ECLI:NL:RBROT:2021:2372

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
10/690179-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met meerdere slachtoffers en vernieling van goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte is betrokken geweest bij twee incidenten van geweldpleging, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een auto en een persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 april 2018 in Ridderkerk openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een auto met inzittenden, waarbij hij en zijn mededaders met honkbalknuppels op de auto hebben geslagen en ruiten hebben ingeslagen. Daarnaast heeft de verdachte op 29 december 2018 in Rotterdam, op het Stadhuisplein, openlijk geweld gepleegd tegen een slachtoffer door deze meermalen te slaan. De rechtbank heeft de verdachte voor deze feiten veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de verdachte ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die aan de benadeelde partijen is toegebracht, en heeft de vorderingen van enkele benadeelde partijen toegewezen, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen omdat de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690179-18
Datum uitspraak: 2 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsvrouw mr. N. Roos, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. R.H.I. van Dongen, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, met aftrek van voorarrest, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering(incident scooter, feit 1)
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De officier van justitie en de verdediging hebben ook dat standpunt ingenomen. Daarom zal de verdachte daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering(incident auto, feit 2)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Meerdere personen hebben de verdachte herkend als één van de daders. Daarentegen kan niet worden vastgesteld dat het door de verdachte gepleegde geweld lichamelijk letsel bij aangeefster [naam aangeefster] tot gevolg heeft gehad. De verdachte dient hiervan partieel te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Nu de getuige [naam getuige] bij de rechter-commissaris heeft verklaard de verdachte niet te kennen en ook niet te hebben herkend, is de aangeefster [naam aangeefster] de enige persoon die de verdachte heeft herkend. Echter, de omstandigheden - te weten dat het avond en dus donker was, het regende en de aangeefster zag de verdachte eerst voor iemand anders aan-, doen ernstig afbreuk aan de geloofwaardigheid van deze verklaring.
4.2.3.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte in de avond van 4 april 2018, met anderen, aanwezig was bij [naam winkel] aan de Ridderhof te Ridderkerk.
De politie trof die avond een Seat Leon aan met vernielde ruiten en een grote deuk. Drie inzittenden van deze auto en iemand die daarachteraan reed hebben verklaard dat drie of vier personen de auto met knuppels aanvielen. De aangeefster [naam aangeefster] en de getuige [naam getuige] hebben die avond en/of de volgende dag aan de politie verklaard dat zij de verdachte kenden en herkenden als één van de daders. De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar omdat die kort na het incident zijn afgelegd en elkaar in de kern ondersteunen. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat deze verklaringen op elkaar zijn afgestemd. [naam getuige] heeft ruim een jaar later weliswaar bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niemand heeft herkend en dat hij de verdachte niet kent, maar hij heeft toen ook verklaard dat hij tegenover de politie de waarheid heeft verklaard. De rechtbank gebruikt de direct na het incident afgelegde verklaringen dan ook voor het bewijs.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen de auto en de inzittenden. Het dossier bevat geen bewijs dat het de verdachte was die de ruit aan de passagierskant heeft ingeslagen en dus ook niet dat het door hem gepleegde geweld lichamelijk letsel voor [naam aangeefster] ten gevolge heeft gehad. De verdachte zal daarom van deze strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering(incident Stadhuisplein, feit 3 primair)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 primair ten laste gelegde feit. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere personen. Ook is geen sprake van een vooropgezet plan.
4.3.2.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij op 29 december 2018 op het Stadhuisplein te Rotterdam het slachtoffer [naam slachtoffer 1] heeft geslagen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte toen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer [naam slachtoffer 1] en de aangever [naam aangever].
De politie heeft de camerabeelden van het incident uitgekeken. Daarbij is waargenomen dat het slachtoffer [naam slachtoffer 1] en een andere persoon slaande bewegingen maken in de richting van elkaars lichaam. De verdachte en twee andere personen lopen achter het slachtoffer aan en maken slaande en schoppende bewegingen in de richting van het lichaam van het slachtoffer. Het slachtoffer komt ten val waarna de verdachte en de twee andere personen weer slaande en schoppende bewegingen in de richting van het lichaam van het slachtoffer maken.
Gelet op de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat de handelingen die jegens het slachtoffer [naam slachtoffer 1] zijn verricht, kunnen worden gezien als een aaneengesloten samenstel van handelingen die in één en dezelfde vechtpartij zijn verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de anderen die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Dat niet is gebleken dat zij vooraf een plan hadden gemaakt of met elkaar hierover hebben gesproken, doet hier niet aan af.
Het voorgaande levert naar het oordeel van de rechtbank de conclusie op dat de verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer [naam slachtoffer 1].
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de openlijke geweldpleging jegens de aangever [naam aangever] nu niet is gebleken dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan dit geweld.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 04 april 2018 te Ridderkerk, op de openbare weg, Ridderhof, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] en de auto (Seat Leon) waarin genoemde personen zich bevonden, welk geweld bestond uit het
- ( meermalen) met honkbalknuppels (dreigend) op genoemde auto met daarin die personen afrennen of –lopen en
- met die knuppels slaan op en tegen die auto met daarin genoemde personen en
- op de motorkap van die auto springen en
- met die knuppels inslaan van meer ruiten van die auto met daarin genoemde personen
terwijl hij, verdachte, opzettelijk die auto en één of meer ruiten van die auto heeft vernield;
3. (primair)
hij op 29 december 2018 te Rotterdam openlijk, te weten op het
Stadhuisplein en op een voor het publiek
toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] door die
[naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (telkens) tegen het gezicht, althans het hoofd of het
lichaam te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl de schuldige opzettelijk goederen vernielt;

3..(primair) Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, te weten op 4 april 2018 en 29 december 2018. Op 4 april 2018 heeft de verdachte deelgenomen aan een openlijke geweldpleging tegen een auto waarin vier personen zaten. Het geweld bestond uit het op de auto springen, slaan met honkbalknuppels tegen/op deze auto en het inslaan van meerdere ruiten van deze auto. Dit moeten voor de inzittenden – die geen kant op konden – angstige momenten zijn geweest. Tevens heeft de verdachte op 29 december 2018 samen met anderen slachtoffer [naam slachtoffer 1] geslagen.
Beide incidenten vonden plaats op de openbare weg. Geweld op straat tegen goederen en personen veroorzaakt maatschappelijke onrust en draagt er aan bij dat mensen zich minder veilig voelen op straat. De rechtbank neemt de verdachte dit kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 februari 2021. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
De reclassering ziet geen aanleiding tot het adviseren van interventies vanuit het jeugdstrafrecht en adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Tevens wordt bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd, omdat interventies niet noodzakelijk zijn. Een detentie zal het leven van de verdachte volledig overhoop halen, omdat hij een vaste baan heeft en het de vraag is of hij na een detentie terug kan keren. De verdachte is werkstrafgeschikt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. De rechtbank houdt bij het opleggen van deze straf rekening met de LOVS-richtlijnen en de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en komt tot de conclusie dat de eis van de officier van justitie passend is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit

Vordering [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1
ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 581,70 aan materiële schade en een vergoeding van € 900,- aan immateriële schade.
Vordering [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 1 ten
laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 923,24 aan materiële
schade en een vergoeding van € 1.600,- aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, kunnen de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet in hun vorderingen worden ontvangen.
8.2.
Conclusie
In deze procedure wordt dan ook over de gevorderde schadevergoedingen geen inhoudelijke beslissing genomen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
Vordering [naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] ter zake van het onder
2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 39,99 aan
materiële schade en een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.
8.3.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd. De vordering dient hoofdelijk te worden toegewezen. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.4.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, vanwege het niet kunnen vaststellen van de causaliteit. Subsidiair wordt bepleit dat de materiële schade niet voor toewijzing vatbaar is, aangezien bloedvlekken uit de broek gewassen kunnen worden. Ten aanzien van de immateriële schade refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.5.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen. De verdachte heeft de stelling dat het bloed niet uit de spijkerbroek kon worden gewassen onvoldoende gemotiveerd betwist.
Weliswaar is niet bewezen dat het de verdachte was die specifiek de ruit bij de plek waar [naam benadeelde 3] zat heeft ingeslagen – waardoor zij gewond is geraakt -, maar wel is bewezen dat hij de auto samen met anderen aanviel en dat de betreffende ruit in dat geweld is vernield. Daarom is de verdachte met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 april 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.6.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 339,99, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
160 (honderdzestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
148 (honderdachtenveertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
74 (vierenzeventig) dagen;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, zo dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3], te betalen een bedrag van
€ 339,99 (zegge: driehonderdnegenendertig euro en negenennegentig cent), bestaande uit € 39,99 aan materiële schade en € 300,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop (hoofdelijk), inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te
betalen € 339,99(hoofdsom,
zegge: driehonderdnegenendertig euro en negenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 339,99 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
6 (zes) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 april 2018 te Ridderkerk, op of aan de openbare weg, Ridderhof, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 7] en/of [naam slachtoffer 8] welk geweld bestond uit het
- tot stoppen dwingen en/of tegenhouden en/of van de scooter trappen en/of omsingelen van die [naam slachtoffer 8] en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer 8] op de grond lag) (meermalen) met (een) (honkbal)knuppel(s) en/of stok(ken) en/of hamer(s) en/of stalen buis/buizen, althans hard(e) voorwerp(en) slaan en/of schoppen en/of trappen op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 8] en/of
- omsingelen van die [naam slachtoffer 6] en/of (meermalen) met (een) (honkbal)knuppel(s) en/of stok(ken) en/of hamer(s) en/of stalen buis/buizen, althans hard(e) voorwerp(en) en/of met de vuist(en) slaan en/of schoppen op en/of tegen het lichaam en/of het hoofd van die [naam slachtoffer 6] en/of daarmee doorgaan toen die [naam slachtoffer 6] op de grond lag en/of
- met een hamer, althans een hard voorwerp slaan (op het been) van die [naam slachtoffer 7];
2.
hij op of omstreeks 04 april 2018 te Ridderkerk, op of aan de openbare weg, Ridderhof, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] en/of de auto (Seat Leon) waarin genoemde perso(nen) zich bevonden, welk geweld bestond uit het
- ( meermalen) met een (honkbal)knuppel(s) en/of stok(ken) en/of (andere) hard(e) voorwerpen (dreigend) op genoemde auto met daarin die personen afrennen en/of –lopen en/of
- met die knuppel(s) en/of stok(ken) en/of harde voorwerp(en) slaan op en/of tegen die auto met daarin genoemde personen en/of
- op de motorkap van die auto springen en/of
- met die knuppel(s) en/of stok(ken) en/of harde voorwerp(en) inslaan en/of intrappen van één of meer ruiten van die auto met daarin genoemde personen
terwijl hij, verdachte, opzettelijk die auto en/of één of meer ruiten van die auto heeft vernield en/of terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (te weten snijwonden in het gezicht en/of op het lichaam) voor voornoemde [naam slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 29 december 2018 te Rotterdam openlijk, te weten, op of aan het
Stadhuisplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meer, althans een
perso(o)n(en) te weten [naam slachtoffer 9] en/of [naam slachtoffer 1] door die [naam slachtoffer 9] en/of die
[naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (telkens) tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het
lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen [naam slachtoffer 9] en/of [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die
[naam slachtoffer 9] en/of die [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (telkens) tegen het gezicht, althans
het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen.