In deze strafzaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een vijftienjarig meisje. De verdachte heeft bekend dat hij seks heeft gehad met het slachtoffer door haar te penetreren. De rechtbank heeft in haar overwegingen de lange tijd die sinds het gepleegde feit is verstreken (meer dan vier jaar) meegewogen in strafverminderende zin. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, samen met een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren, meer passend was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, maar sprak hem vrij van het medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking met anderen.
De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in aanmerking genomen. Het slachtoffer was kwetsbaar en de verdachte heeft misbruik gemaakt van deze kwetsbaarheid. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder zedendelict, maar besloot dat dit niet in strafverhogende zin meegewogen kon worden gezien de tijd die verstreken was. De opgelegde straffen zijn bedoeld om recht te doen aan de ernst van het gepleegde feit, terwijl ook de mogelijkheid van rehabilitatie van de verdachte in overweging is genomen. De rechtbank heeft de verdachte onder voorwaarden veroordeeld, waarbij de proeftijd op twee jaar is gesteld.