3.1.De vraag die hier centraal staat is of, naar voorlopig oordeel, kan worden geoordeeld dat de Regeling aanpak flitskrediet een toegestane beperking is van het beginsel van vrij verkeer in de zin van Richtlijn 2000/31/EG.
Volgens artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 2000/31/EG zorgt iedere lidstaat ervoor dat de diensten van de informatiemaatschappij die worden verleend door een op zijn grondgebied gevestigde dienstverlener voldoen aan de in die lidstaat geldende nationale bepalingen die binnen het gecoördineerde gebied vallen.
Volgens het tweede lid van dit artikel mogen de lidstaten het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij die vanuit een andere lidstaat worden geleverd, niet beperken om redenen die vallen binnen het gecoördineerde gebied.
Volgens het vierde lid van dit artikel kunnen de lidstaten maatregelen nemen om voor een bepaalde dienst van de informatiemaatschappij van lid 2 af te wijken, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) De maatregelen moeten:
i. i) noodzakelijk zijn voor een van de volgende doelstellingen:
- de openbare orde, in het bijzonder de preventie van, het onderzoek naar, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, waaronder de bescherming van minderjarigen en de bestrijding van het aanzetten tot haat wegens ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit en van schendingen van de menselijke waardigheid ten aanzien van individuen,
- de bescherming van de volksgezondheid,
- de openbare veiligheid, met inbegrip van het waarborgen van de nationale veiligheid en defensie,
- de bescherming van consumenten, met inbegrip van beleggers;
ii) worden genomen ten aanzien van een bepaalde dienst van de informatiemaatschappij waardoor afbreuk wordt gedaan aan de onder i) genoemde doelstellingen of een ernstig gevaar daarvoor ontstaat;
iii) evenredig zijn aan die doelstellingen.
b) De lidstaat moet, alvorens de betrokken maatregelen te nemen en onverminderd eventuele rechtszaken, met inbegrip van het vooronderzoek en in het kader van een strafrechtelijk onderzoek verrichte handelingen:
- de in lid 1 bedoelde lidstaat verzoeken maatregelen te nemen, maar deze is daar niet of onvoldoende op ingegaan;
- de Commissie en de in lid 1 bedoelde lidstaat in kennis stellen van zijn voornemen om de betrokken maatregelen te nemen.
Volgens het vijfde lid van dit artikel kunnen de lidstaten in urgente gevallen afwijken van de in lid 4, onder b), genoemde voorwaarden. In dat geval moeten de Commissie en de in lid 1 bedoelde lidstaat onverwijld in kennis gesteld worden van de maatregelen en van de redenen van de urgentie.
Samengevat is het uitgangspunt van Richtlijn 2000/31/EG dat aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij uitsluitend onderworpen zijn aan regelgeving met betrekking tot het afnemen en aanbieden van de diensten in de lidstaat waarin zij zijn gevestigd (‘home state control’). Aanvullende eisen en beperkende maatregelen door andere lidstaten dan de lidstaat van oorsprong zijn in beginsel niet toegestaan om redenen die vallen binnen het door de richtlijn gecoördineerde gebied. Overeenkomstig het beginsel van wederzijdse erkenning dienen de lidstaten de diensten op hun grondgebied te accepteren die voldoen aan de voorschriften van de lidstaat van oorsprong. Afwijking van dit beginsel vormt een inbreuk op het uitgangspunt van vrij verkeer en dient te voldoen aan de door artikel 3, vierde lid, van Richtlijn 2000/31/EG gestelde voorwaarden.