ECLI:NL:RBROT:2021:2404
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over huurachterstand en geluidsoverlast met betrekking tot een huurovereenkomst
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2021, staat een geschil tussen de stichting Havensteder en een gedaagde centraal. De eiseres, Havensteder, vordert betaling van een huurachterstand van € 7.804,01, vermeerderd met rente en kosten, na beëindiging van de huurovereenkomst per 20 april 2020. De gedaagde heeft de huurbetalingen opgeschort vanwege geluidsoverlast van buren en heeft een beroep gedaan op huurprijsverlaging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in gebreke is gebleven met de huurbetalingen, maar dat de opschorting van de huur niet gerechtvaardigd was, gezien de beëindiging van de huurovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat de geluidsoverlast, veroorzaakt door derden, niet als een gebrek in de zin van het huurrecht kan worden aangemerkt. Havensteder heeft adequaat gereageerd op de klachten van de gedaagde en heeft geen tekortkomingen in haar verplichtingen aangetoond. De vorderingen van de gedaagde in reconventie worden afgewezen, terwijl de vordering van Havensteder in conventie wordt toegewezen. De rechtbank wijst de gedaagde in de proceskosten.