ECLI:NL:RBROT:2021:2126

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
10/660282-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeend schuldwitwassen na beoordeling van kasopstelling en herkomst geldbedragen

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van schuldwitwassen, heeft de rechtbank Rotterdam op 26 februari 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken omdat uit de kasopstelling en het onderzoek geen bewijs naar voren kwam dat de geldbedragen van een misdrijf afkomstig waren. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De rechtbank nam als uitgangspunt dat het onderzoek geen bewijs had opgeleverd dat het geldbedrag van een bepaald misdrijf afkomstig was. De verdachte had contant geld van haar partner aangenomen, maar de rechtbank vond het niet aannemelijk dat dit geld uit een misdrijf afkomstig was. Er waren ook legale bronnen van inkomsten en uitgaven aangetoond, zoals een erfenis en een schenking, die de verdachte in staat hadden kunnen stellen om over de contante bedragen te beschikken. De rechtbank concludeerde dat er geen gerechtvaardigd vermoeden van witwassen kon worden afgeleid uit de kasopstelling, die de inkomsten en uitgaven van twee personen over een periode van meer dan drie jaar omvatte. De verdachte werd uiteindelijk vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660282-16
Datum uitspraak: 26 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 juli 2019 en 12 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Boender heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 70 uur.

4..Vrijspraak

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich onder verwijzing naar de eenvoudige kasopstelling in het dossier op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (schuld)witwassen van een geldbedrag van € 37.570,-. De verdachte heeft in de tenlastegelegde periode contant geld van haar partner, [naam medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) aangenomen, terwijl zij wist dat hij geen legale inkomsten had. Zij heeft daarbij verzuimd door te vragen waar dit geld vandaan kwam. Verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld zijn niet aannemelijk.
4.2.
Beoordeling
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, dient als uitgangspunt te worden genomen dat het onderzoek geen bewijs heeft opgeleverd dat het ten laste gelegde geldbedrag van een bepaald misdrijf afkomstig is.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank neemt in dat kader als uitgangspunt het financieel onderzoek dat de politie heeft verricht naar de gezamenlijke huishouding van de verdachte en de medeverdachte over de periode van 22 juli 2013 tot en met 9 januari 2017. Op basis van de resultaten van dat onderzoek is door de politie een eenvoudige kasopstelling gemaakt. Daaruit blijkt dat in de onderzoeksperiode ten aanzien van de contante geldstromen sprake is van een negatief kassaldo van € 36.776,72, gelet op onderstaande berekening:
Beginsaldo: € 20,-
Legale contante ontvangsten en bankopnames: € 45.195,-
Eindsaldo contant geld: € 2.011,72
Totale contante uitgaven inclusief bankstortingen: € 79.980,-
Verschil (negatief): € 36.776,72
Verweren m.b.t. aankoop Volkswagen Golf
In de (uitwerking van de) kasopstelling is uitgegaan van een contante uitgave van € 25.500,- voor de aankoop van een Volkswagen Golf in september 2013. Door de verdediging is aangevoerd dat de aanschafwaarde van deze auto € 23.000,- bedroeg.
De rechtbank is van oordeel dat de lagere aanschafwaarde niet aannemelijk is geworden. Deze is op geen enkele wijze onderbouwd, terwijl de vorige eigenaar van de auto heeft verklaard dat hij het voertuig voor € 25.500,- heeft verkocht. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaring, zodat van dat laatste bedrag wordt uitgegaan.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de aankoop van de auto in 2013 in eerste instantie gefinancierd is geweest met een lening van OMT ( [naam getuige] ) van € 15.000,- aangevuld met eigen contant geld. Het bestaan van die lening en het aflossen daarvan is bevestigd door getuige [naam getuige] .
Deze lening is volgens de verdachte nadien binnen een paar maanden terugbetaald vanuit de opbrengst van de oude auto (€ 9.000,-) en een lening van € 5.000,- van [naam persoon] en € 500,- eigen contant geld.
Deze laatste lening heeft de verdachte onderbouwd met een document, ondertekend door [naam persoon] , geboren te [geboorteplaats] , [geboortedatum] Deze verklaring was daarmee verifieerbaar en niet op voorhand zodanig onaannemelijk dat verificatie door (politie)onderzoek achterwege heeft kunnen blijven. Verificatie heeft evenwel niet plaatsgevonden, wat de verdachte niet kan worden tegengeworpen. Het enkele feit dat niet is opgenomen op welke manier de betalingen op die lening hebben plaatsgevonden doet daaraan niet af.
Ook wanneer zou moeten worden uitgegaan van de aanvankelijke toelichting door de verdachte bij de politie dat financiering uit het doorlopend krediet bij Freo zou hebben plaatsgevonden geeft dit de rechtbank nog aanleiding om een vergelijkbare correctie op de contante geldstroom toe te passen. Gebleken is namelijk dat dit doorlopend krediet in het jaar 2013, het jaar waarin de auto werd gekocht, al een saldo had van € 16.890,- (negatief) en dat de verdachte voorafgaand aan de tenlastegelegde periode, in maart 2012, nog een bedrag van € 17.000,- had opgenomen. Daarmee is niet dan ook niet voldoende weerlegd dat de verdachte in 2013 niet over legale bronnen voor de contante aanschaf van de auto heeft kunnen beschikken.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte in het licht daarvan niet op voorhand onaannemelijk en gaat daarom uit van een totaal aan legaal ontvangen contanten van (€ 45.195,- + € 5.000,- =) € 50.195,-.
Vermoeden van witwassen?
Uit de hiervoor genoemde eenvoudige kasopstelling kan worden afgeleid dat de verdachte en de medeverdachte een bedrag van € 31.776,71 meer contant hebben uitgegeven en op bankrekeningen hebben gestort dan verklaarbaar is op basis van uit het politieonderzoek gebleken beschikbare legale contante bedragen.
De rechtbank is echter van oordeel dat uit deze uitkomst van de kasopstelling in de gegeven omstandigheden niet zonder meer een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen kan worden afgeleid.
Ten eerste betreft de kasopstelling de inkomsten en uitgaven van twee personen over een tijdsperiode van ruim 3,5 jaar. Voorts acht de rechtbank niet op voorhand onaannemelijk dat de verdachte en de medeverdachte voorafgaand aan en gedurende de tenlastegelegde periode konden beschikken over (legale) andere bronnen van contant geld. Zo zijn stukken overgelegd met betrekking tot de overdracht in 2013 van een geërfd stuk grond in Marokko met een waarde van ongeveer € 15.900,- en van een schenking van een familielid van een bedrag van € 5.000,-. Ook blijkt uit het dossier dat aan de verdachte in maart 2012 in totaal € 17.000,- aan krediet was verstrekt en dat zij dit bedrag volledig heeft opgenomen. De rechtbank ziet in dat licht in de uitkomst van de kasopstelling dan ook niet een zodanige concrete aanwijzing dat hieruit aangenomen mag worden dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Het bovenstaande betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn, zodat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 22 juli 2013 tot en met 09 januari 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
a. a) van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) van in
totaal 60.941,28 euro, althans van een of meerdere geldbedragen, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel verborgen heeft gehouden en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op dit voorwerp/deze voorwerpen is, en/of dit voorwerp/deze voorwerpen geld voorhanden heeft gehad, dan wel
b) een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 60.941,28 euro, althans een of meerdere geldbedragen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 60.941,28 euro, althans een of meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, wist, althans had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig(e) misdrijf/misdrijven.