In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2021, hebben eisers, bestaande uit een vennootschap onder firma en haar vennoten, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap 't Anker Beheer B.V. De eisers vorderden een verklaring voor recht dat zij uit hoofde van de huurovereenkomst geen btw over de huurpenningen zijn verschuldigd en dat zij de eigendom van de inventarisgoederen hebben verkregen op basis van een koopovereenkomst. De gedaagde, 't Anker', heeft de vordering betwist en stelde dat de eisers geen recht hebben op onbelaste huur, aangezien dit niet met hen was afgesproken.
De procedure begon met een dagvaarding op 15 september 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 27 januari 2021. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een schriftelijke huurovereenkomst was tussen de eisers en de vorige verhuurder, [naam 3], waarin was afgesproken dat de huur onbelast zou zijn. De kantonrechter oordeelde dat deze afspraak ook bindend was voor 't Anker, als rechtsopvolger van [naam 3].
Daarnaast werd vastgesteld dat de eisers de eigendom van de inventaris hadden verkregen op basis van een koopovereenkomst met [naam 3]. De kantonrechter oordeelde dat 't Anker niet had aangetoond dat [naam 3] nog steeds eigenaar was van de inventaris op het moment van de verkoop aan 't Anker'. De vorderingen van de eisers werden toegewezen, en 't Anker werd veroordeeld in de proceskosten.