ECLI:NL:RBROT:2021:2139

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
10/296528-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie

Op 1 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 20 november 2020 in Rotterdam een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.N. Weski. De officier van justitie, mr. N. van der Meij, eiste een gevangenisstraf van negen maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had bekend en dat er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en de bijbehorende munitie, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie.

De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte een toenemend probleem is in Rotterdam, wat het veiligheidsgevoel van de inwoners aantast. De verdachte had het wapen binnen handbereik en er was een reële kans dat hij het zou gebruiken. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ondanks de wens van de verdachte om een metaalopleiding te volgen, vond de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden passend en geboden.

De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de gevangenisstraf op, met de bepaling dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. Het vonnis werd uitgesproken door mr. L. Amperse, voorzitter, en mrs. J.L.M. Boek en F.W.H. van den Emster, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J. Knook.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/296528-20
Datum uitspraak: 1 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad,
raadsvrouw mr. I.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van het voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 november 2020 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Smith & Wesson 645, kaliber .45acp envoor dat vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet Wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 6 kogelpatronen, type Remington, kaliber .45 acp, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het, op de openbare weg, voorhanden hebben van een vuurwapen en het voorhanden hebben van voor dat wapen geschikte munitie. Bij de aanhouding van de verdachte troffen de verbalisanten een vuurwapen in zijn broeksband aan. Naar eigen zeggen werd de verdachte bedreigd en had hij voor zijn veiligheid een vuurwapen bij zich.
De aanwezigheid en het gebruik van vuurwapens in de openbare ruimte is in Rotterdam een toenemend probleem waardoor het veiligheidsgevoel van heel veel mensen wordt geraakt. Het voorhanden hebben van een vuurwapen leidt immers al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij het wapen binnen handbereik had en mogelijk in een voorkomend geval zou hebben gebruikt.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden heeft de verdachte aangevoerd dat hij een metaalopleiding wil volgen en in de toekomst hoopt hij werk te vinden in die branche.
7.3.
Conclusie van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het vuurwapen is aangetroffen en de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging heeft verzocht om een straf aan de verdachte op te leggen gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De ernst van het feit rechtvaardigt dat echter niet. Het is immers zeer kwalijk en verontrustend dat de verdachte uit angst voor afrekeningen rondloopt met een vuurwapen.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Amperse, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 maart 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 november 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Smith & Wesson 645, kaliber .45acp en/of (voor dat vuurwapen) geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet Wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 6 kogelpatronen, type Remington, kaliber .45 acp, voorhanden heeft gehad.