ECLI:NL:RBROT:2021:2312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
8723747 CV EXPL 20-29753
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens ernstige overlast

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 24 juli 2020. De eiseres, Stichting Woonbron, had de ontbinding van de huurovereenkomst met [naam 1] gevorderd wegens ernstige en structurele overlast die door [naam 1] werd veroorzaakt. De overlast bestond uit geluidsoverlast, drugsgebruik en bedreigingen richting omwonenden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van bewezen ernstige en structurele overlast, onderbouwd door diverse verklaringen van buren en een bestuurlijke rapportage van de wijkagent. De gedaagde, die in verzet was gekomen, voerde aan dat de overlastmeldingen onbetrouwbaar waren en dat [naam 1] zich had verbeterd. De kantonrechter oordeelde echter dat de tekortkomingen van [naam 1] in de nakoming van de huurovereenkomst van voldoende gewicht waren om ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen. De kantonrechter bekrachtigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde de gedaagde in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8723747 CV EXPL 20-29753
uitspraak: 5 maart 2021
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 26 februari 2020,
gedaagde in verzet,
gemachtigde: mr. M.W. Kox te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de
goederen van [naam 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde,
eiseres in verzet,
gemachtigde: mr. F.S. Jansen te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Woonbron” respectievelijk “[gedaagde].”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
 de inleidende dagvaarding van 26 februari 2020, met producties;
 het verstekvonnis van 24 juli 2020;
 het verzetexploot van 17 augustus 2020, met producties;
 de conclusie van antwoord in oppositie van de zijde van Woonbron;
 het tussenvonnis van 28 oktober 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
 de ten behoeve van de mondelinge behandeling op 23 december 2020 ingekomen akte overlegging aanvullende producties van Woonbron;
 het faxbericht van 13 januari 2021 van Woonbron, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 januari 2021. Namens Woonbron is verschenen [naam 2], expert bijzondere interventie, bijgestaan door de gemachtigde van Woonbron. [gedaagde]. heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. [naam 1] (hierna: [naam 1]) heeft telefonisch aan de mondelinge behandeling deelgenomen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Woonbron en [naam 1] hebben op 29 augustus 2011 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2.
In artikel 11 van de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde Algemene Huurvoorwaarden staat, voor zover thans van belang, het volgende:
“Huurder zal ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast, schade of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, dieren, of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.”
2.3.
Bij onder zaaknummer 8367564 CV EXPL 20-7386 gewezen verstekvonnis van 24 juli 2020 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden, [gedaagde]. veroordeeld om binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [naam 1] daar bevinden en het gehuurde onder afgifte van de sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen, met veroordeling van [gedaagde]. in de proceskosten en de nakosten. De kantonrechter heeft de vorderingen inzake de nader te bepalen kosten van herstel en voorwaardelijke kosten der ontruiming afgewezen, enerzijds omdat de vorderingen zoals ingesteld te onbepaald zijn en anderzijds omdat nog niet vast staat dat die kosten er zullen zijn.
2.4.
Bij exploot van 4 augustus 2020 heeft Woonbron de ontruiming van het gehuurde aangezegd tegen 19 augustus 2020 vanaf 8.30 uur.
2.5.
Bij onder zaaknummer C/10/602355 / KG ZA 20-735 gewezen vonnis in kort geding van 18 augustus 2020 (hierna: het kort-gedingvonnis) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam het verstekvonnis van 24 juli 2020 geschorst, totdat de kantonrechter in de verzetprocedure heeft beslist, en daarbij onder meer bepaald dat de geplande ontruiming op 19 augustus 2020 geen doorgang mag vinden.

3..Het geschil

3.1.
Woonbron heeft bij (oorspronkelijke) dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te ontbinden en [gedaagde]. te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, tot betaling aan Woonbron van de nog nader te bepalen kosten van het herstel van het gehuurde en tot betaling van de kosten van de ontruiming, een en ander met veroordeling van [gedaagde]. in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan de eis heeft Woonbron - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. [naam 1] schiet toerekenbaar tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, door overlast te veroorzaken. De door de buren van [naam 1] gemelde overlast bestaat uit het gooien van emmers met water, met lekkage bij de onderbuurman tot gevolg, getik/gerammel op de verwarmingsbuizen, timmeren, stampen, het hard draaien van muziek, het harde volume van de televisie, overlast van een drugsdealer in de straat en het drugsgebruik van [naam 1]. Als de omwonenden [naam 1] aanspreken op zijn gedrag, worden die op een agressieve manier te woord gestaan en ontkent [naam 1] alles. Ook bedreigt [naam 1] de omwonenden. Ondanks interventie door Woonbron, de wijkagent en hulpverlening weigert [naam 1] zijn gedrag aan te passen. Woonbron heeft alles in het werk gesteld om de buren van [naam 1] een rustig en veilig huurgenot te bieden, maar dit is tot op heden niet gelukt. Van Woonbron kan daarom niet gevergd worden dat zij nog langer de huurovereenkomst met [naam 1] voortzet. Op grond van artikel 6:265 BW kan iedere tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst tot ontbinding leiden. De reden waarom tekort wordt geschoten doet daarbij niet ter zake.
3.3.
[gedaagde]. heeft gevorderd haar het verzet gegrond te verklaren, haar te ontheffen van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordeling, dat verstekvonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van Woonbron af te wijzen, met veroordeling van Woonbron in de kosten van het geding en in de nakosten.
3.4.
Daartoe heeft [gedaagde]. - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. [naam 1] heeft een moeilijke periode gehad en is daar juist weer bovenop gekomen. Veel van de overlastmeldingen zijn van de onderbuurman, die zelf psychische problemen heeft en derhalve onbetrouwbaar is. Bovendien heeft buurman [naam 3] verklaard dat [naam 1] al sinds juli/augustus geen overlast veroorzaakt en dat een aantal meldingen sindsdien juist voor rekening van twee andere buren behoren te komen. Dat alles verklaart de overlastmeldingen in de bestuurlijke rapportage, die door [naam 1] worden betwist. De andere overlastmeldingen in de dagvaarding van Woonbron zijn gemotiveerd betwist en zijn dermate oud dat die buiten beschouwing behoren te worden gelaten in deze procedure, niet in de laatste plaats omdat [naam 1] zich door het lange tijdverloop daar niet tegen kan verweren. Bovendien bevestigt de rapportage dat [naam 1] de woning aan het opknappen was. Onder deze omstandigheden is er geen tekortkoming althans is die niet-toerekenbaar althans is de tekortkoming te gering om ontbinding te rechtvaardigen. [gedaagde]. verzoekt de kantonrechter om de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring af te wijzen zodat [gedaagde]. in hoger beroep kan zonder dat haar belangen geschaad worden.
3.5.
In aanvulling hierop is door en namens [gedaagde]. en [naam 1] tijdens de mondelinge behandeling nog naar voren gebracht dat [naam 1] in de aanloop naar een aantal operaties zit, waaronder een operatie aan zijn knie. Met het oog op die operatie mag hij bovendien geen drugs gebruiken. De knieoperatie is voor [naam 1] ook de motivatie geweest om zijn gedrag te verbeteren.

4..De beoordeling

4.1.
Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde]. niet tijdig in verzet is gekomen van het verstekvonnis van 24 juli 2020, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar verzet.
4.2.
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Uit vaste rechtspraak volgt dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van de huurovereenkomst, waarbij alle omstandigheden van het geval van belang kunnen zijn.
4.3.
Op grond van artikel 7:213 BW is de huurder verplicht zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen. Als een huurder zich zodanig gedraagt dat die gedragingen als overlast gekwalificeerd kunnen worden, dan handelt de huurder in strijd met deze verplichting.
4.4.
Beoordeeld moet worden of [naam 1] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst en, indien dat het geval is, of deze tekortkoming voldoende ernstig is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. In dat verband zal het gewicht van de tekortkoming moeten worden afgezet tegen het belang van [naam 1] om in de woning te kunnen blijven wonen.
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat voor ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van de woning vanwege overlast sprake moet zijn van bewezen ernstige en structurele overlast gedurende een langere periode.
4.6.
Dat er in dit geval sprake is van structurele en ernstige overlast, heeft Woonbron onder meer onderbouwd met overlastmeldingen en -dagboeken van de omwonenden van [naam 1], te weten de onderbuurman van [naam 1] [naam 4] (producties 9, 14, 18, 21 23, 33, 37 en 39), [naam 5], die schuin boven [naam 1] woont (producties 21, 38 en 39, alsmede productie 1 bij de conclusie van antwoord in oppositie), de voormalige directe buurvrouw van [naam 1] [naam 6] (productie 32) en [naam 7] (productie 10).
4.7.
Daarnaast heeft Woonbron de bestuurlijke rapportage van 10 februari 2020 (productie 31 van Woonbron) overgelegd, waarin de wijkagent [naam 8] van de politie Rotterdam-Rijnmond de bij de politie bekende incidenten met betrekking tot [naam 1] heeft opgesomd. De periode waarop de meldingen zien, loopt van begin 2016 tot 18 januari 2020.
4.8.
Woonbron heeft bij de conclusie van antwoord in oppositie recente overlastklachten van buren van [naam 1] overgelegd, te weten [naam 4] en [naam 5].
4.8.1.
In de verklaring van onderbuurman [naam 4] (productie 37) staat met betrekking tot de van [naam 1] ervaren geluidsoverlast onder meer het volgende:
“Rotterdam, 1 oktober 2020 (…)
Helaas ondervind ik nog steeds dagelijks zowel overdag als ’s nacht geluidsoverlast van mijn buurman [naam 1].
Mijn bovenbuurman is verslaafd aan harddrugs. Ook gebruikt [naam 1] Methadon. Regelmatig vind ik op mijn balkon lege wikkels van Methadon verpakkingen. [naam 1] krijgt daarnaast dagelijks bezoek van een dealer die altijd met de auto komt, Als de dealer arriveert, gaat [naam 1] naar beneden, stapt in de auto en komt korte tijd later weer de auto uit. Zodra [naam 1] drugs heeft gebruikt, maakt hij vreemde bewegingen en praat hij ook raar.
Het belangrijkste is ondertussen dat ik de hele dag overlast van [naam 1] ondervind. De hele dag bonkt en rommelt [naam 1] in zijn woning. Ook staat zijn televisie altijd keihard aan. Ik hoor mijn buurman bijna altijd. Bijna elke nacht word ik van zijn lawaai wakker en kan dan niet verder slapen. Mijn nachtrust wordt hierdoor ernstig gestoord. Ik werk als schilder. Alleen vanwege een ongeluk moet ik nu revalideren en ben daarom veel thuis.
Ik word helemaal gek van mijn bovenbuurman omdat ik het gevoel heb dat hij mijn leven volledig beheerst en ik mijn rust niet in mijn woning kan vinden. Het gedrag van [naam 1] heeft een zeer grote impact op mijn leven. Daardoor kan ik mij moeilijk concentreren op mijn eigen privé leven.
Daarbij komt ook nog eens dat ik veel overlast ondervind van lekkages, die afkomstig zijn uit de woning van [naam 1]. (…)
Van Woonbron heb ik begrepen dat [naam 1] enige tijd opgenomen is geweest en dat hij
tijdens deze opname afgekickt zou zijn. Dit is niet zo. Mijn buurman is nog steeds verslaafd
aan harddrugs. Als ik een sigaret op mijn balkon rook, zie ik [naam 1] nu nog steeds bij zijn dealer in de auto stappen. Bij het kopen van drugs houdt [naam 1] mij ook steeds in de
gaten door omhoog te kijken.
Op 18 augustus 2020 ben ik door [naam 2] van Woonbron gebeld met de mededeling dat [naam 1] van de rechter voorlopig in zijn woning mag blijven wonen. [naam 1] heeft deze uitspraak dezelfde avond gevierd met veel lawaai en geschreeuw met zijn buurman, de heer [naam 3]. In mijn beleving voelt [naam 1] zich als winnaar, nu de overlast na 18 augustus 2020 alleen maar erger is geworden. (…)”
4.8.2.
In de verklaring van [naam 5] (productie 38) staat met betrekking tot de van [naam 1] ervaren geluidsoverlast onder meer het volgende:
“(…) Ik woon schuin boven [naam 1].
De afgelopen jaren ondervind ik veel overlast van [naam 1], vooral van allerlei bonkgeluiden. [naam 1] is aan drugs verslaafd en ik zie hem regelmatig drugs
kopen bij een dealer die met een auto aan komt rijden. Dit zie ik als een sigaret op mijn
balkon rook. [naam 1] stapt dan bij de dealer in de auto, krijgt iets overhandigt en
stapt dan gelijk weer uit. Soms rijdt [naam 1] een rondje mee in de auto van de
dealer die hem dan enige tijd later bij de flat afzet. [naam 1] loopt vaak verdwaasd
rond in de omgeving van de flat. Ook kan hij agressief worden. Ik weet dat veel mensen
erg bang voor hem zijn.
Mij is bekend dat [naam 1] in de periode april /mei enige tijd opgenomen is
geweest. Van Woonbron heb ik begrepen dat hij aangeeft gedurende die periode van
harddrugs afgekickt te zijn. Tijdens zijn afwezigheid heb ik eindelijk goed kunnen slapen.
Dat is nu niet meer het geval. Vanaf juni is [naam 1] weer harddrugs gaan
gebruiken en is de overlast ook weer teruggekeerd.
Op 18 augustus 2020 heeft [naam 2] van Woonbron mij verteld dat [naam 1] van
de rechter voorlopig in zijn huis mag blijven wonen. Vanaf dat moment is het gebonk
alleen maar toegenomen. Door het gebonk van [naam 1] slaap ik nu weer slecht.
Ik gebruik zelfs slaapmedicatie om in slaap te vallen.
Het gebonk van [naam 1] beheerst mijn hele leven. Ondanks mijn slaapmedicatie
kan ik nog steeds niet goed slapen.
Ik hoop dat aan deze situatie een einde komt en dat de rechter gaat beslissen dat [naam 1]
moet verhuizen. [naam 1] heeft al die jaren nooit zijn gedrag
aangepast. [naam 1] is een paar keer opgenomen geweest, Als die keren heeft het
niet geholpen.
(…) Rotterdam, 29 september 2020”
4.8.3.
Uit de laatste verklaringen van deze twee buren, die recenter zijn dan eerdergenoemde bestuurlijke rapportage, komt een beeld naar voren van ernstige en structurele overlast die (nog steeds) door [naam 1] wordt veroorzaakt. Deze buren verklaren beiden, in hun eigen bewoordingen, over zowel geluidsoverlast van [naam 1], als overlast door het drugsgebruik van [naam 1] en de bezoeken van zijn dealer in de straat, als over ernstige verstoring van hun nachtrust. Ook verklaren zij dat de overlast van [naam 1] hun leven beheerst.
4.9.
De klachten van buren [naam 4] en [naam 5] vinden steun in hetgeen de wijkagent bij e-mail van 14 augustus 2020 aan [naam 2] (productie 35) heeft verklaard:
“Beste [naam 2],
In 2017 ben ik als wijkagent in Rotterdam Ijsselmonde begonnen en ben direct betrokken geraakt bij [naam 1] naar aanleiding van overlast meldingen uit de directe woonomgeving van de Heindijk.
Deze overlast heb ik omschreven in de bestuurlijke rapportage wat in het bezit is bij de Woonbron.
Alle gesprekken tussen [naam 1] en mij hebben niet geleid tot het gewenste resultaat.
De overlast is niet verminderd maar eerder toegenomen nadat [naam 1] zijn woning in een toestand heeft gebracht waardoor er lekkages en geluidshinder zijn ontstaan.
[naam 1] is diverse malen onder behandeling en begeleiding van de Antes groep geweest. Dit heeft niet geleid dat overlast in de woonomgeving is afgenomen.
[naam 1] staat bekend in de woonomgeving als een agressief persoon richting buurtbewoners.
Het is niet wenselijk voor de [naam 1] dat hij op het adres [adres] blijft wonen.
[naam 1] zorgt door zijn gedrag voor een onvoldoende veilig klimaat in de directe omgeving. Hierdoor komt het woongenot en het algehele veiligheidsgevoel in de flat in gevaar. (…)”
4.10.
Gelet op de hoeveelheid, gedetailleerdheid en eenduidigheid van de verklaringen van meerdere omwonenden, heeft Woonbron concreet onderbouwd dat nog altijd sprake is van structurele en ernstige overlast door [naam 1].
Daartegenover stelt [gedaagde]. dat veel van de overlastmeldingen van onderbuurman [naam 4] zijn, dat die onderbuurman zelf psychische problemen heeft en derhalve onbetrouwbaar is. Nog daargelaten dat [gedaagde]. deze stelling niet heeft onderbouwd, heeft zij daarmee de stellingen van Woonbron ten aanzien van de overlast niet voldoende gemotiveerd betwist. Bij antwoord is de verklaring van 29 januari 2020 van directe buurman van [naam 1], de heer [naam 3], overgelegd die - samengevat - inhoudt dat [naam 1] vrij recent twee afkickpogingen achter de rug heeft, dat hij een vorm van ADHD heeft die zij handelen sterk beïnvloedt, dat [naam 1] in het verleden vaak overlast heeft veroorzaakt, maar dat hij sinds een half jaar (de kantonrechter begrijpt: sinds medio 2019) zijn gedrag veel beter onder controle heeft en dat [naam 3] geen daadwerkelijke overlast meer van hem heeft kunnen constateren. Het in deze e-mail geschetste beeld wordt echter weerlegd door de hiervóór genoemde verklaringen van [naam 4], [naam 5] en de wijkagent. Bovendien heeft [gedaagde]. de opmerking van [naam 4], dat [naam 1] de uitspraak in kort geding dezelfde avond met [naam 3] heeft gevierd met veel lawaai en geschreeuw, niet betwist.
4.11.
De door [naam 1] veroorzaakte overlast is, gelet op de bestuurlijke rapportage en de eerdere klachten van omwonenden, ook langdurig. Bovendien heeft de tussenkomst van de wijkagent en diverse hulpverlenende instanties niet geleid tot gedragsverandering bij [naam 1].
4.12.
Het belang van Woonbron om deze langdurige, structurele en ernstige overlast te beëindigen en aan de omwonenden van [naam 1] weer het aan hen toekomende huurgenot te verschaffen, weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [naam 1] om - mede met het oog op de aanstaande (knie)operaties - in het gehuurde te blijven wonen. Van omwonenden kan niet worden verlangd dat zij deze structurele en ernstige overlast van [naam 1] nog langer ervaren. De tekortkoming van [naam 1] is dus van voldoende gewicht en rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
4.13.
De conclusie is dan ook dat de kantonrechter het verstekvonnis zal bekrachtigen.
4.14.
[gedaagde]. wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonbron worden vastgesteld op € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 187,00 per punt).
4.15.
[gedaagde]. heeft verzocht dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zodat [gedaagde]. althans [naam 1] in hoger beroep kan gaan zonder dat zijn belangen worden geschaad
.Op grond van artikel 233 Rv is uitgangspunt dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, tenzij uit de wet of uit de aard van de zaak anders voortvloeit. Gesteld noch gebleken is dat dat die uitzondering zich in dit geval voordoet, zodat de kantonrechter dit verzoek zal passeren.

5..De beslissing

De kantonrechter:
bekrachtigt het op 24 juli 2020 tussen partijen gewezen verstekvonnis;
veroordeelt [gedaagde]. in de kosten van de verzetprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonbron vastgesteld op € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478