ECLI:NL:RBROT:2021:2207

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
C/10/611197 / KG ZA 21-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over aanbesteding van circulaire kunststof riolering door de Gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Joosten Kunststoffen Delft B.V. en de Gemeente Rotterdam, met Wavin Nederland B.V. als tussengekomen partij. Joosten, de eiseres, vorderde onder meer dat de Gemeente de opdracht voor de levering van circulaire kunststof riolering niet aan Wavin zou gunnen, omdat zij meende dat Wavin niet voldeed aan de gestelde eisen. De Gemeente had eerder aangekondigd de opdracht voor de percelen 1, 2, 3 en 4 aan Wavin te gunnen, waarbij Joosten als tweede was geëindigd. De rechtbank oordeelde dat Joosten onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de winnende inschrijver niet voldeed aan de eisen en dat haar eigen inschrijving verkeerd was beoordeeld. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beoordeling van de inschrijvingen aan de Gemeente toekwam en dat er geen procedurele of inhoudelijke onjuistheden waren aangetoond die een ingrijpen door de rechter rechtvaardigden. De vorderingen van Joosten werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de Gemeente als Wavin.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/611197 / KG ZA 21-17
Vonnis in kort geding van 9 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JOOSTEN KUNSTSTOFFEN DELFT B.V.,
gevestigd te Delft,
eiseres,
advocaat: mr. F. Hoppe te Baarn,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. M. Ricci te Rotterdam,
en tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAVIN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hardenberg
tussengekomen partij,
advocaat: mr. V. Jasarevic te Zwolle.
Partijen worden hierna Joosten, de Gemeente en Wavin genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 januari 2021, met producties.
  • de producties van de Gemeente;
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging;
  • de wijziging van eis, met producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 23 februari 2021;
  • de pleitnota van Joosten;
  • de pleitnota van de Gemeente;
  • de pleitnota van Wavin.
1.2.
Wavin heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen Joosten en de Gemeente dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Gemeente. Joosten en de Gemeente hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Wavin is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de toewijzing van de gevorderde tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen. De kosten in het incident worden begroot op nihil.
1.3.
De Gemeente en Wavin hebben bezwaar gemaakt tegen de aanvullende producties die Joosten op de dag van de zitting, en daarmee minder dan 24 uur voor de mondelinge behandeling, heeft ingediend. De Gemeente en Wavin hebben zich overigens wel in algemene zin uitgelaten over de inhoud van deze producties. Met betrekking tot deze producties heeft de voorzieningenrechter beslist dat zij wel deel uitmaken van het procesdossier, maar dat de Gemeente en Wavin – indien daartoe aanleiding bestaat – alsnog de gelegenheid krijgen om zich over de inhoud van deze producties uit te laten.
1.4.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
In het najaar van 2020 heeft de Gemeente de aankondiging gedaan voor de Europese openbare aanbestedingsprocedure voor de opdracht ‘De levering van circulaire kunststof riolering tegen de laagste milieukosten aan Rotterdam’ (hierna: de Opdracht). Op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 (Aw) van toepassing. Het gunningscriterium is de ‘economisch meest voordelige inschrijving gehanteerd op basis van de beste prijs kwaliteitverhouding’.
2.2.
De Opdracht ziet op de levering op afroep en naar behoefte van kunststof rioleringsmaterialen, waarbij opdrachtnemers worden uitgedaagd om hun producten zo circulair mogelijk te maken tegen de laagst mogelijke milieukosten.
2.3.
De Opdracht is omschreven in het Beschrijvend Document van 7 september 2020 (hierna: het Beschrijvend Document) met daarin onder meer een Programma van Eisen. Daarnaast zijn twee Nota’s van Inlichtingen verstrekt.
2.4.
De Opdracht is verdeeld in zeven percelen, waaronder:
Perceel 1: Vrij verval riolering (≥315mm)
Perceel 2: Huisaansluitingen (≤250mm)
Perceel 3: Druk riolering
Perceel 4: Drainage/infiltratietransport
2.5.
In 4.1.2 van het Beschrijvend Document staan de kwalitatieve subgunningscriteria weergegeven:
  • Milieukosten indicator (300 punten)
  • Emissievrije voertuigen (300 punten)
  • Circulariteitsindex (200 punten)
2.6.
Voorts is bepaald dat de beoordeling per perceel en per subgunningscriterium plaatsvindt door middel van de daar vermelde formules. Onderdeel van de circulariteitsindex is dat inschrijvers moeten onderbouwen dat zij hun buizen na 60 jaar een tweede levenscyclus kunnen geven. Met betrekking tot de onderbouwing van de tweede levenscyclus vermeldt het Beschrijvend Document het volgende:
Inschrijvers, die overtuigend kunnen onderbouwen dat hun buizen, hulpstukken of putten na 60 jaar geheven kunnen worden en opnieuw lekvrij gelegd kunnen worden, worden hiervoor beloond met een verdubbeling van de levensduur (LI=2) in de formule van de
circulariteitsindex . Ter beoordeling dient de inschrijver een plan van aanpak / kwaliteitsplan in van maximaal 1000 woorden in als Word bestand. Ter verduidelijking zijn afbeeldingen toegestaan. In het plan van aanpak dienen zij te onderbouwen;
  • Dat hun producten minimaal 2 cycli van 60 jaar bestand zijn tegen de hoogste verkeersklasse
  • Dat hun producten minimaal 2 cycli van 60 jaar bestand zijn tegen het medium, dat er doorheen gaat (H2S gas, fecaliën)
  • Hoe men de plastische vervorming na 60 jaar opvangt
  • Hoe men lekvrije verbindingen na 60 jaar borgt
  • Voor putten ook hoe deze in hoogte en diameter aangepast kunnen worden.
De beoordeling van de onderbouwing van de levensduur (L) gebeurt als hieronder
aangegeven.
2.7.
In paragraaf 6.7 van het Beschrijvend Document is met betrekking tot de door de opdrachtnemer aan te houden voorraden het volgende bepaald:

Deze kunststof leidingsystemen, met uitzondering van de putten, worden in nagenoeg alle
projecten van de gemeente Rotterdam toegepast en worden continu(...) afgeroepen. De
Opdrachtnemer moet voldoende voorraad op bouwen om uit te kunnen leveren zodra de
afroeporder ontvangen is. De Opdrachtgever zal zo veel mogelijk, maar niet in alle gevallen, reserveringsformulieren verstrekken van toekomstige projecten, die de Opdrachtnemer ter informatie dienen om zijn voorraad op te kunnen bouwen.
2.8.
In paragaaf 6.8 van het Beschrijvend Document is met betrekking tot Perceel 4 – voor zover hier van belang – het volgende bepaald:
  • Drainage- IT buizen dienen voordat zij worden gesleufd te voldoen aan volgens BRL-52202 en te worden geleverd onder KOMO-productcertificaat. Voor gesleufde buizen geldt dat het KOMO-productcertificaat vervalt, op het moment dat zij worden gesleufd.
  • Drainage- IT buizen voor permanente drainage (≥ 160 MM) moeten dubbelwandig zijn en gemaakt zijn van PE, PP of een mengsel daarvan. Gladde buizen zijn niet toegestaan.

Drainage- en infiltratiebuizen voor permanente drainage (≥ 160MM) moeten aan de uiteindes (mof en spie) de maatvoering hebben van PVC buizen, opdat zij lekvrij aangesloten kunnen worden op putten met pvc moffen, en / of er een lekvrije verbinding gemaakt kan worden met pvc hulpstukken van dezelfde diameter. De verbinding moet niet alleen op het moment van maken lekvrij zijn, maar moet ook na tientallen jaren in de ondergrond nog lekvrij te zijn. Uitgangspunt hierbij is dat het spie-eind van de drainagebuis voorzien is van een rubberring voor de betreffende drainagebuis.
2.9.
In de Nota’s van Inlichtingen heeft de Gemeente op vraag 17 (met betrekking tot de informatie die nodig is voor de beoordeling van de dubbele levensduur), vraag 20 (met betrekking tot de maatvoering van de buizen in Perceel 4), vraag 34 (met betrekking tot de technische eisen aan de buizen van perceel 4) en vraag 37 (met betrekking tot productcertificaten) de volgende antwoorden gegeven:

In ieder geval een restlevensduur berekening en een beschrijving van de werkwijze om over 60 jaar om de buis te herleggen.
Onderbouwing van de levensduur zou bijvoorbeeld kunnen door het uitvoeren van een versnelde degradatietest. Of door een analyse van de levensduurverwachting op basis van een extrapolatie van een stuk oud materiaal.
(...)
De Aanbestedende Dienst heeft bewust geen keuze gemaakt voor nominale binnen of
buitendiameter. Leidend is de maatvoering aan de uiteindes van de buizen. Daar moet een lekvrije verbinding kunnen worden gemaakt met PVC-hulpstukken.
(...)
De BRL 52250 is de enige BRL die van toepassing is als het gaat over geribbelde en gesleufde IT buizen
De BRL’s 52202 en 9208-2 komen te vervallen. De door u aangehaald tekst is niet meer van
toepassing.
Leveren zonder productcertificaat is alleen toegestaan in het perceel voor innovatieve producten in perceel 6. De overige percelen betreft producten, die al jaren gebruikelijk onder de betreffende productcertificaten geleverd worden.
2.10.
Voor de Opdracht hebben zich drie partijen ingeschreven, waaronder Joosten (de zittende leverancier) en Wavin.
2.11.
In haar inschrijving heeft Joosten voor Perceel 4 in haar Plan van Aanpak ter onderbouwing van de tweede levenscyclus (subgunningscriterium 3) onder meer het volgende vermeld:

Zoals aangegeven zijn in de statische analyse twee aspecten van belang: de sterkte (maximale spanning) en de stijfheid (vervorming). Uit de analyse blijkt dat de maximale optredende spanning ruimschoots onder het toegestane maximum spanning bij een levensduur van 120 jaar blijft. De optredende vervorming in 60 jaar is maximaal 3,3%. Na uitnemen veert een groot deel van de deformatie terug. Ook bij een tweede levensduur blijft vervorming onder de 6%.
(...)
Het laatste relevante aspect voor opnieuw gebruiken van opgenomen leidingen betreft de garantie dat ook gebruikte leidingen lekvrij verbonden kunnen worden. Voor perceel 4 geldt dat verbindingen tussen leidingdelen gerealiseerd worden met rubberringen. Dit betekent dat ook de rubberringen resistent moeten zijn tegen het medium dat door de leiding voert en dat de rubberringen nog sluitend moeten zijn bij de optredende vervorming. Rubber is voldoende resistent tegen regenwater.
(...)
Bij uitnemen controleren we de ovaliteit, ringflexibiliteit van de leiding, de kwaliteit van de omhulling en de mechanische eigenschappen van de ringen om bovenstaande uitgangspunten te toetsen. Mocht blijken dat door onvoorziene omstandigheden (ongelijke zettingen, graafschade, onjuiste installatie, overmatige belastingen) de buis niet voldoet, zetten we de volgende maatregelen in om alsnog tot hergebruik over te gaan: (...)
2.12.
Bij brief van 21 december 2020 heeft de Gemeente aan de inschrijvers meegedeeld dat zij voornemens is Percelen 1, 2 en 4 te gunnen aan Wavin, waarbij Joosten als tweede is geëindigd, en Perceel 3 aan zowel Wavin als Joosten. De brief bevat per perceel een scorematrix en per subgunningscriterium een korte toelichting.
Met betrekking tot de subgunningscriterium 3 en de beoordeling van de onderbouwing van de tweede levenscyclus (zie 2.6) vermeldt de brief het volgende:

In uw plan van aanpak heeft u weliswaar goed onderbouwd, dat de door u aangeboden
bouwstoffen, wat materiaal betreft een tweede levenscyclus meekunnen. U heeft aangetoond
dat de bouwstoffen 2 levenscycli bestand zijn tegen de hoogste verkeersklasse en daarnaast
bestand zijn tegen het medium dat er doorheen gaat
U heeft echter niet voldoende aangetoond hoe de plastische vervorming na 60 jaar
opgevangen wordt en er een lekvrije verbinding gegarandeerd wordt. Het terugveren van de
leidingen na het uitnemen is niet onderbouwd. Evenmin als de flexibiliteit van het rubber na 60 jaar. U heeft in uw plan ook geen overtuigende methode beschreven voor het proces van
herleggen.
Om bovengenoemde redenen is de conclusie van de beoordelingscommissie, dat u niet
overtuigend heeft kunnen onderbouwen dat de door u aangeboden bouwstoffen een tweede
levenscyclus van 60 jaar kunnen krijgen. Uw score is bepaald op LI=1
2.13.
Bij brieven van 4 en 8 januari 2021 heeft Joosten de Gemeente om nadere toelichting verzocht. De Gemeente heeft deze brieven onbeantwoord gelaten.
2.14.
Bij brief van 18 februari 2021 heeft Wavin met verwijzing naar paragraaf 6.8 van het Beschrijvend Document aan de Gemeente bevestigd dat zij de benodigde hulpstukken in haar portfolio heeft en kan garanderen dat er lekvrije verbindingen worden gemaakt. Zij bevestigt hierbij dat zij hulpstukken heeft van mof naar PVC spie. Voorts heeft Wavin in deze brief bevestigd dat zij in alle percelen kan leveren met een KOMO-productcertificaat en conform alle door de Gemeente opgestelde specificaties. Wavin heeft hierbij uitdrukkelijk vermeld dat zij beschikt over een voorraad van 160 mm gesleufde KOMO-gecertificeerde buizen, zodat zij ook direct per ingang van contract kan beginnen met het leveren van deze buizen.

3..Het geschil

3.1.
Na wijziging van eis vordert Joosten, samengevat:
primair:
1) De Gemeente te verbieden de Opdracht voor wat betreft percelen 1, 2, 3, 4 te gunnen, of verder uitvoering te geven aan de gunning van de Opdracht aan een ander dan Joosten;
2) Een gebod de percelen 1, 2, 3, 4 te gunnen aan Joosten, indien de gemeente de opdracht wenst te vergeven;
subsidiair:
3) De Gemeente te gebieden over te gaan tot het herbeoordelen van de inschrijving van
Joosten voor perceel 1, 2,3, 4 met inachtneming van het te wijzen vonnis;
meer subsidiair:
4) De Gemeente te gebieden dat indien zij de opdracht voor wat betreft percelen 1, 2,
3, 4 nog wenst te vergeven, zij daartoe een nieuwe aanbestedingsprocedure dienen uit te schrijven;
een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Gemeente en Wavin in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt Joosten het volgende ten grondslag.
De Gemeente heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom Joosten voor de percelen 1 tot en met 4 niet de meest voordelige inschrijving heeft ingediend.
Wavin lijkt voorts niet te voldoen aan de door de Gemeente gestelde eisen voor perceel 4, aangezien volgens de informatie van Joosten vermoedelijk niet kan beschikken over de voorgeschreven (niet-gladde en gecertificieerde) buizen.
De puntenscores van perceel 1 zijn niet op de juiste wijze tot stand gekomen.
De beoordeling van de inschrijving van Joosten met betrekking tot de circulariteit en de onderbouwing van de tweede levenscylus is onjuist, aangezien zij wel overtuigend heeft aangetoond dat haar producten minimaal twee levenscycli kunnen krijgen.
3.3.
De Gemeente voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Joosten in de proceskosten.
3.4.
Wavin vordert afwijzing van de vorderingen in de hoofdzaak en voorwaardelijk, slechts voor zover vereist voor tussenkomst, de Gemeente te gebieden de opdracht in de percelen 1 tot en met 4 conform de voorlopige gunningsbeslissing te gunnen aan Wavin, voor zover zij de opdracht nog wenst te vergeven, met veroordeling van Joosten in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of de Gemeente de Opdracht voor de Percelen 1 tot en met 4 alsnog aan Joosten moet gunnen, en daarnaast of herbeoordeling dan wel heraanbesteding moet plaatsvinden. Hiertoe is in eerste plaats van belang of Wavin kan voldoen aan de gestelde eisen (voor perceel 4) en of de inschrijving van Joosten op de juiste wijze is beoordeeld. Opgemerkt wordt dat Joosten na toelichting van de Gemeente haar bezwaren met betrekking tot het emissievrije transport heeft ingetrokken, zodat dit punt geen verdere beoordeling behoeft.
Komo-gecertificieerde gesleufde en geribbelde buizen met een diameter van 160 mm
4.2.
Uit de inschrijving van Wavin mag worden afgeleid dat zij in staat is om op afroep de voor perceel gevraagde Komo-gecertificeerde gesleufde en geribbelde buizen met een diameter van 160 mm te leveren voor perceel 4. Joosten heeft evenwel gesteld dat zij haar vaste leverancier, Pipelife Nederland B.V. (hierna: Pipelife), onderzoek heeft laten doen en dat daaruit zou volgen dat Wavin niet over dergelijke buizen kán beschikken. Joosten heeft hiertoe aangevoerd dat Pipelife de enige leverancier van is van dergelijke buizen en dat Pipelife aan haar heeft bevestigd dat zij geen (directe of indirecte) afspraken heeft met Wavin. Wavin heeft weersproken dat Pipelife de enige leverancier van dergelijke buizen is. Tegenover voormeld verweer heeft Joosten niet nader aannemelijk gemaakt dat Wavin bij de uitvoering van de Opdracht echt niet over voldoende dergelijke buizen kan beschikken. Daar komt bij dat Wavin heeft verklaard wel over de buizen te beschikken en dat zij ook bezig is met een eigen certificering. Dit betekent – nog daargelaten dat de aanbesteding niet eist dat Wavin voorafgaand aan de uitvoering van de Opdracht over voldoende drainagebuizen beschikt – dat de niet nader onderbouwde vermoedens van Joosten hiermee voldoende zijn weerlegd en de Gemeente ook niet gehouden is om nader onderzoek te doen.
Joosten te laag beoordeeld
4.3.
Met betrekking tot perceel 1 heeft Joosten gesteld dat zij voor de circulariteitsindex heeft ingeschreven met 53,08%, waardoor haar puntenscore zou moeten uitkomen op 9,34 in plaats van op de toegekende 9,29. Hiertegenover heeft de Gemeente aangevoerd dat zij na
controle van de inschrijving van Joosten heeft vastgesteld dat dat Joosten op betreffende onderdeel 53,00 heeft ingevuld, zodat toegekende score juist is. De Gemeente heeft hierbij het betreffende deel van de inschrijving van Joosten in het geding gebracht. Hoewel dat vervolgens wel op haar weg lag, heeft Joosten niet aannemelijk gemaakt dat de voor dit onderdeel toegekende score desondanks onjuist is.
Beoordeling subgunningscriterium 3
4.4.
Joosten heeft gesteld dat zij voor subgunningscriterium 3 (de circulariteitsindex) te laag is beoordeeld, omdat zij volgens haar in haar Plan van Aanpak wel overtuigend heeft onderbouwd dat haar producten een tweede levenscyclus hebben. Dit zou betekent dat zij in plaats van de beoordeling LI=1 de beoordeling LI=2 had moeten ontvangen (zie 2.6).
4.5.
Bij de beoordeling van dit bezwaar stelt de voorzieningenrechter voorop dat hij zich volgens vaste rechtspraak terughoudend dient op te stellen bij de beoordeling van een dergelijk kwalitatief criterium. Aan de aangewezen – deskundige – beoordelaars moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund. Dat klemt te meer nu van de rechter niet kan worden verlangd dat hij specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts indien sprake is van – procedurele dan wel inhoudelijke – onjuistheden en/of onduidelijkheden die (zouden) kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
4.6.
Tussen partijen is voorts niet in geschil is dat de beoordeling moet gebeuren aan de hand van de inschrijving (en dus niet aan de hand van de na inschrijving opgestelde stukken) en dat het een binaire beoordeling betreft. Het Plan van Aanpak is wel of niet voldoende overtuigend.
4.7.
Volgens het Beschrijvend Document (zie 2.6) dienden inschrijvers in hun Plan van Aanpak aan te tonen dat hun producten minimaal 60 jaar bestand zijn tegen de hoogste verkeersklasse en tegen het medium wat er doorheen gaat. Daarnaast dienden inschrijvers aan te tonen hoe men de plastische vervorming na 60 jaar opvangt en hoe lekvrije verbindingen na 60 jaar worden geborgd. Volgens het antwoord op Vraag 17 van de Nota van Inlichtingen (zie 2.9) diende het Plan van Aanpak in ieder geval een berekening van de restlevensduur te bevatten en de werkwijze om over 60 jaar de buis te herleggen. In het antwoord op Vraag 17 is voorts vermeld dat de levensduur onderbouwd zou kunnen worden door het uitvoeren van een versnelde degradatietest of door een analyse van de levensduur verwachting op basis van een extrapolatie van een stuk oud materiaal.
4.8.
Volgens de beoordeling heeft Joosten onvoldoende aangetoond hoe de plastische vervorming van de buizen na 60 jaar wordt opgevangen en hoe een lekvrije verbinding gegarandeerd wordt. Daarnaast zou Joosten het terugveren van de buizen na 60 jaar niet hebben onderbouwd, net zo min als de elasticiteit van het rubber. Tot slot heeft Joosten volgens de beoordeling geen overtuigende methode beschreven voor het proces van herleggen.
4.9.
De bezwaren van Joosten komen erop neer dat de Gemeente bekend verondersteld mag worden met de producteigenschappen van de gevraagde buizen en rubber ringen. Zij heeft hiertoe gesteld dat uit de toepasselijke strenge Europese normen volgt dat een lekvrije verbinding is gegarandeerd. Daarnaast heeft zij betoogd dat de buizen en dat vervorming die na 60 jaar optreedt niet of nauwelijks zal leiden tot plastische vervorming en dat de buizen (eerst snel en dan langzamer) zullen terugveren in hun originele staat, zodat zij een volwaardige tweede levenscyclus kunnen hebben. Verder heeft zij gesteld dat het proces van het herleggen buiten de scope van de productleverancier valt.
4.10.
Hoewel dat wel op haar weg lag, heeft Joosten niet aannemelijk gemaakt dat uit de producteigenschappen volgt dat de buizen en ringen ook na 60 jaar nog aan de eisen voldoen. In dit verband hebben de Gemeente en Wavin onweersproken gesteld dat niet alleen de omvang van de vervorming, maar ook de duur ervan van belang is. Voorts heeft de Gemeente erop gewezen dat rubber ringen hun flexibiliteit ook kunnen verliezen door bijvoorbeeld uitdroging. Joosten heeft de levensduur in ieder geval niet onderbouwd door het uitvoeren van een versnelde degradatietest of door een analyse van de levensduur verwachting op basis van een extrapolatie van een stuk oud materiaal. Zij heeft in haar Plan van Aanpak enkel gesteld dát de optredende vervorming na 60 jaar ruimschoots binnen de norm blijft en dat de opgetreden vervorming terugveert. Zij heeft dit niet onderbouwd. Joosten heeft ook niet duidelijk gemaakt waarom zij – mede gelet op het antwoord op Vraag 17 – met betrekking tot het herleggen kon volstaan met een beschrijving van wat er na uitname moet gebeuren. Op dit punt heeft de Gemeente gesteld dat zij specifieke demontage-instructies had verwacht.
4.11.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Joosten de door de Gemeente gesignaleerde minpunten van haar Plan van Aanpak onvoldoende kunnen weerleggen. Daarmee kan de motivering van de Gemeente de beoordeling “niet-overtuigend” dragen. Procedurele en/of feitelijke onjuistheden zijn niet aannemelijk geworden. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen reden voor ingrijpen in de gegeven beoordeling.
Motivering van de gunningsbeslissing
4.12.
De door Joosten gestelde (en door de Gemeente betwiste) gebreken in de motivering van de gunningsbeslissing kunnen niet leiden tot toewijzing van de vorderingen van Joosten. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat de gegeven motivering mogelijk aan de summiere kant was, maar dat deze voldoende inzicht geeft in relevante redenen op grond waarvan de Gemeente tot haar beslissing is gekomen. De motivering geeft immers inzicht in de score van de afgewezen inschrijving ten opzichte van de winnende inschrijving en inzicht in de sterke en zwakke punten van de inschrijvers.
Heraanbesteding
4.13.
Joosten heeft niet onderbouwd waarom heraanbesteding aangewezen is. Deze vordering wordt dus ook afgewezen.
Slotsom en proceskosten
4.14.
De slotsom is dat de vorderingen van Joosten worden afgewezen. Nu de Gemeente voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan Wavin brengt de afwijzing van de vorderingen van Joosten mee dat Wavin geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen. Wavin wordt veroordeeld in de kosten van de Gemeente. Deze kosten worden begroot op nihil, aangezien niet is gebleken dat de Gemeente als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing van de vorderingen van Wavin, moet Joosten in haar verhouding tot de Wavin worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Wavin was immers te voorkomen dat de gunning aan haar zou worden verboden en dat doel is bereikt. Joosten wordt dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Wavin.
De kosten aan de zijde van de Gemeente en Wavin worden voor ieder van hen begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.683,00
4.15.
Wavin heeft voorts nakosten en wettelijke rente gevorderd. Deze worden (uitsluitend ten aanzien van) Wavin toegewezen zoals in het dictum vermeld.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Joosten in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente en Wavin tot op heden voor ieder van hen begroot op € 1.683,00, uitsluitend voor Wavin te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Joosten in de uitsluitend voor Wavin na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Joosten niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin op 9 maart 2021.
3077/676