ECLI:NL:RBROT:2021:2106
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van kinderbijslag op basis van duurzame band met Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de toekenning van kinderbijslag. Eiseres, die van juli 1988 tot en met december 1989 in Nederland woonde en op 20 juli 2018 vanuit Venezuela terugkeerde, had kinderbijslag aangevraagd voor haar dochter. De SVB kende de kinderbijslag toe vanaf het eerste kwartaal van 2019, maar eiseres was van mening dat zij recht had op kinderbijslag vanaf het vierde kwartaal van 2018. Na een bezwaarprocedure, waarin de SVB het bezwaar ongegrond verklaarde, heeft eiseres beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 1 februari 2021 heeft eiseres aanvullende informatie ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de SVB terecht had geconcludeerd dat er per 1 oktober 2018 nog geen duurzame persoonlijke band met Nederland was. De rechtbank overwoog dat de SVB de relevante feiten en omstandigheden, zoals de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) en de aanvraag om bijstandsuitkering, correct had meegewogen. Eiseres had weliswaar de intentie om in Nederland te blijven, maar de formele stappen die nodig zijn om als ingezetene te worden beschouwd, waren nog niet voldoende zichtbaar op het moment van de aanvraag.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.