ECLI:NL:RBROT:2021:2391

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
C/10/601103 HA ZA 20-726
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van nalatenschap tussen erfgenamen met betrekking tot testamenten en codicil

In deze zaak betreft het de verdeling van de nalatenschap van de overleden ouders van de partijen, waarbij de rechtbank Rotterdam op 17 maart 2021 uitspraak deed. De ouders, vader en moeder, zijn overleden in respectievelijk 2016 en 2019. De moeder had in haar testament de vader als enig erfgenaam benoemd, met een tweetrapsmaking voor de kinderen. De vader had ook testamenten opgesteld waarin de kinderen als erfgenamen zijn benoemd. De kinderen, [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde], hebben de nalatenschappen beneficiair aanvaard en zijn in geschil over de verdeling van de inboedel en de kosten van de nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 29 maart 2019 overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de roerende zaken, zoals verwoord in een e-mail van de notaris. De rechtbank oordeelt dat de inboedel aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2] toekomt, met gesloten beurzen, en dat de auto aan [naam eiser 2] toekomt, waarbij de waarde van de auto verrekend moet worden met haar erfdeel. De rechtbank wijst de vorderingen van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] tot het afleggen van rekening en verantwoording door [naam gedaagde] af, evenals de vorderingen in reconventie. De rechtbank veroordeelt [naam gedaagde] om zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de verdeling van de nalatenschappen, op straffe van een dwangsom. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

team haven en handel
zaaknummer: C/10/601103 HA ZA 20-726

vonnis van 17 maart 2021

in de zaak van:

1. [naam eiser 1],

wonende te [woonplaats eiser 1],

2. [naam eiser 2],

wonende te [woonplaats eiser 2],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat: mr. A.C. de Bakker,
tegen:

[naam gedaagde],

wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. J.G. Schnoor.
Partijen worden hierna aangeduid als [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde].

Verloop van de procedure

De rechtbank wijst vonnis op de volgende processtukken:
de dagvaarding van 17 juli 2020, met producties;
de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in
reconventie, met producties;
3. de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
4. de brief van de zijde van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] van 19 januari 2021, met één productie;
5. de aantekening van de griffier dat de zitting heeft plaatsgevonden via een digitale
verbinding met het programma Skype voor Bedrijven op 22 januari 2021.

Omschrijving van het geschil

De feiten in conventie en reconventie
1. Op 22 oktober 2016 is te Rotterdam overleden [naam moeder], geboren te [geboorteplaats moeder] op [geboortedatum moeder] en laatstelijk gewoond hebbende aan de [adres moeder] (hierna: moeder).
2. Op 26 januari 2019 is te Goeree-Overflakkee overleden [naam vader], geboren te [geboorteplaats vader] op [geboortedatum vader] en laatstelijk gewoond hebbende aan de [adres vader] (hierna: vader).
3. Vader en moeder waren met elkaar gehuwd en uit hun huwelijk zijn [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde] geboren.
4. Moeder heeft bij testament van 17 april 2012 en bij aanvullend testament van 15 april 2016 beschikt over haar nalatenschap. Zij heeft daarbij vader tot enig erfgenaam benoemd en een tweetrapsmaking opgenomen, waarbij vader tot bezwaarde en [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde] tot verwachters zijn benoemd.
5. Vader heeft bij testament van 17 april 2012 en bij aanvullend testament van 15 april 2016 beschikt over zijn nalatenschap. Op grond daarvan zijn [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde] ieder voor 1/3 deel erfgenaam.
6. Vader heeft op 1 maart 2016 een codicil opgesteld (hierna: het codicil), waarbij aangewezen inboedelgoederen zijn toebedeeld aan [naam gedaagde] en de rest van de inboedel aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2].
7. [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde] hebben op 15 mei 2019 de nalatenschappen van vader en moeder beneficiair aanvaard.
8. [naam eiser 1] is benoemd tot executeur. Die benoeming heeft hij aanvaard. Bij beschikking van de kantonrechter van 17 juli 2019 is [naam eiser 1] op eigen verzoek ontslagen als executeur.
9. Op 29 maart 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van notaris [naam notaris] (hierna: de notaris), waarbij [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde] aanwezig waren. Naar aanleiding daarvan heeft de notaris in een e-mail van 2 april 2019 het volgende aan partijen bericht:
‘Afgelopen vrijdag hebben wij een uitgebreid gesprek gehad omtrent de afhandeling van de
nalatenschap van uw vader met daarin tevens een stuk van de afhandeling van de nalatenschap van uw moeder.
(…)
Er zijn tussen u diverse afspraken gemaakt, die ik hieronder in willekeurige volgorde op zal sommen.
(…)

2. Ten aanzien van de inboedel is besproken dat het codicil van vader niet geheel correct was.

Immers, de rest van de boedel is juridisch te vaag en niet geldig. Afgesproken is dat de rest van de zaken die aan [naam gedaagde] zijn gelegateerd aan hem worden afgegeven. Hij stelt geen prijs op de lamp en accepteert dat deel van het legaat dus niet. Daarnaast is verder tussen u
allen afgesproken dat het vaasje op de slaapkamer met een M eronderop naar [naam 1] gaat, het schilderij afkomstig van [naam 2] en [naam 3] naar [naam 4] gaat en dat [naam gedaagde] de makita gereedschapskist inclusief inhoud verkrijgt. De rest van de inboedel gaat naar [naam eiser 1] en [naam eiser 2], met gesloten beurzen dat wil zeggen dat er geen verrekening tussen u allen plaats zal vinden. Tevens verwachten jullie niet van de executeur dat er een lijst met inboedel gemaakt wordt, al dan niet met een taxatierapport. Dit om kosten te besparen.
De fiets gaat naar [naam eiser 1], met gesloten beurs.
De auto gaat naar [naam eiser 2]. [naam eiser 1] zal via de ANWB een waardebepaling (inclusief een keuringsrapport) laten maken en dan zal de toedeling van de auto aan [naam eiser 2] uiteindelijk worden verrekend met haar erfenis.
(…)
Graag verneem ik van u of dit een correcte weergave is geweest van ons gesprek en zie de
verklaringen e.d. graag tegemoet.’
10. Bij e-mail van 2 juli 2019 heeft de notaris het volgende aan partijen bericht:
‘(…)
In het gesprek van 29 maart is met u allen afgesproken dat er geen formele beschrijving van de
inboedel zou komen met een taxatie, om kosten te besparen. Alles zou met “gesloten beurzen”
gebeuren.
(…)’
11. Op 29 december 2019 heeft [naam gedaagde] het volgende aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2] geschreven:
‘Ik heb inderdaad bij de notaris op 29 maart 2019 bepaalde uitspraken gedaan over
de verdeling van de inboedel. Door mijn lichamelijke ongemakken in die periode was ik toen echter niet in staat om helder te denken.’
De vordering in conventie
12. [naam eiser 1] en [naam eiser 2] vorderen in conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de (wijze van) verdeling van de nalatenschappen van vader en moeder vast te stellen / te gelasten overeenkomstig is voorgesteld onder randnummer 24 van de dagvaarding, althans op zodanige wijze als uw rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
[naam gedaagde] te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de bij vonnis vast te stellen / te gelasten (wijze van) verdeling van de nalatenschappen van vader en moeder, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat [naam gedaagde] daarmee in gebreke blijft;
[naam gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
13. [naam eiser 1] en [naam eiser 2] stellen daartoe – samengevat – het volgende.
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] vorderen op grond van artikel 3:185 BW dat de (wijze van) verdeling van de nalatenschap(pen) als volgt wordt vastgesteld:
- dat uit het depot voldaan dienen te worden de navolgende bedragen:
i. een bedrag van € 2.998,50 aan executeursloon aan [naam eiser 1];
ii. een bedrag van € 3.171,48 aan [naam eiser 1] wegens voorgeschoten kosten;
iii. een bedrag van € 1.600,03 aan [naam eiser 2] wegens voorgeschoten;
iv. de aan de notaris nog verschuldigde kosten;
- dat vervolgens aan ieder van partijen 1/3e deel toekomt van het restant
depotbedrag;
- dat de rekeningen bij de ING-bank opgeheven dienen te worden, waarbij
aan ieder van partijen 1/3e deel van de restantsaldi wordt uitgekeerd.
Tijdens het gesprek bij de notaris op 29 maart 2019 zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de roerende zaken. [naam gedaagde] wil daarop terugkomen, maar dat staat hem niet vrij.
Op 30 mei 2020 heeft de notaris een ‘akte afwikkeling nalatenschappen’ aan partijen voorgelegd, met als bijlage een financieel overzicht, teneinde tot verdeling van de nalatenschappen te komen. Op dat moment bedroeg het saldo op de derdengeldrekening van de notaris € 549.345,18. Ondanks herhaald verzoek heeft [naam gedaagde] niet ingestemd met de voorgestelde verdeling.
Het verweer in conventie
14. [naam gedaagde] heeft – samengevat – als verweer het volgende aangevoerd.
Tijdens de bespreking op 29 maart 2019 is geen overeenstemming bereikt over de verdeling van de roerende zaken. [naam gedaagde] beschikte op dat moment niet over alle relevante informatie. De omvang van de nalatenschappen staat nog altijd niet vast.
[naam gedaagde] heeft de geldigheid van het codicil betwist, omdat de omschrijving ‘de rest van de inboedel’ te vaag is. De inboedel is vervolgens ten onrechte buiten de verdeling van de nalatenschappen gehouden.
Partijen hebben nog geen overeenstemming bereikt over de waarde van de auto.
[naam gedaagde] kan zich niet verenigen met het bij de concept akte afwikkeling nalatenschappen gevoegde financieel overzicht van de notaris. Hij betwist de kosten van de notaris. Daarnaast betwist hij dat [naam eiser 1] aanspraak kan maken op executeursloon, omdat hij zijn taak niet naar behoren heeft uitgevoerd. De door [naam eiser 1] en [naam eiser 2] opgevoerde ‘voorgeschoten kosten’ worden ook betwist, bij gebreke van een onderbouwing daarvan.
De vordering in reconventie
15. [naam eiser 3] vordert in reconventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[naam verweerder 1] en [naam verweerder 2] te veroordelen om binnen veertien dagen na het betekenen van het in deze
te wijzen vonnis rekening en verantwoording af te leggen over het door hen gevoerde beheer over het vermogen van de ouders van partijen over de periode april 2015 tot
26 januari 2019;
[naam verweerder 1] en [naam verweerder 2] te veroordelen om hetgeen niet ten goede is gekomen van de ouders
van partijen terug te betalen aan de nalatenschap c.q. nalatenschappen;
[naam verweerder 1] te veroordelen tot het afleggen van rekening en verantwoording over het door hem
gevoerde beheer over de nalatenschap van zijn vader van 26 januari 2019 tot heden dan wel tot aan het einde van zijn executeur schap;
[naam verweerder 1] en [naam verweerder 2] te veroordelen binnen veertien dagen na het betekenen van het in deze
te wijzen vonnis een boedelbeschrijving op te stellen voorzien van de navolgende
informatie en/of inlichtingen aan [naam eiser 3] te verstrekken, voorzien van verificatoire
bescheiden:
- een overzicht van de inboedelgoederen van de woning [adres]
op het moment van overlijden en een verantwoording van wat er
met die inboedelgoederen is gebeurd;
- een overzicht van de lijfsieraden van erflaters en een verantwoording van wat
er met die lijfsieraden is gebeurd.
zulks, te weten het onder 1 tot en met IV genoemde, op straffe van een dwangsom
ten bedrage van € 1000,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, althans een
bedrag dat uw rechtbank redelijk en passend acht, dat [naam verweerder 1] en [naam verweerder 2] in gebreke blijven aan deze verplichtingen te voldoen;
de wijze van de verdeling van de opengevallen nalatenschappen vast te stellen,
althans de verdeling vast te stellen, nadat [naam verweerder 1] en [naam verweerder 2] nadere informatie hebben
verstrekt en er duidelijkheid is over de juiste samenstelling van de nalatenschappen
de waarde van de vermogensbestanddelen, waarbij [naam eiser 3] zich uitdrukkelijk het recht
voorbehoudt om zijn stellingen hieromtrent aan te vullen;
[naam verweerder 1] en [naam verweerder 2] te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
16. [naam eiser 3] stelt daartoe – samengevat – het volgende.
Op 15 april 2016 hebben beide ouders een levenstestament opgesteld en daarbij een algemene volmacht verleend aan zowel [naam verweerder 1] als [naam verweerder 2]. Zij hebben daarvan ook gebruik gemaakt gelet op de sinds 2015 verslechterende gezondheidstoestand van zowel vader als moeder. [naam verweerder 2] fungeerde vooral als mantelzorger en [naam verweerder 1] regelde de financiële zaken. [naam verweerder 1] en [naam verweerder 2] dienen dan ook rekening en verantwoording af te leggen over de periode van 15 april 2016 tot de datum van overlijden van vader op 26 januari 2019. Volgens [naam eiser 3] is in deze periode een bedrag van in totaal ruim € 72.000,-- niet ten goede gekomen aan vader en moeder en moet dat bedrag door [naam verweerder 1] en [naam verweerder 2] worden terugbetaald aan de nalatenschappen.
[naam verweerder 1] dient voorts rekening en verantwoording af te leggen over de periode dat hij als executeur het beheer heeft gevoerd over de nalatenschap van vader.
Voorts meent [naam eiser 3] dat [naam verweerder 1] nog een boedelbeschrijving dient op te stellen. Hij is daartoe als executeur wettelijk verplicht. [naam eiser 3] betwist dat hij tijdens de bespreking bij de notaris op 29 maart 2019 afstand heeft gedaan van zijn recht om een boedelbeschrijving te vragen.
Het verweer in reconventie
17. [naam verweerder 1] en [naam verweerder 2] hebben verweer gevoerd. Daarop wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

De beoordeling in conventie en reconventie

18. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, worden deze hierna gezamenlijk besproken.
19. Partijen twisten er niet over dat [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde] ieder voor 1/3e deel gerechtigd zijn in de nalatenschappen van vader en moeder, zodat dat vast staat. Zij twisten evenwel over de verdeling van de roerende zaken en over diverse kosten van de nalatenschap.
20. Ten aanzien van de verdeling van de roerende zaken wordt als volgt overwogen.
De notaris heeft in zijn e-mail van 2 april 2019 verwoord wat partijen volgens hem tijdens de bespreking op 29 maart 2019 hebben besproken en afgesproken. [naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben bevestigd dat die afspraken correct zijn weergegeven. [naam gedaagde] heeft dat niet gedaan, maar daaruit kan niet
– zoals hij aanvoert – worden afgeleid dat die afspraken niet zijn gemaakt of dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt. Het had op de weg van [naam gedaagde] gelegen om naar aanleiding van de e-mail van de notaris van 2 april 2019 te protesteren indien de door de notaris verwoorde afspraken niet zouden zijn gemaakt of niet juist zouden zijn verwoord. Dat heeft [naam gedaagde] echter niet gedaan. Ook naar aanleiding van de e-mail van de notaris van 2 juli 2019 heeft [naam gedaagde] niet betwist dat de daarin verwoorde afspraak is gemaakt. Uit de stukken volgt dat [naam gedaagde] zich pas op
29 december 2019 voor het eerst op het standpunt heeft gesteld dat hij het niet eens was met de door de notaris in zijn e-mail van 2 april 2019 verwoorde afspraken. Op dat moment stelde [naam gedaagde] nog dat hij weliswaar uitspraken heeft gedaan over de verdeling, maar dat hij toen niet helder kon denken. Pas in deze procedure heeft [naam gedaagde] het standpunt ingenomen dat tijdens de bespreking op 29 maart 2019 in het geheel geen afspraken zijn gemaakt c.q. geen overeenstemming is bereikt over de verdeling.
Gelet op de verstreken tijd sinds de bespreking op 29 maart 2019 en de vastlegging van de daarbij gemaakte afspraken, waarbij [naam gedaagde] gedurende negen maanden daartegen niet heeft geprotesteerd, kan [naam gedaagde] zich thans niet op het standpunt stellen dat geen overeenstemming is bereikt. Zoals hiervoor overwogen had het op zijn weg gelegen om direct of kort na de e-mail van 2 april 2019 van zich te laten horen. Dat heeft hij niet gedaan.
Voorts geldt dat aan hetgeen de notaris heeft vermeld in zijn e-mails van 2 april 2019 en 2 juli 2019 over de volgens hem door partijen gemaakte afspraken, groot belang wordt gehecht, gelet op de onafhankelijke positie die de (boedel)notaris in deze inneemt. [naam gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat de notaris niet onafhankelijk heeft geopereerd, maar dat is niet gebleken en door [naam gedaagde] ook overigens niet onderbouwd, zodat die stelling wordt gepasseerd.
21. Gelet op het voorgaande wordt vastgesteld dat partijen op 29 maart 2019 overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de roerende zaken op de wijze zoals is verwoord in de e-mail van de notaris van 2 april 2019. Daarmee staat vast dat de in de e-mail concreet vermelde zaken aan [naam gedaagde] toekwamen, waarbij hij niet heeft betwist dat hij die zaken heeft ontvangen, en dat voor het overige de inboedel aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2] toekwam, met gesloten beurzen en dus zonder verrekening. De fiets kwam aan [naam eiser 1] toe, met gesloten beurzen. Slechts voor wat betreft de auto zijn andersluidende afspraken gemaakt, in die zin dat deze aan [naam eiser 2] toekwam en dat de waarde van de auto moest worden verrekend met haar erfdeel. [naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben verklaard bereid te zijn de waarde van de auto op € 900,-- te stellen. Omdat [naam gedaagde] deze waarde niet heeft weersproken, wordt daarvan uitgegaan.
22. Ten aanzien van de kosten wordt het volgende overwogen.
Kosten notaris
[naam gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de kosten van de notaris, omdat daarover volgens hem geen duidelijkheid bestaat. [naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben daartegenover aangevoerd dat [naam eiser 1] al in zijn 1e verslag op 6 april 2017 het uurtarief van de notaris heeft genoemd. Volgens [naam eiser 1] en [naam eiser 2] heeft de notaris voorts bij e-mail van 30 mei 2020 duidelijkheid gegeven over zijn kosten. [naam gedaagde] heeft dat niet betwist, zodat aan zijn bezwaar op dit punt voorbij wordt gegaan. Vastgesteld wordt dat de notaris recht heeft op betaling van de door hem gemaakte kosten uit het saldo van de nalatenschappen.
Executeursloon
[naam gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam eiser 1] zijn taak als executeur niet goed heeft vervuld, onder andere omdat hij geen boedelbeschrijving heeft opgesteld. Volgens [naam gedaagde] heeft [naam eiser 1] daarom geen recht op loon. [naam eiser 1] heeft betwist dat hij de boedelbeschrijving diende op te maken, althans dat alleen hij daartoe gehouden was. [naam gedaagde] heeft zijn stelling op dit punt vervolgens niet nader onderbouwd. Daarbij komt dat de notaris – zoals [naam eiser 1] en [naam eiser 2] terecht stellen – reeds een boedelbeschrijving heeft opgemaakt, zoals overgelegd als productie 7 bij dagvaarding. Voor wat betreft een beschrijving van de roerende zaken geldt dat partijen op 29 maart 2019 hebben afgesproken dat een beschrijving daarvan achterwege kon blijven. [naam gedaagde] kan zich thans dan ook niet op het standpunt stellen dat [naam eiser 1] de boedelbeschrijving ten onrechte niet heeft opgemaakt. Verder blijkt uit de door [naam eiser 1] en [naam eiser 2] overgelegde e-mailberichten (productie 3 bij dagvaarding) dat [naam eiser 1] uitgebreid verslag heeft gedaan van zijn werkzaamheden. Hij heeft ook onderbouwd waaruit zijn werkzaamheden bestonden en [naam gedaagde] heeft dat niet betwist. Vastgesteld wordt dan ook dat [naam eiser 1] recht heeft op executeursloon zoals vermeld in het (aanvullend) testament van vader. De hoogte van het loon is met de bijlage bij productie 7 van de dagvaarding onderbouwd en door [naam gedaagde] inhoudelijk ook niet weersproken, zodat het bedrag aan executeursloon dat aan [naam eiser 1] toekomt wordt vastgesteld op € 2.998,50.
Kosten [naam eiser 1] en [naam eiser 2]
[naam gedaagde] heeft de door [naam eiser 1] en [naam eiser 2] opgevoerde bedragen aan voorgeschoten kosten van respectievelijk € 3.171,48 en € 1.600,03 betwist bij gebreke van een onderbouwing daarvan. [naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben vervolgens als productie 11 bij conclusie van antwoord in reconventie specificaties van die kosten overgelegd. Daarop heeft [naam gedaagde] slechts aangevoerd dat volgens hem deze kosten niet nodig waren. Daarmee heeft hij de kosten onvoldoende gemotiveerd betwist. De kosten komen de rechter ook niet onredelijk voor, zodat wordt vastgesteld dat een bedrag van € 3.171,48 aan [naam eiser 1] toekomt. Aan [naam eiser 2] komt in beginsel een bedrag van € 1.600,03 toe, echter onder aftrek van een bedrag van € 900,-- met betrekking tot de waarde van de auto, zodat per saldo aan [naam eiser 2] nog een bedrag van € 700,03 toekomt.
23. [naam gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam eiser 1] en [naam eiser 2] rekening en verantwoording moeten afleggen over de periode april 2015 tot de overlijdensdatum van vader, op grond van de levenstestamenten van vader en moeder van 15 april 2016, waarbij zij een algemene volmacht hebben verleend aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2]. [naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben zich evenwel op het standpunt gesteld dat zij nooit beheer hebben gevoerd op grond van de levenstestamenten, omdat vader en moeder tot hun overlijden in staat waren hun zaken zelf te regelen en dat ook hebben gedaan. [naam gedaagde] heeft daar niets meer tegenin gebracht, terwijl dat gelet op de onderbouwde stellingen van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] wel op zijn weg had gelegen. Het wordt er dan ook voor gehouden dat [naam eiser 1] en [naam eiser 2] geen beheer hebben gevoerd, zodat zij ook geen rekening en verantwoording hoeven af te leggen. Bovendien geldt dat als er al rekening en verantwoording moest worden afgelegd door [naam eiser 1] en [naam eiser 2], zij dat moesten doen aan vader en niet aan [naam gedaagde]. Van terugbetaling van enig bedrag aan de boedel kan dan ook geen sprake zijn.
24. [naam gedaagde] heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat [naam eiser 1] rekening en verantwoording moet afleggen over de periode vanaf het overlijden van vader tot heden dan wel tot het einde van zijn executeur schap. [naam eiser 1] heeft betwist dat hij daartoe is gehouden. [naam gedaagde] heeft vervolgens niet onderbouwd op grond waarvan [naam eiser 1] rekening en verantwoording zou moeten afleggen. [naam eiser 1] heeft onweersproken gesteld dat [naam gedaagde] ook beschikte over de bankafschriften, zodat hij op de hoogte is of kon zijn van alle in- en uitgaande bedragen vanaf datum overlijden van vader. Bovendien geldt dat door de beneficiaire aanvaarding alle erfgenamen vereffenaar zijn, zodat niet valt in te zien dat [naam eiser 1] rekening en verantwoording moet afleggen (aan [naam gedaagde]).
25. De vorderingen tot het afleggen van rekening en verantwoording voor en na overlijden van vader (en moeder) zullen dan ook worden afgewezen. Gelet op hetgeen hiervoor onder ‘executeursloon’ is overwogen wordt de vordering tot het opstellen van een boedelbeschrijving eveneens afgewezen. De overige vorderingen in reconventie worden eveneens afgewezen.
26. Thans kan dan ook worden overgegaan tot vaststelling van de (wijze van) verdeling van de nalatenschappen als volgt.
  • Aan [naam eiser 1] komt toe een bedrag van € 2.998,50 aan executeursloon;
  • Aan [naam eiser 1] komt toe een bedrag van € 3.171,48 aan voorgeschoten kosten;
  • Aan [naam eiser 2] komt toe een bedrag van € 700,03 aan voorgeschoten kosten van € 1.600,03 minus de waarde van de auto van € 900,00;
  • De notaris wordt betaald voor zijn werkzaamheden aan de hand van een door hem verstrekte of te verstrekken specificatie.
Na voldoening van alle voornoemde bedragen komt aan [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde] ieder 1/3 deel van het saldo van de nalatenschappen toe. Dat betekent dat het resterende saldo in depot zodanig kan worden verdeeld alsmede de saldi op de bankrekeningen van de ING.
27. [naam gedaagde] zal worden veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van voormelde (wijze van) verdeling van de nalatenschappen van vader en moeder, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat [naam gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,--;
28. Gelet op de familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:

In conventie:
stelt vast dat:
  • aan [naam eiser 1] toekomt een bedrag van € 2.998,50 aan executeursloon;
  • aan [naam eiser 1] toekomt een bedrag van € 3.171,48 aan voorgeschoten kosten;
  • aan [naam eiser 2] toekomt toe een bedrag van € 700,03 aan voorgeschoten kosten zijnde
€ 1.600,03 minus de waarde van de auto van € 900,00;
- de notaris wordt betaald voor zijn werkzaamheden aan de hand van een door hem verstrekte of te verstrekken specificatie;
stelt voorts vast dat na voldoening van voormelde bedragen:
  • het restant van het saldo van de nalatenschappen althans van het depot aan [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde] toekomt, ieder voor 1/3e deel;
  • de rekeningen hij de ING-bank opgeheven dienen te worden, waarbij aan [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde] ieder 1/3e deel van de restantsaldi wordt uitgekeerd.
veroordeelt [naam gedaagde] zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van voormelde (wijze van) verdeling van de nalatenschappen van vader en moeder, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat [naam gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van
€ 50.000,--;
In reconventie:
wijst de vorderingen af;
In conventie en reconventie voorts:
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
773