ECLI:NL:RBROT:2021:2155

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
C/10/613519 / FA RK 21-1320
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting van verblijf van een cliënt met Alzheimer

Op 4 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beslissing genomen over een verzoek tot rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt met de ziekte van Alzheimer. Het verzoek is ingediend door het CIZ op 18 februari 2021, na een eerdere machtiging die op 11 september 2020 was verleend. De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, vertoont ernstig gedrag dat leidt tot verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende zorgprofessionals gehoord, die de noodzaak van intensieve zorg en toezicht bevestigden. De rechtbank concludeert dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en verleent de machtiging voor een jaar, tot en met 4 maart 2022. De beschikking is op 4 maart 2021 mondeling gegeven door rechter G.P. van de Beek en schriftelijk uitgewerkt op 12 maart 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/613519 / FA RK 21-1320
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 4 maart 2021 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] , [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende en verblijvende te Aafje, locatie [naam locatie] te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. W.H.J.W. de Brouwer te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 18 februari 2021. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 4 juni 2020;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam arts] , arts, van 28 januari 2021;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 28 januari 2021;
  • de verklaring van de zorgaanbieder Aafje Thuiszorg van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 12 januari 2021;
  • een afschrift van het zorgplan van 22 december 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • cliënt met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam specialist ouderengeneeskunde] , specialist ouderengeneeskunde, en [naam verpleegkundige] , verpleegkundige, beiden verbonden aan Aafje.

2..Beoordeling

2.1.
Op 11 september 2020 is door de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf verleend tot en met 11 maart 2021. Op 18 februari 2021 heeft het CIZ verzocht een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie te verlenen als bedoeld in artikel 25 lid 1 Wzd.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer.
2.3.
Het gedrag van cliënt leidt als gevolg van deze psychogeriatrische aandoening tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en in de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Er is bij cliënt sprake van progressieve geheugenstoornissen met desoriëntatie in tijd en plaats, cognitieve stoornissen waaronder een rekenstoornis, apraxie, een stemmingsstoornis en een stoornis in het executief functioneren. Cliënt is door apraxie niet in staat zichzelf te verzorgen. Ze heeft hulp en sturing nodig bij het wassen en aankleden. Cliënt kan zelfstandig lopen met een rollator, maar is bekend met een vergroot valrisico. Er is sturing en toezicht nodig bij het eten en drinken omdat cliënt dit niet altijd zelf pakt. Cliënt is incontinent van urine en ontlasting en wordt daardoor regelmatig begeleid naar het toilet. Ook weet cliënt haar eigen adres niet waardoor er sprake is van een groot risico op dwalen buiten de instelling. Bovendien kan cliënt niet goed omgaan met haar sigaretten waardoor er een risico is op brandgevaar. Cliënt kan zich niet zonder hulp handhaven buiten de instelling. Gelet op de stoornissen van cliënt blijft intensieve zorg en behandeling noodzakelijk om ernstig nadeel te voorkomen.
2.4.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wensen.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Tijdens de mondeling behandeling verklaart cliënt dat ze vrijwel dagelijks aangeeft naar huis te willen. Cliënt heeft geen ziektebesef of ziekte-inzicht. Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen voortzetting van het verblijf.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van een jaar.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 maart 2022.
Deze beschikking is op 4 maart 2021 mondeling gegeven door mr. G.P. van de Beek, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en op 12 maart 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.