Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
10/045843-19
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee keer primair zware mishandeling en subsidiair poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de nacht van 20 op 21 oktober 2018 in Dordrecht een vechtpartij heeft plaatsgevonden waarbij twee slachtoffers gewond zijn geraakt. Echter, de rechtbank kon niet met de wettelijk vereiste mate van zekerheid vaststellen hoe, door wie en op welke wijze deze verwondingen zijn ontstaan.
De officier van justitie, mr. M.J. Blotwijk, had vrijspraak gevorderd, en de rechtbank heeft deze vordering gevolgd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte is vrijgesproken. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen alleen bij de burgerlijke rechter indienen. De rechtbank heeft bepaald dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. V.M. de Winkel als voorzitter en mrs. M.J.M. van Beckhoven en L. Stevens als rechters.