdens zijn ronde om de woning tegen een klimopraster opgeklommen tot aan het daarboven liggende balkon. Het raster was al langere tijd daar aanwezig. Vast staat dat [naam persoon A] in elk geval zover naar boven is geklommen dat hij zich kon vasthouden aan de balustrade van het balkon. Het balkon grensde aan de slaapkamer van de (jongvolwassen) dochter van de ambassadeur. [naam persoon A] wist dat. Hij wist ook dat de dochter op dat moment thuis was. [naam persoon A] had op die dag avonddienst. Op het moment van zijn klimpartij was het dus donker. Ervan uitgaande dat [naam persoon A] , zoals hij heeft gesteld, met zijn handeling wilde testen hoe snel een eventuele insluiper bij het balkon zou kunnen komen, geldt dat hij voor het uitvoeren van een dergelijke test geen specifieke opdracht had. Hij handelde op eigen initiatief. Er was ook geen specifieke aanleiding om de test op dat moment – onaangekondigd, in het donker, met de dochter van de ambassadeur thuis – uit te voeren. [naam persoon A] heeft na afloop van zijn dienst geen melding gemaakt van zijn klimpartij noch van het daarop volgende contact met de dochter van de ambassadeur.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam persoon A] in redelijkheid moeten begrijpen dat zijn gedragingen niet in goede aarde zouden vallen bij de ambassadeur en haar familie, althans dat de kans daarop zeer groot was. De aard van de hierboven weergegeven omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, maakt die conclusie onontkoombaar. In dit verband tekent de rechtbank aan dat [naam persoon A] in deze procedure geen feiten heeft gesteld die de hier relevante omstandigheden in een ander licht plaatsen. Zijn stellingen hebben betrekking op het feit dat de woning moeilijk te beveiligen was, dat [naam persoon A] weinig gehoor kreeg voor het signaleren van beveiligingsproblemen en dat er in de buurt vaker inbraken werden gepleegd, maar geen van die stellingen kan ertoe leiden dat het op de desbetreffende avond nodig was om, zonder overleg, langs het raster naar boven te klimmen. Als goed opdrachtnemer – zeker gelet op zijn lange staat van dienst (naar eigen zeggen meer dan tien jaar) – had [naam persoon A] rekening moeten houden met de reële mogelijkheid dat de ambassadeur en haar familie door de actie ontstemd zouden zijn. De opdrachtgever van [naam persoon A] (Mastermind) was immers afhankelijk van het vertrouwen van de ambassadeur en haar familie. [naam persoon A] behoorde zich te realiseren dat zijn actie aan dat vertrouwen in ernstige mate afbreuk zou kunnen doen. Hij had daarom van die actie moeten afzien.
4.5.
Door toch te doen wat hij heeft gedaan, heeft [naam persoon A] gehandeld in strijd met zijn verplichting om zich als goed opdrachtnemer te gedragen. Deze tekortkoming moet aan [naam persoon A] worden toegerekend. [naam persoon A] is daarom aansprakelijk voor de als gevolg van deze tekortkoming door Mastermind geleden schade.
4.6.
Mastermind heeft gesteld dat het handelen van [naam persoon A] heeft geleid tot beëindiging van de inschakeling van Mastermind ten behoeve van de beveiliging van de ambassadeurswoning. Meer concreet heeft GSSG haar overeenkomst met Argos opgezegd, waarna Argos op haar beurt de overeenkomst met Mastermind heeft opgezegd. Mastermind stelt dat haar schade bestaat uit de gederfde winst over de tijd dat de overeenkomst zou hebben voortgeduurd als [naam persoon A] geen wanprestatie zou hebben gepleegd. Volgens Mastermind zou de overeenkomst zonder de wanprestatie van [naam persoon A] pas op 5 maart 2022 tot een einde zijn gekomen.
4.7.
[naam persoon A] heeft betwist dat het zijn handeling is geweest die tot opzegging van de overeenkomsten door GSSG respectievelijk Argos heeft geleid. In het licht van de door Mastermind overgelegde opzeggingsbrief van GSSG van 11 februari 2020 (zie 2.9) en de opzeggingsbrief van Argos van 17 februari 2020 (zie 2.10), is die betwisting echter onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van [naam persoon A] gelegen te concretiseren wat dan wel de reden voor de opzeggingen is geweest. Die concretisering heeft [naam persoon A] niet gegeven. Zonder nadere toelichting, die [naam persoon A] niet heeft gegeven, kan niet worden aangenomen dat de coronacrisis tot de opzegging door GSSG heeft geleid. De opzeggingshandeling van GSSG dateert immers van vóór de periode dat de coronacrisis in volle omvang voelbaar was.
4.8.
De conclusie moet zijn dat sprake is van causaal verband tussen de wanprestatie van [naam persoon A] en de opzegging van de overeenkomst. De door Mastermind als gevolg van de wanprestatie van [naam persoon A] geleden schade bestaat dus uit de door Mastermind gederfde winst gedurende de tijd dat de overeenkomst zonder de wanprestatie zou hebben voortgeduurd.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat Mastermind onvoldoende concrete feiten heeft gesteld om te kunnen vaststellen dat haar overeenkomst met Argos zonder die wanprestatie tot 5 maart 2022 zou hebben geduurd. Mastermind stelt dat de opdracht van Argos was verleend voor de ambtsperiode van de ambassadeur en dat daarom ook de overeenkomst tussen Argos en Mastermind voor die volledige ambtsperiode was verstrekt. Tijdens de zitting is komen vast te staan dat deze bepaalde periode niet op papier is gezet. Ook overigens heeft Mastermind niet concreet gesteld uit welke uitlatingen of gedragingen zij gerechtvaardigd heeft afgeleid dat zij voor de volledige ambtsperiode zou zijn ingeschakeld. De enkele omstandigheid dat, zoals Mastermind heeft gesteld, de ambassadeur (althans GSSG) tevreden was met de diensten van Argos en/of Mastermind is daartoe niet voldoende.
4.10.
Dit betekent dat niet kan worden uitgegaan van de door Mastermind gestelde resterende periode van de overeenkomst met Argos. Aan de andere kant is wel aannemelijk dat die overeenkomst zonder het gewraakte handelen van [naam persoon A] niet al in februari 2020 zou zijn opgezegd. Nu de situatie zonder de wanprestatie van [naam persoon A] niet exact kan worden gereconstrueerd, zal de rechtbank de door Mastermind geleden schade schatten (artikel 6:97 BW). De rechtbank zal in het kader van deze schatting aannemen dat de overeenkomst vier maanden langer zou hebben voortgeduurd, dat wil zeggen (afgerond) 120 dagen. Verder gaat de rechtbank uit van een winstmarge voor Mastermind van € 2,50 per uur, nu [naam persoon A] de daartoe strekkende stelling van Mastermind niet heeft betwist. De door Mastermind geleden schade komt dan neer op (120 x 24 x 2,50 =) € 7.200.
4.11.
Op dit bedrag strekt bij wijze van verrekening in mindering hetgeen [naam persoon A] nog tegoed heeft aan vergoeding voor gewerkte uren. Niet ter discussie staat dat het daarbij gaat om een bedrag van € 6.427,48. Per saldo resteert dus een door [naam persoon A] verschuldigd bedrag van € 772,52.
4.12.
Anders dan Mastermind stelt, is [naam persoon A] over dit bedrag niet de wettelijke handelsrente verschuldigd. Het door [naam persoon A] te betalen bedrag betreft immers niet een betalingsverplichting op grond van een overeenkomst, maar een schadevergoeding. Uit de dagvaarding leidt de rechtbank echter af dat Mastermind subsidiair de ‘gewone’ wettelijke rente vordert. Deze is toewijsbaar. De ingangsdatum zal de rechtbank vaststellen op de datum van dagvaarding, nu de schade, anders dan Mastermind kennelijk meent, niet reeds op 11 februari 2020 is geleden en Mastermind onvoldoende aanknopingspunten heeft gegeven om een andere ingangsdatum vast te stellen.
4.13.
Mastermind stelt dat zij buitengerechtelijke incassokosten heeft moeten maken. Zij heeft deze stelling voldoende onderbouwd. Voor de begroting van de door [naam persoon A] te betalen vergoeding moet echter worden aangesloten bij de hoofdsom die toewijsbaar is. Dat resulteert in een vergoeding van € 116.
4.14.
De rechtbank zal Mastermind veroordelen in de proceskosten van [naam persoon A] . Mastermind is de procedure begonnen met een vordering van in totaal bijna € 75.000. Daarvan heeft zij (pas) tijdens de zitting een substantieel deel laten vallen, namelijk het deel dat betrekking had op een vermeende schadeclaim van Argos. Van het resterende deel is slechts een zeer beperkt deel toewijsbaar. Dit alles rechtvaardigt dat Mastermind opdraait voor de kosten van [naam persoon A] , waarbij het liquidatietarief behorend bij de oorspronkelijke vordering moet worden toegepast. De door Mastermind aan [naam persoon A] te vergoeden kosten worden begroot op € 937 voor griffierecht en € 2.228 (tarief IV) voor salaris.
in reconventie
4.15.
De vordering van [naam persoon A] strekt in de eerste plaats tot betaling van zijn facturen voor gewerkte uren. Het betreft hier het in 4.11 genoemde bedrag. Uit de beoordeling in conventie volgt dat deze vordering door middel van verrekening teniet is gegaan. De vordering is dus niet toewijsbaar.
4.16.
Daarnaast vordert [naam persoon A] een bedrag van € 1.529,44 bij wijze van schadevergoeding wegens de plotselinge opzegging door Mastermind van de overeenkomst. Volgens [naam persoon A] had Mastermind een opzegtermijn in acht moeten nemen als zij tot beëindiging van de overeenkomst wilde overgaan. De rechtbank verwerpt dit standpunt. In de gegeven omstandigheden, zoals in de beoordeling in conventie omschreven, kan niet worden gezegd dat Mastermind naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid verplicht was een opzegtermijn in acht te nemen, ook niet als zij – zoals [naam persoon A] meent – onvoldoende gelegenheid aan aan [naam persoon A] heeft gegeven om zijn kant van het verhaal toe te lichten.
4.17.
Nu de vordering van [naam persoon A] niet toewijsbaar is, heeft hij ook geen aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
4.18.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [naam persoon A] worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op € 478 (tarief I, reconventie vloeit voort uit conventie). De wettelijke rente en de nakosten zijn toewijsbaar zoals in het dictum omschreven.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [naam persoon A] tot betaling aan Mastermind van € 772,52, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 22 juli 2020 tot aan de dag van voldoening;
5.2.
veroordeelt [naam persoon A] tot betaling aan Mastermind van € 116;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.5.
veroordeelt Mastermind in de proceskosten van [naam persoon A] , tot op heden begroot op € 3.165;
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af;
5.7.
veroordeelt [naam persoon A] in de proceskosten van Mastermind, tot op vandaag begroot op € 478, vermeerderd met de nakosten van € 163 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam persoon A] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na datum van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
5.8.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021.
1980/2054