ECLI:NL:RBROT:2021:2319

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
8826111 vz verz 20-18481
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens niet-nakoming van re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer bij Stichting ’s Heeren Loo Zorggroep. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst omdat de werknemer, zonder deugdelijke grond, haar re-integratieverplichtingen niet nakwam. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer sinds 13 september 2019 arbeidsongeschikt was en dat er verschillende incidenten waren geweest waarbij de werknemer niet op het werk verscheen of afspraken miste. De werkgever had de werknemer meerdere keren gewaarschuwd en had loonsancties opgelegd. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de tekortkomingen van de werknemer niet zodanig ernstig waren dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De persoonlijke en medische situatie van de werknemer speelde hierbij een belangrijke rol. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een voldragen e-grond voor ontbinding en wees het verzoek van de werkgever af. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8826111 VZ VERZ 20-18481
uitspraak: 12 februari 2021
beschikking ex artikel 7:671b lid 1 Burgerlijk Wetboek van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting ’s Heeren Loo Zorggroep,
gevestigd te Amersfoort,
verzoekster,
gemachtigde: mr. F.J. van Wijk,
tegen
[naam verweerster],
wonende te [woonplaats verweerster] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. B.F. Desloover.
Partijen worden hierna aangeduid als ’s Heeren Loo’ en ‘ [naam verweerster] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift, met producties ontvangen op 20 oktober 2020;
  • het verweerschrift, met producties;
  • de brief met bijlagen van 11 november 2020 aan de zijde van ’s Heeren Loo.
1.2
Op 22 januari 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
Namens ’s Heeren Loo zijn verschenen, mevrouw [naam persoon 1] , HR-adviseur en de heer [naam persoon 2] , HR-adviseur, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.
[naam verweerster] is in persoon verschenen, vergezeld van haar zus en bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. De gemachtigde van ’s Heeren Loo aan de hand van een pleitnota. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3
De datum van de uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1 ’
s Heeren Loo is een grote zorgaanbieder in Nederland voor mensen van alle leeftijden met een lichte tot ernstige verstandelijke beperking of een andere beperking. Bij ’s Heeren Loo zijn circa 15.000 medewerkers werkzaam.
2.2
[naam verweerster] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 20 februari 2008 bij ’s Heeren Loo in dienst in de functie van Begeleider A voor 24 uur per week.
2.3
De functie van [naam verweerster] bestaat uit het ondersteunen/assisteren van een groep cliënten bij de dagelijkse verzorging en het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. In deze functie verricht [naam verweerster] ook avond- en nachtdiensten.
2.4
Bij brief van 12 mei 2017 heeft [naam verweerster] van ’s Heeren Loo een officiële waarschuwing gekregen. In deze brief heeft ’s Heeren Loo te kennen gegeven dat [naam verweerster] een waarschuwing krijgt vanwege het feit dat [naam verweerster] op 9 april 2017 door twee collega’s slapend op een bed van een cliënt is aangetroffen terwijl andere cliënten zonder toezicht in de gemeenschappelijke woonkamer waren en zij daarmee de gedagregels en protocollen niet heeft opgevolgd en de cliënten onnodig in gevaar heeft gebracht.
2.5
In het voorjaar van 2019 heeft [naam verweerster] haar toenmalige woning moeten verlaten en sindsdien had zij geen woning meer.
2.6
Op 30 augustus 2019 heeft tussen [naam verweerster] , haar leidinggevende ( [naam persoon 3] ) en een HR-adviseur ( [naam persoon 4] ) een gesprek plaatsgevonden. Bij brief van 30 augustus 2019 heeft ’s Heeren Loo aangegeven dat de aanleiding voor dit gesprek gelegen was in de signalen van meerdere collega’s dat [naam verweerster] tijdens het werk in slaap valt, dat het aan [naam verweerster] is te bedenken hoe ervoor te zorgen dat collega’s niet het idee hebben dat dit zo is en dat [naam verweerster] zelf verantwoordelijkheid neemt en daarmee actief aan de slag zal gaan.
2.7
Op 13 september 2019 heeft [naam verweerster] zich ziekgemeld bij ’s Heeren Loo.
2.8
Op 19 september 2019 heeft tussen [naam verweerster] , de zorg manager en een HR-adviseur een gesprek plaatsgevonden naar aanleiding van het feit dat [naam verweerster] eerder die maand te laat was, niet adequaat had gereageerd op meldingen van collega’s en in de nacht van 13 op 14 september 2019 niet op haar dienst was verschenen. Bij brief van 26 september 2019 heeft ’s Heeren Loo aan [naam verweerster] hiervoor een officiële waarschuwing gegeven en is voorts medegedeeld dat [naam verweerster] niet meer op nachtdiensten zal worden ingezet en zij zich aan de in de Gedragscode ’s Heeren Loo opgenomen regels dient te houden.
2.1
Op 28 september 2019 heeft [naam verweerster] zich (wederom) ziekgemeld.
2.11
Bij brief van 28 maart 2020 heeft ’s Heeren Loo aan [naam verweerster] te kennen gegeven dat ondanks dat in augustus 2019 al was verzocht om het juiste telefoonnummer in het systeem Youforce te zetten dat nog altijd niet is gedaan en is nogmaals aan [naam verweerster] verzocht dit alsnog te doen omdat het van belang is dat haar bereikbaarheidsgegevens op orde zijn.
2.12
De bedrijfsarts heeft op 7 april 2020 aan ’s Heeren Loo te kennen gegeven dat op die dag een telefonisch spreekuur met [naam verweerster] stond gepland maar dat hij geen gehoor kreeg op het telefoonnummer dat hij van de manager had ontvangen en dat indien nodig een nieuw spreekuur kan worden ingepland op verzoek van de leidinggevende.
2.13
Bij brief van 14 april 2020 heeft ’s Heeren Loo aan [naam verweerster] een officiële waarschuwing gegeven en een loonstop met ingang van 14 april 2020 aangekondigd. In deze brief heeft ’s Heeren Loo onder meer opgenomen dat op 22 januari 2020 [naam verweerster] samen met de manager zorg een werkhervattingsplan heeft opgesteld met een opbouwschema in uren, dat ’s Heeren Loo heeft moeten constateren dat [naam verweerster] al weken niet op het werk is verschenen, dat zij geen gehoor heeft gegeven aan de afspraak op 7 april 2020 met de bedrijfsarts, dat zij daarmee niet voldoet aan haar re-integratieverplichtingen en dat voorts gebleken is dat het onmogelijk is om met haar in contact te komen terwijl dat van belang is voor de voortgang van de re-integratie.
2.14
Op 4 mei 2020 heeft [naam verweerster] met de manager zorg gesproken en is de loonstop opgeheven.
2.15
Op 19 mei 2020 heeft [naam verweerster] de op die dag geplande telefonische afspraak met de bedrijfsarts niet kunnen beantwoorden en heeft zij getracht de bedrijfsarts terug te bellen. [naam verweerster] heeft dit dezelfde dag aan de manager zorg gemeld.
2.16
Bij brief van 28 mei 2020 heeft ’s Heeren Loo aan [naam verweerster] te kennen gegeven dat [naam verweerster] haar afspraken over het nakomen van de re-integratieverplichtingen niet nakomt, nu zij op 19 mei niet bereikbaar was voor de bedrijfsarts, zij tegenstrijdige informatie verstrekt over het actualiseren van de persoonsgegevens en zij niet verschenen is op de vervolgafspraak van 28 mei 2020. Dat [naam verweerster] hiermee het vertrouwen heeft beschaamd en ’s Heeren Loo ervan uitgaat dat [naam verweerster] zich vanaf nu volledig zal inzetten. In deze brief is voorts opgenomen dat [naam verweerster] in de tussen tijd wel aan het werk is gegaan.
2.17
Met ingang van juni 2020 heeft [naam verweerster] weer de beschikking over een eigen woning.
2.18
Op 11 juni 2020 is [naam verweerster] niet voor haar dienst gekomen en heeft zij zich na aanvang van haar dienst ziekgemeld.
2.19
Op 26 juni 2020 heeft tussen [naam verweerster] , de manager zorg en een HR-adviseur een gesprek plaatsgevonden.
2.2
Bij brief van 29 juni 2020 heeft ’s Heeren Loo aan [naam verweerster] een officiële waarschuwing gegeven wegens het feit dat [naam verweerster] op 11 juni 2020 niet is verschenen en zich te laat ziek had gemeld.
2.21
Voorts heeft ’s Heeren Loo bij brief van 29 juni 2020 aan [naam verweerster] een gespreksverslag gestuurd waarin onder ander is opgenomen dat de manager en de medewerkers van de locatie waar [naam verweerster] re-integreert niet tevreden zijn en dat er geen sprake is van een match, dat [naam verweerster] hiervan geschrokken is en dat ’s Heeren Loo heeft aangeboden om te re-integreren in de functie van huishoudelijk medewerkster, dat [naam verweerster] niet is ingegaan op het aanbod en dat op 2 juli 2020 er een vervolggesprek zal zijn.
2.22
Tijdens het gesprek op 2 juli 2020 heeft [naam verweerster] ingestemd om te re-integreren in de functie van huishoudelijk medewerkster. Voorts heeft [naam verweerster] te kennen gegeven het onrechtvaardig te vinden dat zij een officiële waarschuwing heeft gekregen wegens het te laat afmelden op 11 juni 2020.
2.23
Per e-mailbericht van 8 september 2020 heeft ’s Heeren Loo [naam verweerster] uitgenodigd voor een gesprek op 10 september 2020 om 11.00 uur.
2.24
[naam verweerster] heeft op 10 september 2020 telefonisch contact opgenomen met het secretariaat en gemeld dat zij verhinderd was te komen.
2.25
Bij brief van 11 september 2020 heeft ’s Heeren Loo aan [naam verweerster] te kennen gegeven mede gelet op de eerdere incidenten de afmelding hoog op te nemen en haar uitgenodigd voor een gesprek op 14 september 2020.
2.26
Bij brief van 15 september 2020 heeft ’s Heeren Loo hetgeen op 14 september 2020 is besproken bevestigd en nogmaals te kennen gegeven dat een verzoek bij de rechtbank zal worden ingediend om de arbeidsovereenkomst te beëindigen omdat [naam verweerster] ondanks waarschuwingen zich niet aan de re-integratieverplichtingen heeft gehouden en dat zij in afwachting daarvan op non-actief wordt gesteld.
2.27
Per e-mailbericht van 17 september 2020 alsmede par whatsApp heeft ’s Heeren Loo aan [naam verweerster] te kennen gegeven dat haar afspraak met de bedrijfsarts gewoon doorgaat.
2.28
De bedrijfsarts heeft op 22 september 2020 aan ’s Heeren Loo bericht dat hij op het afgesproken tijdstip heeft getracht telefonisch contact op te nemen met [naam verweerster] maar dat hij geen contact met haar heeft kunnen krijgen.
2.29
Bij brief van 22 september 2020 heeft ’s Heeren Loo aan [naam verweerster] onder meer te kennen gegeven dat wegens het niet bereikbaar zijn voor de bedrijfsarts op 22 september 2020 zij niet voldoet aan de re-integratieverplichtingen en daarom een officiële waarschuwing wordt gegeven en het loon zal worden stopgezet.
2.3
Op 29 september 2020 heeft [naam verweerster] telefonisch contact gehad met de bedrijfsarts en heeft ’s Heeren Loo de betaling van het loon hervat.
2.31
Uit het journaal van de huisarts van [naam verweerster] kan worden afgeleid dat [naam verweerster] sinds begin 2019 tot eind 2020 zich met diverse klachten waaronder ook psychische klachten bij de huisarts heeft gemeld.
2.32 ’
s Heeren Loo heeft op 24 september 2020 bij het UWV een deskundigenoordeel aangevraagd over de re-integratie-inspanningen van [naam verweerster] . Het UWV heeft in haar rapport van 12 oktober 2020 geoordeeld dat [naam verweerster] onvoldoende mee werkt aan haar re-integratie.

3..Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1 ’
s Heeren Loo heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [naam verweerster] wegens (ernstig) verwijtbaar handelen en of nalaten van [naam verweerster] te ontbinden op de kortst mogelijke termijn zonder rekening te houden met de toepasselijke opzegtermijn en daarbij te bepalen dat [naam verweerster] geen aanspraak heeft op enige vergoeding, waaronder de transitievergoeding en met veroordeling van [naam verweerster] in de kosten van de procedure.
3.2 ’
s Heeren Loo heeft aan dit verzoek het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[naam verweerster] heeft in ernstige mate haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst geschonden. [naam verweerster] is regelmatig te laat gekomen of niet verschenen op het werk, terwijl zij wel verwacht werd. Voorts was [naam verweerster] onbereikbaar voor ’s Heeren Loo omdat niet de juiste gegevens bekend waren en [naam verweerster] deze niet in orde had gemaakt. Voorts heeft [naam verweerster] zich niet voldoende ingezet voor haar re-integratie omdat zij niet beschikbaar was voor controle door de bedrijfsarts terwijl daar wel afspraken over gemaakt waren alsmede door niet te verschijnen op evaluatie afspraken met haar leidinggevende met betrekking tot haar re-integratie dan wel zich niet tijdig af te melden. ’s Heeren Loo heeft [naam verweerster] de gelegenheid geboden zich te verbeteren, heeft gesprekken met haar gevoerd en afspraken gemaakt, heeft haar gewaarschuwd en heeft uiteindelijk loonsancties opgelegd. [naam verweerster] heeft zich hier echter niks van aangetrokken. Gelet op het voorgaande is sprake van (ernstig) verwijtbaar handelen en nalaten van [naam verweerster] en kan van ’s Heeren Loo in redelijkheid niet verwacht worden de arbeidsovereenkomst met [naam verweerster] voort te zetten. Nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van [naam verweerster] is er geen rede voor herplaatsing en verzoekt ’s Heeren Loo om de arbeidsovereenkomst op zo kort mogelijke termijn te ontbinden en geen rekening te houden met de opzegtermijn.
3.2.2
Het opzegverbod wegens ziekte is niet van toepassing omdat [naam verweerster] zonder deugdelijke grond haar re-integratieverplichtingen niet nakomt en dit een redelijke grond voor ontbinding oplevert.

4..Het verweer

4.1
Het verweer strekt tot afwijzing van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [naam verweerster] heeft daartoe het volgende aangevoerd.
4.2
Tijdens de eerste 10 jaar van haar dienstverband zijn er geen probleem geweest en heeft [naam verweerster] met veel plezier haar werk verricht. [naam verweerster] erkent dat er in de afgelopen 2 jaar enkele voorvallen zijn geweest die anders hadden moeten lopen. [naam verweerster] wil echter benadrukken dat deze voorvallen niet werden gekleurd door haar onwil, maar veeleer door onmacht en te maken hadden met haar medische problematiek. [naam verweerster] heeft in het voorjaar van 2019 haar toenmalige woning moeten verlaten en heeft daarna ruim een jaar geen woning gehad. Dit had tot gevolg dat de psychische problemen van [naam verweerster] fors zijn toegenomen en zelfs tot een suïcidepoging en aanmelding bij het Riagg hebben geleid. Gedurende een deel van deze periode is [naam verweerster] blijven werken en heeft zij haar toenmalig leidinggevende en de bedrijfsarts in vertrouwen genomen. Sinds juni 2020 is het leven van [naam verweerster] in rustiger vaarwater gekomen sinds zij weer een eigen woning heeft. [naam verweerster] heeft echter nog altijd medische problemen en is arbeidsongeschikt voor het verrichten van haar arbeid. Het opzegverbod wegens ziekte moet dan ook mede aanleiding zijn tot afwijzing van het verzoek tot ontbinding. Het opzegverbod dient tot terughoudendheid bij de beoordeling van ontbindingsverzoeken, dit geldt te meer als de door de werkgever aangevoerde gronden, zoals nu, een direct verband hebben met de medische problematiek van werknemer.
4.3
Ten aanzien van de incidenten merkt [naam verweerster] het volgende op. [naam verweerster] betwist dat zij op 9 april 2017 slapend is aangetroffen. Als gevolg van een lage bloeddruk had zij last van flauwtes en is toen op de rand van een bed gaan zitten om zich te herpakken. [naam verweerster] heeft destijds een brief van de huisarts aan haar leidinggevende getoond. [naam verweerster] erkent dat zij in september 2019 te laat is gekomen en ook tijdens haar dienst slapend is aangetroffen. Haar toenmalig leidinggevende heeft haar dit echter niet kwalijk genomen. [naam verweerster] betreurt het dat zij gedurende haar arbeidsongeschiktheid niet goed bereikbaar was voor ’s Heeren Loo. Dat [naam verweerster] niet goed bereikbaar was werd mede veroorzaakt door haar medische problemen en het feit dat zij geen eigen woning had. [naam verweerster] heeft erop vertrouwd dat haar toenmalig leidinggevende de problematiek zou delen met haar nieuwe leidinggevende en zij heeft jegens haar nieuwe leidinggevende steeds beterschap beloofd. [naam verweerster] is weliswaar op de weg terug, maar nog niet zover dat zij foutloos kan functioneren. In het licht van de situatie waarin [naam verweerster] zich bevond, moet worden geoordeeld dat haar tekortkomingen onvoldoende zijn om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst over te gaan. Tot slot zou het verlies van haar baan, juist nu het op een aantal vlakken weer beter met haar gaat, grote negatieve gevolgen voor [naam verweerster] hebben.

5..De beoordeling

5.1
Een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan alleen worden toegewezen als daarvoor een redelijke grond is en herplaatsing van de betreffende werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of in de rede ligt.
5.2
Een redelijke grond kan zich voordoen als een zieke werknemer zonder deugdelijke grond de op hem/haar rustende re-integratieverplichtingen niet nakomt. ’s Heeren Loo beroept zich op deze grond.
5.3
Een dergelijk verzoek moet evenwel worden afgewezen als de werkgever de werknemer niet eerst schriftelijk heeft aangemaand tot nakoming van zijn re-integratie verplichtingen of om die reden de betaling van het loon niet heeft gestaakt, dan wel niet over een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 7:629a BW beschikt (7:671b lid 5 BW). Nu ’s Heeren Loo op 14 april 2020, 28 mei 2020 en 29 juni 2020 [naam verweerster] heeft aangemaand tot nakoming van haar verplichtingen en tot tweemaal toe de betaling van het loon heeft gestaakt en bovendien over een deskundigen oordeel in de zin van artikel 7:629a BW beschikt, heeft zij in zoverre aan de vereisten van artikel 7:671b BW voldaan.
5.4
Vervolgens moet worden beoordeeld of [naam verweerster] haar re-integratieverplichtingen inderdaad, zoals ’s Heeren Loo stelt, zonder redelijke grond niet is nagekomen.
5.5
Tussen partijen staat vast dat [naam verweerster] zich op 13 september 2019 bij ’s Heeren Loo ziek heeft gemeld en sindsdien arbeidsongeschikt is. Dat er tussen 13 september en 28 september 2010 een periode van volledig herstel is geweest, is gesteld noch gebleken zodat daarvan niet kan worden uitgegaan.
5.6
Voorop gesteld wordt dat er ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt gevorderd op grond van het stelselmachtig overtreden van de ziekteverzuimcontrole- en re-integratievoorschriften waardoor een onwerkbare situatie is ontstaan. Onder die omstandigheden kan alleen hetgeen in de periode vanaf 13 september 2019 in aanmerking worden genomen. Dit heeft tot gevolg dat de officiële waarschuwing zoals gegeven bij de brief van 26 september 2019 niet bij de beoordeling wordt betrokken. Die waarschuwing heeft namelijk betrekking op het feit dat [naam verweerster] eerder die maand te laat was, niet adequaat had gereageerd op meldingen van collega’s en op 13 september 2019 niet op haar dienst was verschenen. Het is daarnaast ook alleszins aannemelijk dat deze voorvallen te maken hadden met de ziekte van [naam verweerster] , zodat ook om die reden dit buiten beschouwing moet blijven bij de vraag of [naam verweerster] (ernstig) verwijtbaar gehandeld heeft.
5.7
Niet in geschil is dat [naam verweerster] ondanks het verzoek van ’s Heeren Loo van 28 maart 2020 om ervoor te zorg dat haar gegevens in het systeem correct zijn, dat niet tijdig heeft gedaan.
Ook heeft [naam verweerster] zowel op 7 april 2020, 19 mei 2020 als op 22 september 2020 de telefonische afspraak met de arbo-arts gemist.
Daarnaast is [naam verweerster] niet op de geplande gesprekken van 28 mei 2020 en 10 september 2020 met haar leidinggevende is verschenen. Ook staat vast dat [naam verweerster] tijdens haar re-integratie werkzaamheden niet altijd op het werk is verschenen en zich eenmaal te laat heeft ziekgemeld tijdens die re-integratie werkzaamheden. Ook uit het deskundigenbericht van het UWV volgt dat [naam verweerster] onvoldoende meewerkt aan haar re-integratie.
5.8
De kantonrechter is van oordeel dat er gelet op deze omstandigheden sprake is geweest van verwijtbaar handelen aan de zijde van [naam verweerster] . Daarnaast is de kantonrechter echter ook van oordeel dat dit handelen niet zodanig verwijtbaar is dat van ’s Heeren Loo in redelijkheid niet zou kunnen worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Hierbij heeft de kantonrechter het volgende in aanmerking genomen.
5.9
Op 14 april 2020 wordt tijdens de ziekteperiode, die gestart is op 13 september 2019, een eerste officiële waarschuwing aan [naam verweerster] gegeven. Er wordt echter ook direct een loonstop toegepast, zodat er ook direct, zonder waarschuwing of aankondiging, een sanctie op het gedrag van [naam verweerster] volgt. Gesteld noch gebleken is dat in de periode van 13 september 2019 tot 14 april 2020 [naam verweerster] op haar gedrag en/of nalaten is aangesproken.
In de periode voordat wordt besloten een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te dienen en [naam verweerster] op non-actief te stellen, volgt dan nog een tweede officiële waarschuwing. Deze is gegeven als gevolg van het niet op het werk verschijnen en te laat ziekmelden, echter dit betrof één en dezelfde aangelegenheid in een periode van ziekte. Dat er sprake is geweest van een onterechte ziekmelding is door ’s Heeren Loo ook niet gesteld of aannemelijk gemaakt, zodat onduidelijk is in hoeverre [naam verweerster] hiervan een (ernstig) verwijt kan worden gemaakt dan wel kan worden geoordeeld dat sprake is van zonder redelijke grond niet voldoen aan de re-integratieverplichtingen. Dat ’s Heeren Loo [naam verweerster] dan ook verschillende malen officieel gewaarschuwd heeft, maar dit niet het gewenste gevolg heeft gehad, kan de kantonrechter dan ook niet goed vaststellen.
5.1
Daarnaast is van belang dat [naam verweerster] vanaf het voorjaar van 2019 tot juni 2020 geen eigen woning had en dit tot gevolg heeft gehad dat zij in moeilijke omstandigheden verkeerde die het haar niet altijd even makkelijk maakte de regels goed en direct te volgen en in alle opzichten goed bereikbaar te zijn voor ’s Heeren Loo. [naam verweerster] heeft hierop uiteindelijk ook actie ondernomen en de onbereikbaarheid van [naam verweerster] als gevolg van onjuiste gegevens in het systeem heeft zich uiteindelijk beperkt tot een relatief korte periode.
5.11
Ook heeft te gelden dat [naam verweerster] , indien zij een afspraak had gemist, wel op de volgende afspraak of afspraken verscheen. Alle met [naam verweerster] beoogde gesprekken hebben aldus alsnog plaatsgevonden, zij het op een later moment.
Ook heeft er (uiteindelijk) altijd contact met de bedrijfsarts plaatsgevonden en is niet gesteld of gebleken dat [naam verweerster] in het geheel niet heeft willen meewerken aan haar re-integratie. [naam verweerster] heeft immers ook meegewerkt aan het opstellen van een werkhervattingsplan, is in het kader van haar re-integratie aan het werk gegaan op de door ’s Heeren Loo aangewezen locatie en heeft begin juli 2020 tevens ingestemd om in een aangepaste functie verder te werken aan haar re-integratie.
5.12
Tot slot is in deze nog de persoonlijke en medische situatie van [naam verweerster] van belang. [naam verweerster] heeft deze situatie concreet toegelicht en met een huisartsenjournaal onderbouwd. Het is aannemelijk dat [naam verweerster] als gevolg van deze persoonlijke en medische situatie, waarvan ’s Heeren Loo ter zitting heeft gezegd dat zij daarmee geen rekening heeft kunnen houden omdat zij niet volledig op de hoogte was en waarvan voorts niet duidelijk is of de UWV arts bij zijn beoordeling wel over deze specifieke gegevens heeft beschikt, niet op alle vlakken juist heeft gehandeld en dit mede de oorzaak is geweest van het niet nakomen van alle re-integratieverplichtingen, zodat haar hiervan een minder verwijt valt te maken. Tot slot heeft de kantonrechter nog meegewogen dat met name gelet op deze persoonlijke en medische situatie van [naam verweerster] én het grote belang dat zij heeft bij het behoud van haar baan in samenhang met de aard en de omvang van het bedrijf van ’s Heeren Loo er door ’s Heeren Loo geen bijzondere en/of andere omstandigheden zijn gesteld die maken dat niettemin van haar in redelijkheid niet zou kunnen worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
5.13
Vorenstaande heeft tot gevolg dat er geen sprake is van een voldragen e-grond en het verzoek van ’s Heeren Loo zal worden afgewezen. De proceskosten zal de kantonrechter compenseren.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek van ’s Heeren Loo af;
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Verkerk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
754