ECLI:NL:RBROT:2021:2366

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
10/204014-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot brandstichting en bedreiging; bewezenverklaring van vernieling van internetkabels; ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot brandstichting en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot afpersing, de wederrechtelijke vrijheidsberoving, de poging tot brandstichting en de bedreiging. De vrijspraak is gebaseerd op de camerabeelden van het incident, die de verklaringen van de aangeefster en getuige weerspreken. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende wettig bewijs is om de verdachte voor deze feiten te veroordelen.

Wel is de verdachte schuldig bevonden aan de vernieling van internetkabels, die opzettelijk en wederrechtelijk zijn beschadigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan een psychische stoornis, ontoerekeningsvatbaar is. Dit heeft geleid tot het ontslag van alle rechtsvervolging voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte is vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de rol van de psychische toestand van de verdachte in de beoordeling van zijn strafbaarheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/204014-20
Datum uitspraak: 25 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] , locatie onbekend,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres delict] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
verblijvende op het adres [verblijfadres verdachte] , [postcode] te [verblijfplaats] (Cyprus),
gemachtigd raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 11 februari 2021 en 18 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 18 november 2020 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 en 4 tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 3 en 5 tenlastegelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feiten 2 en 4)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 en 4 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak (feiten 1 en 3)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
feit 1 primair
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte naar het tasje van de aangeefster grijpt. Als het tasje op de grond valt, maakt hij daar een beweging naartoe. De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [naam getuige] . Zij heeft de verdachte de ten laste gelegde woorden horen zeggen en heeft – vanaf het dakterras van het naastgelegen gebouw – gezien dat de verdachte de aangeefster sloeg met de pan. Dat laatste blijkt ook uit de camerabeelden en wordt ondersteund door de verklaring van de huisarts. Het onder 1 primair tenlastegelegde kan daarmee worden bewezen.
feit 3
De verdachte heeft papier in de badkamer in brand gestoken en zijn telefoon in de magnetron gelegd en die vervolgens aangezet. De brandweer heeft verklaard dat sprake was van rookvorming in de gang buiten het appartement, die ernstig genoeg was om de gezondheid te schaden. Met zijn handelen heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er brand zou ontstaan met – als gevolg van de rookontwikkeling – gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor andere personen. De ten laste gelegde poging tot brandstichting kan dan ook worden bewezen.
4.2.2.
Beoordeling
feit 1
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onder 1 (primair en subsidiair) tenlastegelegde. Hieraan ligt het volgende ten grondslag.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn camerabeelden van het incident bekeken. Op deze beelden is te zien dat de verdachte en de aangeefster in een hal staan. Op enig moment valt het tasje van de aangeefster op de grond en te zien is dat de verdachte een beweging maakt richting de grond. Daaruit kan echter geen oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening worden afgeleid. Uit de beelden blijkt daarnaast evenmin dat de verdachte de aangeefster met de pan op het hoofd heeft geslagen. Weliswaar is te zien dat hij de pan naar haar toe beweegt, maar niet dat hij haar daarmee daadwerkelijk heeft geraakt. Evenmin is op de beelden – na deze beweging van de pan richting het hoofd van de aangeefster – een uiting van pijn bij aangeefster waar te nemen. De verklaring van de huisartsenpost die de aangeefster bij haar vordering als benadeelde partij heeft overgelegd, behoort niet tot het strafprocesdossier in die zin dat dit stuk niet tot bewijsmiddel kan dienen waarop een bewezenverklaring van een strafbaar feit kan worden gebaseerd.
Voorts merkt de rechtbank op dat de camerabeelden de verklaring van getuige [naam getuige] op belangrijke punten weerspreken. Zo verklaart de getuige dat zij zag dat de verdachte de aangeefster met de pan probeerde te slaan terwijl zij voor de deuren naar het terras stonden en dat hij de deuren barricadeerde. Echter, op het moment dat de verdachte en de aangeefster voor de deuren naar het terras stonden, zwaaide de verdachte niet met de pan. Ook volgt uit de beelden dat de verdachte op geen enkel moment de deuren heeft gebarricadeerd of vast heeft gehouden. De rechtbank betwijfelt ten zeerste of de getuige vanaf het naastgelegen gebouw heeft kunnen zien wat zich precies in de hal tussen de verdachte en de aangeefster afspeelde, gelet op de afstand tussen de twee locaties.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de verklaring van getuige [naam getuige] niet bruikbaar is voor het bewijs. De verklaring van de aangeefster wordt, zoals hiervoor overwogen, ook niet ondersteund door de camerabeelden. Dit heeft tot gevolg dat de verdachte wegens onvoldoende wettig bewijs zal worden vrijgesproken van het onder 1 (primair en subsidiair) tenlastegelegde.
feit 3
Vast staat dat de verdachte in zijn appartement een telefoon in de magnetron heeft gelegd en de magnetron heeft aangezet, en dat hij papieren heeft verbrand op de vloer van de douche.
De rechtbank oordeelt ten eerste dat niet vast staat dat met het verbranden van papieren in de douchecabine gemeen gevaar voor goederen, dan wel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen kon ontstaan. De tegels in de douche zijn in beginsel hittebestendig. Het dossier bevat voorts geen onderzoek van de brandweer waaruit blijkt van ontwikkeling van een brand vanuit de douchecabine. Van het eerste onderdeel van dit feit zal de verdachte worden vrijgesproken.
Ten tweede oordeelt de rechtbank dat ook met het aanzetten van de magnetron met een telefoon daarin geen sprake is geweest van een poging tot brandstichting. Weliswaar kan dergelijk handelen leiden tot een kleine ontploffing, maar uit de stukken in het dossier is niet gebleken dat daarmee gemeen gevaar voor goederen of gevaar voor anderen kon ontstaan. Anders dan de officier van justitie meent, omvat de tenlastelegging niet de mogelijke gevolgen van de rookontwikkeling. Ook van het tweede onderdeel zal de verdachte worden vrijgesproken.
Het onder 3 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.
4.3.
Conclusie
Van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zal de verdachte worden vrijgesproken. Wel is bewezen dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten de vernieling van internetkabels.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij omstreeks 7 augustus 2020 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk internetkabels, toebehorende aan een rechtspersoon en/of bedrijf genaamd [woningverhuurbedrijf] , heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Zowel de officier van justitie als de raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, gelet op de ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van 29 oktober 2020, opgesteld door [naam psychiater] , psychiater.
In dit rapport komt naar voren dat ten tijde van het tenlastegelegde bij de verdachte sprake was van een manisch-psychotisch toestandsbeeld in het kader van een bipolaire I stoornis, met grandioze en paranoïde wanen en overmoedige impulsiviteit waarbij de verdachte verbanden legde die onjuist waren. Deze stoornis heeft invloed gehad op het tenlastegelegde. Hij was zo impulsief en overmoedig dat hij op dat moment niet in staat was te overzien wat gepast was en wat de gevolgen van deze gedragingen waren.
De verdachte werd in zijn belevingswereld geheel in beslag genomen door zijn
manische psychose met paranoïde wanen, en had ondanks zijn hoge intelligentie en door naasten beschreven zachtaardige karakter geen inzicht meer in de gevolgen van zijn gedrag, reageerde veel dreigender en agressiever dan normaal en had in die zin geen controle meer over zijn gedragskeuzes.
Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde in het geheel niet toe te rekenen aan de verdachte.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater over en maakt die tot de hare. Met de officier van justitie en de verdediging is zij daarom van oordeel dat het tenlastegelegde de verdachte niet kan worden toegerekend. De verdachte is niet strafbaar.
Bij de zitting van 18 november 2020 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis geschorst met ingang van de dag dat de verdachte naar Cyprus kon reizen onder de voorwaarde dat de verdachte zich binnen een maand na aankomst aldaar onder psychiatrische behandeling zou stellen. Ter zitting van 11 februari 2021 heeft de raadsman toegelicht dat de verdachte eind november 2020 naar Cyprus is gegaan. Inmiddels woont de verdachte bij zijn ouders, is er een ambulant hulpverleningstraject opgestart en gaat het beter met de verdachte.

7..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [naam slachtoffer 1] zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 700,- aan materiële schade en een vergoeding van € 800,- aan immateriële schade.
7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding en tot partiële toewijzing van de vordering tot immateriële schadevergoeding, tot een bedrag van € 500,-.
7.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
7.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

8..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en W.L. van der Bijl-de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 augustus te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte, die [naam slachtoffer 1] met een (steel)pan op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of (vervolgens) meermalen, dan wel éénmaal tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd “I will kill you, I will kill you, give me your wallet”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 7 augustus 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze met een (steel)pan op/tegen het hoofd te slaan en hij, op of omstreeks 7 augustus 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen “I will kill you, I will kill you”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 7 augustus 2020 te Rotterdam, opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk
van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte - terwijl die [naam slachtoffer 1] zich bevond in de (lift)hal op de bovenste verdieping van het flatgebouw “Lee Towers” (gelegen aan de [straatnaam] ) - op de alarmknop van de lift en/of het brandalarm gedrukt (waardoor de liften buiten werking waren) en/of (daarbij) tegen die [naam slachtoffer 1] gezegd - zakelijk weergegeven - dat de liften het nu niet meer deden en er niemand naar haar toe kon komen en/of (vervolgens) met een (steel)pan naar/in de richting van (het hoofd van) die [naam slachtoffer 1] gezwaaid en/of is verdachte (vervolgens) voor de deur van de (lift)hal (leidend naar een dakterras) gaan staan;
3.
hij op of omstreeks 7 augustus 2020 te Rotterdam, teruitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan de [adres delict] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of naastgelegen en/of bovengelegen en/of omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer bewoners van/in/nabij voomoemde naastgelegen en/of bovengelegen en/of omliggende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet
- ( in de badkamer) open vuur in aanraking heeft gebracht met papier, althans met een
brandbare stof en/of
- een mobiele telefoon in een magnetron heeft gelegd en/of (vervolgens) deze magnetron
heeft aangezet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 7 augustus 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, (een) perso(o)n(en) genaamd [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van persoon ontstaat en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend deze de woorden toegevoegd:
- “ Je gelooft me niet en ik doe je en je collega's en gezin wat aan”, en/of
- “ Als jullie mij niet binnen laten, doe ik jullie wat aan”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl hij met zijn armen zwaaide waarmee hij een fles whisky vast had;
5.
hij op of omstreeks 7 augustus 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk (een) internetkabel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een (rechts)persoon en/of bedrijf genaamd [woningverhuurbedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.