In deze zaak, die op 11 maart 2021 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man, die in het verleden met elkaar gehuwd zijn geweest en twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw, eiseres in conventie, vordert dat zij geen dwangsommen verschuldigd is wegens niet-nakoming van een omgangsregeling die eerder door de rechtbank was vastgesteld. De man, gedaagde in conventie, heeft in het verleden een kort geding aangespannen om de vrouw te dwingen de zorgregeling na te komen, wat leidde tot een vonnis waarin dwangsommen werden opgelegd voor elke keer dat de vrouw niet aan de regeling voldeed.
De procedure begon met een dagvaarding op 1 februari 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 februari 2021. De vrouw stelt dat zij de zorgregeling naar behoren heeft nagekomen, maar dat de omgang is gestopt omdat de kinderen niet meer bij de man willen zijn. De man daarentegen betwist dit en stelt dat de vrouw de omgang heeft beëindigd zonder geldige reden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er vanaf maart 2020 geen omgang meer heeft plaatsgevonden en dat de vrouw in financiële problemen is geraakt door het innen van de dwangsommen.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vrouw geen dwangsommen is verschuldigd, maar dat de man wel een bedrag van € 415,36 aan de vrouw moet terugbetalen, omdat dit bedrag onterecht was geïnd. De vorderingen van de man in reconventie om de vrouw te dwingen de zorgregeling na te komen zijn afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor het naleven van de zorgregeling in het belang van de kinderen en heeft de proceskosten gecompenseerd.