ECLI:NL:RBROT:2021:2105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
10/194325-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting en het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar tot gevolg. De verdachte had in zijn appartement een gasslang doorgesneden en open vuur in contact gebracht met het gas, wat leidde tot een explosie en brand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, op basis van rapportages van psychologen en psychiaters die een depressieve episode en andere psychische stoornissen bij de verdachte constateerden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. Daarnaast is een vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 700,- aan schadevergoeding. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een strafrechtelijk kader voor de verdachte, gezien het gevaar voor herhaling en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer:
10/194325-20
Datum uitspraak: 24 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden (PPC),
raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 mei 2020 te Rotterdam, in een woning / appartement gelegen aan de [adres] , deel uitmakende van een appartementencomplex / flat, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht door
- de gaskraan open te draaien / zetten en (vervolgens) een gasleiding / gasslang door te snijden, waardoor gas voornoemde woning in kon stromen en/of zich kon vermengen met lucht en
- ( vervolgens) (open) vuur in aanraking te brengen met het vrijgekomen gas,ten gevolge waarvan een ontploffing en brand is ontstaan en voornoemde woning geheel of gedeeltelijk is ontploft en/of verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning, toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of de woningbouwvereniging en aangrenzende en/of nabijgelegen woningen en/of de inhoud van die woningen en in de omgeving geparkeerde voertuigen, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meerdere in de
aangrenzende woningen aanwezige personen en/of op straat aanwezige personen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft, in een poging zichzelf van het leven te beroven, de gasslang in zijn flatwoning doorgesneden. Vervolgens is hij naar eigen zeggen in slaap gevallen. Toen hij wakker werd heeft hij een sigaret opgestoken en aldus een ontploffing en brand veroorzaakt.
De verdachte heeft door zijn handelen een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan, waarbij hij niet alleen zichzelf, maar ook omwonenden in levensgevaar heeft gebracht. De ontploffing vond plaats omstreeks 8.00 uur in de ochtend in de periode dat door het coronavirus veel mensen thuis moesten blijven. De verbalisanten die ter plaatse kwamen, zagen vele brokstukken, zoals glas en hout, uit de woning geblazen worden. Door de kracht van de explosie is de pui aan de achterkant van de woning volledig weggeblazen. De verdachte heeft zelf flinke brandwonden opgelopen en het is een wonder dat geen van de omwonenden of mensen op straat gewond is geraakt. Ook is schade toegebracht aan auto’s die in de omgeving geparkeerd stonden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam 1] en [naam 2] , psychiater in opleiding, hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 december 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is en was ten tijde van het tenlastegelegde bij de verdachte sprake van een depressieve episode in het kader van een bipolaire I stoornis, een ongespecificeerde psychotische stoornis, een stoornis in cocaïnegebruik en zwakbegaafdheid. Er is een uitgestelde diagnose ten aanzien van eventuele persoonlijkheidspathologie.
Ten tijde van het tenlastegelegde werden zijn keuzes en gedragingen beïnvloed door een depressief toestandsbeeld en beperkte copingsmechanismen bij zijn zwakbegaafdheid. Het cocaïnegebruik, waarvan hij het gebruik bagatelliseert, heeft waarschijnlijk de impulsiviteit doen toenemen.
Geadviseerd wordt de verdachte, ten aanzien van de hem tenlastegelegde feiten, indien bewezen, als zijnde verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De onderzoekers zijn van mening dat een terbeschikkingstelling met dwangverpleging vanuit overheidswege het noodzakelijke forensisch strafrechtelijk kader moet zijn om bovenstaand behandeltraject zorgvuldig, veilig en verantwoord uit te kunnen voeren in de komende jaren.
Psycholoog [naam 3] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 januari 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte lijdt en leed ten tijde van het tenlastegelegde aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Daarnaast is er sprake van een ongespecificeerde recidiverende depressieve stoornis, mogelijk in het kader van een bipolaire stoornis, zwakbegaafdheid en een ernstige verslavingsproblematiek in de vorm van een stoornis in het cocaïnegebruik en van een anxiolyticum. Deze stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde, indien bewezen, slechts in beperkte mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psycholoog adviseert een stevig strafrechtelijk kader nodig met een hoog beveiligingsniveau. Opname in het kader van een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is daarbij volgens de psycholoog het meest geschikt.
Reclassering Nederland heeft voorts een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 januari 2021. In dit rapport wordt - conform het advies van de psychiater en psycholoog - geadviseerd de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging aan de verdachte op te leggen. De reclassering adviseert negatief over terbeschikkingstelling met voorwaarden. Deze maatregel wordt niet verantwoord of uitvoerbaar geacht, gelet op het hoge recidiverisico, de verminderde toerekeningsvatbaarheid, de psychiatrische problematiek en de middelenproblematiek van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Evenwel kan, gezien de ernst van het feit, niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Brandstichting in een woning is een zwaar misdrijf en rechtvaardigt dan ook in beginsel een bestraffing met een vrijheidsstraf van langere duur. Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid, de psychiatrische problematiek en de middelenproblematiek van de verdachte, ziet de rechtbank aanleiding een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Aan de verdachte zal een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van zes maanden.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezenverklaarde feit en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat het bewezenverklaarde feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Verder wordt vastgesteld dat het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd een misdrijf betreft dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend.
De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.100,- aan materiële schade, betreffende schade aan de voorruit van zijn auto.
8.1.
Standpunt partijen
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 700,-. De verdediging heeft verzocht de schade te schatten op een lager bedrag dan € 1.100,-. Beiden hebben aangevoerd dat de vordering niet onderbouwd is met stukken, maar dat de gangbare kosten voor een dergelijke reparatie kunnen worden geschat.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Gelet op hetgeen door partijen naar voren is gebracht, zal de vordering gedeeltelijk worden toegewezen, tot een bedrag van € 700,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 mei 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 700,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 700,- (zegge: zevenhonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 700,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 700,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
14 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 mei 2020 te Rotterdam, in een woning / appartement gelegen aan de [adres] , deel uitmakende van een appartementencomplex / flat, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door
- de gaskraan open te draaien / zetten en/of open te houden en/of (vervolgens) een gasleiding / gasslang door te snijden en/of (op andere wijze) te vernielen / beschadigen, waardoor gas, althans een brandbare stof voornoemde woning in kon stromen en/of zich kon vermengen met lucht en/of
- ( vervolgens) (open) vuur in aanraking te brengen met het vrijgekomen gas, althans een brandbare stof,
ten gevolge waarvan een ontploffing en/of brand is ontstaan en/of voornoemde woning geheel of gedeeltelijk is ontploft en/of verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning, toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of de woningbouwvereniging en/of aangrenzende en/of nabijgelegen woningen en/of de inhoud van die woningen en/of in de omgeving geparkeerde voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meerdere in de
aangrenzende woningen aanwezige personen en/of op straat aanwezige personen, in elk geval levensgevaar gevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 mei 2020 te Rotterdam, in een woning / appartement gelegen aan de [adres] , deel uitmakende van een appartementencomplex / flat, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
- de gaskraan heeft open gedraaid / gezet en/of open gehouden en/of (vervolgens) een gasleiding / gasslang heeft doorgesneden en/of (op andere wijze) heeft vernield / beschadigd waardoor gas, althans een brandbare stof voornoemde woning in kon stromen en/of zich kon vermengen met lucht en/of
- ( vervolgens) (open) vuur in aanraking heeft gebracht met het vrijgekomen gas, althans een brandbare stof,
ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat een ontploffing en/of brand is ontstaan en/of voornoemde woning geheel of gedeeltelijk is ontploft en/of verbrand, en daardoor gemeen gevaar voor voornoemde woning, toebehorende aan [naam slachtoffer]
en/of de woningbouwvereniging en/of aangrenzende en/of nabijgelegen woningen en/of de inhoud van die woningen en/of in de omgeving geparkeerde voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meerdere in de aangrenzende woningen aanwezige personen en/of op straat aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijke letsel voor een ander of anderen te duchten was.