In deze strafzaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een vijftienjarig meisje. De verdachte heeft meermalen seks gehad met het slachtoffer door haar te penetreren. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, evenals een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren, met aftrek van het voorarrest. De lange tijd die sinds het gepleegde feit is verstreken, meer dan vier jaar, is in strafverminderende zin meegewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting op 16 februari 2021. De officier van justitie, mr. R.H.I. van Dongen, had vrijspraak gevorderd voor het tweede ten laste gelegde feit en bewezenverklaring voor het eerste feit, met een gevangenisstraf van negen maanden. De rechtbank heeft het tweede feit niet bewezen verklaard en de verdachte daarvan vrijgesproken. Het eerste feit, dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige, is bewezen verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte het slachtoffer heeft uitgebuit en inbreuk heeft gemaakt op haar integriteit.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerder strafblad voor soortgelijke feiten en er was geen noodzaak voor verplicht reclasseringscontact. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgelegde straffen passend zijn, gezien de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden van de verdachte.