In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 24 juli 2020. De eiseres, Stichting Woonbron, had de ontbinding van de huurovereenkomst met [naam 1] gevorderd wegens ernstige en structurele overlast die door [naam 1] werd veroorzaakt. De overlast bestond uit geluidsoverlast, drugsgebruik en bedreigingen richting omwonenden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van bewezen ernstige en structurele overlast, onderbouwd door diverse verklaringen van buren en een bestuurlijke rapportage van de wijkagent. De gedaagde, die in verzet was gekomen, voerde aan dat de overlastmeldingen onbetrouwbaar waren en dat [naam 1] zich had verbeterd. De kantonrechter oordeelde echter dat de tekortkomingen van [naam 1] in de nakoming van de huurovereenkomst van voldoende gewicht waren om ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen. De kantonrechter bekrachtigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde de gedaagde in de kosten van de verzetprocedure.