ECLI:NL:RBROT:2021:2491

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
C/10/609137 / JE RK 20-3360
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 3 februari 2020 en liep tot 3 februari 2021. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de moeder en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond zijn gehoord. De stiefvader was opgeroepen maar is niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige bedreigingen zijn voor de ontwikkeling van [naam kind]. Er zijn spanningen in de gezinssituatie, wat leidt tot agressief gedrag van [naam kind] richting zijn moeder en stiefvader. Daarnaast zijn er zorgen over zijn drank- en drugsgebruik, en zijn schoolprestaties zijn onvoldoende. Ondanks enkele positieve ontwikkelingen, zoals de inzet van MDFT-therapie en het stoppen met blowen, zijn de ouders nog niet in staat om de ontwikkelingsbedreigingen zelfstandig aan te pakken. Daarom heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot de meerderjarigheid van [naam kind] op [geboortedatum kind] 2022.

De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 5 februari 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/609137 / JE RK 20-3360
datum uitspraak: 19 januari 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2004 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam stiefvader],

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 3 december 2020, ingekomen bij de griffie op 3 december 2020.
Op 19 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam ].
Opgeroepen en niet verschenen is de stiefvader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] woont bij de moeder (en de stiefvader).
Bij beschikking van 3 februari 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld, met ingang van
3 februari 2020 tot 3 februari 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. In de afgelopen periode is MDFT-therapie ingezet. Hierdoor zijn de zorgen in de thuissituatie afgenomen. Desondanks bestaan er nog steeds zorgen over [naam kind], met name over zijn schoolgang. Het is dan ook van belang dat de ondertoezichtstelling wordt voorgezet.

Het standpunt van belanghebbende

De moeder voert ter zitting geen verweer tegen het verzoek van de GI. Zij vertelt dat het – in vergelijking met een jaar geleden toen de ondertoezichtstelling startte – iets beter gaat met [naam kind]. In december 2020 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [naam kind], de moeder en de stiefvader en de hulpverlening. Door dit gesprek begrijpen de moeder en de stiefvader beter wat er in [naam kind] omgaat en waarom hij bepaald gedrag vertoont. Het gedrag van [naam kind] is sindsdien echter onvoldoende verbeterd. Daarbij heeft de moeder nog steeds zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [naam kind]. De zorgen zijn onder andere gelegen in groepsdruk en de vriendenkring van [naam kind]. Ook heeft de moeder zorgen over de schoolgang van [naam kind]. De cijfers van [naam kind] zijn niet goed. Hulpverlening in de vorm van huiswerkbegeleiding is nodig om zijn schoolresultaten te verbeteren. Op dit moment wordt er gezocht naar een andere school voor [naam kind]. Daarnaast is het van belang dat [naam kind] het nut inziet van het behalen van een diploma. Verder is het van belang dat [naam kind] ondersteuning krijgt op sociaal-emotioneel gebied en dat hij leert om zijn woede te beheersen. Tot slot wil de moeder graag begeleiding bij het herstellen van de band tussen haar en [naam kind].De beoordeling

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van spanningen in de gezinssituatie, mede waardoor [naam kind] fysieke en verbale agressie richting de moeder en de stiefvader toont. Daarnaast bestaan er zorgen over het drank- en (soft)drugsgebruik van [naam kind] en is hij in het verleden in contact geweest met de politie. Verder laat [naam kind] zelfbepalend gedrag zien en verloopt zijn schoolgang tot op heden moeizaam. Vanwege slechte schoolresultaten is [naam kind] het afgelopen schooljaar op een nieuwe school gestart, maar ook op deze nieuwe school lukt het [naam kind] onvoldoende om geregeld aanwezig te zijn en om goede cijfers te halen. Er wordt dan ook wederom gekeken naar een andere school voor [naam kind]. Tot slot heeft de inzet van een jongerencoach in het verleden de problematiek niet kunnen doen verminderen.
Er zijn echter prille positieve ontwikkelingen zichtbaar. Door de inzet van MDFT-therapie zijn de zorgen in de thuissituatie bij de moeder afgenomen. Daarnaast geeft [naam kind] aan dat hij is gestopt met blowen en dat hij het naar zijn zin heeft bij zijn bijbaan, alwaar hij zijn energie kwijt kan. Hoewel het verder positief te noemen is dat de moeder en de stiefvader hun medewerking verlenen aan de hulpverlening, zijn zij vooralsnog onvoldoende in staat om de ontwikkelingsbedreiging onder eigen verantwoordelijkheid te doen afwenden. Gelet hierop acht de kinderrechter voortzetting van de betrokkenheid van de jeugdbeschermer van belang om de situatie te monitoren, om de noodzakelijk geachte hulpverlening voort te zetten, de moeder en de stiefvader te ondersteunen en om de belangen van [naam kind] te behartigen. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [naam kind] dan ook verlengen. Omdat [naam kind] op [geboortedatum kind] 2022 achttien jaar zal worden, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen tot deze datum en het overige verzochte afwijzen. In de komende periode is het van belang dat [naam kind] zich inzet om zijn schoolresultaten te verbeteren. Verder moet de band tussen [naam kind] en de moeder worden geïntensiveerd door samen activiteiten te ondernemen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de periode tot aan zijn meerderjarigheid, te weten [geboortedatum kind] 2022, en het overig verzochte afwijzen.

De beslissingDe kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot [geboortedatum kind] 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad
wijst af het meer of anders verzocht.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2021 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.G.L. van der Linden als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.