Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[Naam], te [Plaats] opposante,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- bepaalt dat het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 18 september 2020. De opposante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.H. Kruseman, had verzet aangetekend tegen de uitspraak waarin haar beroep wegens niet tijdig beslissen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kennelijk ongegrond was verklaard. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat er inmiddels op het bezwaar was beslist. De opposante had een bestuurlijke boete van € 500,- opgelegd gekregen wegens het niet tijdig voldoen aan de inburgeringsplicht en had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 4 juni 2020, waarin haar bezwaar ongegrond was verklaard.
Tijdens de verzetprocedure heeft de opposante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte zonder zitting had beslist en dat haar hoorrecht was geschonden. De verzetrechter heeft vastgesteld dat de opposante argumenten naar voren heeft gebracht die ook in een zitting hadden kunnen worden aangevoerd. Dit leidde tot twijfel over de eerdere beslissing van de rechtbank. De verzetrechter oordeelde dat de rechtbank de beroepsgrond van de opposante verkeerd had weergegeven en dat zij niet de kans had gekregen om haar standpunten verder te verduidelijken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van 18 september 2020 vervallen verklaard en bepaald dat het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.