ECLI:NL:RBROT:2021:2405

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
8621492 CV EXPL 20-22125
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van betalingsverplichting uit overeenkomst van opdracht

In deze zaak vordert eiseres, een onderneming, dat gedaagde, eveneens een onderneming, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 725,12, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht waarbij eiseres werkzaamheden heeft verricht voor gedaagde. Eiseres heeft op 23 augustus 2019 een factuur van € 598,64 gestuurd voor de verrichte werkzaamheden. Gedaagde heeft de vordering betwist en voert aan dat eiseres wanprestatie heeft gepleegd door de werkzaamheden niet met de gevraagde spoedeisendheid uit te voeren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting. Het beroep op wanprestatie door gedaagde werd verworpen, omdat dit niet afdoet aan de betalingsverplichting van gedaagde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten toewijsbaar zijn, aangezien gedaagde geen verweer heeft gevoerd tegen deze vorderingen. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van gedaagde gesteld, omdat zij als de in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. De uitspraak is gedaan op 19 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 8621492 CV EXPL 20-22125
uitspraak: 19 maart 2021

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
gemachtigde: [naam gemachtigde 2] .

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 26 juni 2020, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
de conclusie van repliek ;
de conclusie van dupliek.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten

1.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
1.2
Partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten. Eiseres heeft werkzaamheden verricht in opdracht van en voor rekening van gedaagde. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van eiseres van toepassing.
1.3
Eiseres heeft gedaagde op 23 augustus 2019 een factuur verstuurd ad € 598,64 voor de door haar verrichte werkzaamheden.
2. De vordering, de grondslag en het verweer
2.1
Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 725,12, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 598,64 vanaf 12 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.2
Eiseres legt nakoming van de overeenkomst aan de vordering ten grondslag. Naast een bedrag van € 598,64 aan hoofdsom vordert zij een bedrag van € 36,68 aan rente en een bedrag van € 89,80 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Gedaagde schiet tekort in de nakoming van haar betalingsverplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Door dit verzuim is gedaagde de wettelijke handelsrente verschuldigd geworden. Tevens is eiseres hierdoor genoodzaakt geweest haar vordering uit handen te geven, welke kosten die daarmee gemoeid zijn voor rekening van gedaagde dienen te komen.
2.3
Gedaagde betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. Eiseres heeft wanprestatie gepleegd door niet met de gevraagde spoedeisendheid de verstrekte opdracht uit te voeren. Daarnaast heeft zij nog niet alle executiemaatregelen uitgeput nu er naar haar eigen zeggen mogelijk beslag gelegd kan worden op eventuele pensioengelden.

Beoordeling van het geschil

3.1
Eiseres beroept zich op nakoming door gedaagde van haar betalingsverplichting ter zake van overeengekomen en verrichte werkzaamheden, bestaande uit het betekenen van het vonnis, het leggen van derdenbeslag en een poging tot het leggen van aandelenbeslag. Gedaagde heeft niet betwist dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd. Wel zijn volgens haar de werkzaamheden niet snel genoeg uitgevoerd. Indien de werkzaamheden direct na het verstrekken van de opdracht op 29 mei 2017 waren uitgevoerd, waren de kansen op het innen van de vordering aanzienlijk groter geweest, aldus gedaagde. Eiseres betwist dat zij eerder dan 16 juni 2017 de opdracht heeft verkregen. Wat hier ook van zij, ook al zou de door gedaagde gestelde wanprestatie aan de zijde van eiseres komen vast te staan dan ontslaat dit gedaagde niet van haar eigen nakomingsverbintenis uit hoofde van de overeenkomst van opdracht. Het enkele beroep op wanprestatie doet immers niet af aan haar betalingsverplichting zodat dit verweer niet kan slagen.
3.2
Door eiseres is onbetwist aangevoerd dat de opdracht beëindigd is vanwege het ontbreken van executiemogelijkheden, ook al zou er in de toekomst bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de persoon in kwestie (diegene was op dat moment 60 jaar) mogelijk beslag gelegd kunnen worden op eventuele pensioengelden. Anders dan door gedaagde aangevoerd is het rechtsgevolg van het niet incasseren van de vordering niet dat gedaagde daardoor wordt bevrijd van haar betalingsverplichting. Er is immers, althans dat is niet aangevoerd door gedaagde, geen sprake van een resultaatsverbintenis.
3.3
De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken en op de wet gegrond eveneens worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
3.4
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen nu daartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd en voldoende is gesteld . dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
3.5
Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres bepaald op € 87,99 aan dagvaardingskosten, € 499,- aan vast recht en € 248,- aan salaris voor de gemachtigde
(2 punten).

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen kwijting te betalen € 725,12, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over € 598,64 vanaf 12 juni 2020 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 586,99 aan verschotten en € 248,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745