ECLI:NL:RBROT:2021:2387

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
10/652040-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens ontucht met minderjarige

In deze strafzaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een vijftienjarig meisje. De verdachte heeft bekend dat hij seks heeft gehad met het slachtoffer door haar te penetreren. De rechtbank heeft in haar overwegingen de lange tijd die sinds het gepleegde feit is verstreken (meer dan vier jaar) meegewogen in strafverminderende zin. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, samen met een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren, meer passend was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, maar sprak hem vrij van het medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking met anderen.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in aanmerking genomen. Het slachtoffer was kwetsbaar en de verdachte heeft misbruik gemaakt van deze kwetsbaarheid. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder zedendelict, maar besloot dat dit niet in strafverhogende zin meegewogen kon worden gezien de tijd die verstreken was. De opgelegde straffen zijn bedoeld om recht te doen aan de ernst van het gepleegde feit, terwijl ook de mogelijkheid van rehabilitatie van de verdachte in overweging is genomen. De rechtbank heeft de verdachte onder voorwaarden veroordeeld, waarbij de proeftijd op twee jaar is gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/652040-18
Datum uitspraak: 2 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. R.I. van Haneghem, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. R.H.I. van Dongen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard met dien verstande dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen acht. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen ten aanzien van het feit te bewijzen. De verdachte moet hiervan partieel worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op een tijdstip in de periode van 29 oktober 2016 tot en met 03 november 2016 te Rotterdam met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] gebracht en gehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft seks gehad met een vijftienjarig meisje door haar te penetreren. Dit gebeurde in een vies huis, waar jongens in- en uitliepen en naast de verdachte meerdere jongens seks met het meisje hebben gehad. De verdachte heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het minderjarige slachtoffer, dat hij (ook tegen haarzelf) had moeten beschermen. Daarnaast heeft de verdachte door zijn handelen de kwetsbare positie van het slachtoffer uitgebuit uitsluitend ter bevrediging van zijn eigen lusten. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in 2013 ook is veroordeeld voor een zedendelict. Gezien de inmiddels verstreken tijd zal de rechtbank dat niet in straf verhogende zin meewegen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank overweegt dat de ernst van het gepleegde feit in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank weegt de lange tijd die sinds het gepleegde feit is verstreken (meer dan vier jaar) in straf verminderende zin mee. Tevens is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Gelet hierop acht de rechtbank – anders dan de officier van justitie – oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer passend. In plaats daarvan zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Daarnaast wordt de maximale taakstraf opgelegd, zodat recht wordt gedaan aan de ernst van het gepleegde feit.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. Gelet op de ernst van het gepleegde feit ziet de rechtbank hier geen aanleiding voor.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
236 (tweehonderdzesendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
118 (honderdachttien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijsens, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 oktober 2016 tot en met 03 november 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders meermalen, althans eenmaal zijn/hun penis(sen) in de vagina en/of de mond van die [naam slachtoffer] gebracht en/of gehouden.