4.2.Beoordeling
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, dient als uitgangspunt te worden genomen dat het onderzoek geen bewijs heeft opgeleverd dat het ten laste gelegde geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank neemt in dat kader als uitgangspunt het financieel onderzoek dat de politie heeft verricht naar de gezamenlijke huishouding van de verdachte en de medeverdachte over de periode van 22 juli 2013 tot en met 9 januari 2017. Op basis van de resultaten van dat onderzoek is door de politie een eenvoudige kasopstelling gemaakt. Daaruit blijkt dat in de onderzoeksperiode ten aanzien van de contante geldstromen sprake is van een negatief kassaldo van € 36.776,72, gelet op onderstaande berekening:
Beginsaldo: € 20,-
Legale contante ontvangsten en bankopnames: € 45.195,-
Eindsaldo contant geld: € 2.011,72
Totale contante uitgaven inclusief bankstortingen: € 79.980,-
Verschil (negatief): € 36.776,72
Verweren m.b.t. aankoop Volkswagen Golf
In de (uitwerking van de) kasopstelling is uitgegaan van een contante uitgave van € 25.500,- voor de aankoop van een Volkswagen Golf in september 2013. Door de verdediging is aangevoerd dat de aanschafwaarde van deze auto € 23.000,- bedroeg.
De rechtbank is van oordeel dat de lagere aanschafwaarde niet aannemelijk is geworden. Deze is op geen enkele wijze onderbouwd, terwijl de vorige eigenaar van de auto heeft verklaard dat hij het voertuig voor € 25.500,- heeft verkocht. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaring, zodat van dat laatste bedrag wordt uitgegaan.
De verdachte heeft ter zitting beaamd dat de aankoop van de auto in 2013 in eerste instantie gefinancierd is geweest met een lening van OMT ( [naam getuige] ) van € 15.000,- aangevuld met eigen contant geld van de medeverdachte. Het bestaan van die lening en het aflossen daarvan is bevestigd door getuige [naam getuige] .
Deze lening is volgens de verdachte nadien binnen een paar maanden terugbetaald vanuit de opbrengst van de oude auto van de medeverdachte (€ 9.000,-) en een lening van € 5.000,- van [naam persoon] en € 500,- contant geld van de medeverdachte.
Deze laatste lening is onderbouwd met een document, ondertekend door [naam persoon] , geboren te [geboorteplaats] , [geboortedatum] . Deze verklaring was daarmee verifieerbaar en niet op voorhand zodanig onaannemelijk dat verificatie door (politie)onderzoek achterwege heeft kunnen blijven. Verificatie heeft evenwel niet plaatsgevonden, wat de verdachte niet kan worden tegengeworpen. Het enkele feit dat niet is opgenomen op welke manier de betalingen op die lening hebben plaatsgevonden doet daaraan niet af.
Ook wanneer zou moeten worden uitgegaan van de aanvankelijke toelichting door de medeverdachte bij de politie dat financiering uit het doorlopend krediet bij Freo zou hebben plaatsgevonden geeft dit de rechtbank aanleiding om een vergelijkbare correctie op de contante geldstroom toe te passen. Gebleken is namelijk dat dit doorlopend krediet in het jaar 2013, het jaar waarin de auto werd gekocht, al een saldo had van € 16.890,- (negatief) en dat de medeverdachte voorafgaand aan de tenlastegelegde periode, in maart 2012, nog een bedrag van € 17.000,- had opgenomen.
Daarmee is dan ook niet voldoende weerlegd dat de verdachte samen met zijn medeverdachte in 2013 niet over legale bronnen voor de contante aanschaf van de auto hebben kunnen beschikken.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte en de medeverdachte in het licht daarvan niet onaannemelijk en gaat daarom uit van een totaal aan legaal ontvangen contanten van (€ 45.195,- + € 5.000,- =) € 50.195,-.
Vermoeden van witwassen
Uit de hiervoor genoemde eenvoudige kasopstelling kan worden afgeleid dat de verdachte en de medeverdachte een bedrag van € 31.776,71 meer contant hebben uitgegeven en op bankrekeningen hebben gestort dan verklaarbaar is op basis van uit het politieonderzoek gebleken beschikbare legale contante bedragen.
De rechtbank is echter van oordeel dat uit deze uitkomst van de kasopstelling in de gegeven omstandigheden niet zonder meer een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen kan worden afgeleid.
Ten eerste betreft de kasopstelling de inkomsten en uitgaven van twee personen over een tijdsperiode van ruim 3,5 jaar. Voorts acht de rechtbank niet op voorhand onaannemelijk dat de verdachte en de medeverdachte voorafgaand aan en gedurende de tenlastegelegde periode konden beschikken over (legale) andere bronnen van contant geld. Zo zijn stukken overgelegd met betrekking tot de overdracht in 2013 van een geërfd stuk grond in Marokko met een waarde van ongeveer € 15.900,- en van een schenking van een familielid van een bedrag van € 5.000,-. Ook blijkt uit het dossier dat aan de medeverdachte in maart 2012 in totaal € 17.000,- aan krediet was verstrekt en dat zij dit bedrag volledig heeft opgenomen. De rechtbank ziet in dat licht in de uitkomst van de kasopstelling dan ook niet een zodanige concrete aanwijzing dat op basis daarvan aangenomen mag worden dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Het bovenstaande betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn, zodat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.