ECLI:NL:RBROT:2021:2087

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
10/201351-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging woningoverval in vereniging en bezit van een boksbeugel

Op 10 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 19 augustus 2019 samen met anderen een poging heeft gedaan tot woningoverval. De verdachte heeft zich voorgedaan als pakketbezorger en heeft aangebeld bij de woning van de aangever, een man van begin 70. Bij de voordeur heeft de verdachte zijn voet over de drempel gezet, terwijl een mededader de aangever met een vuurwapen of een gelijkend voorwerp heeft bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders in nauwe samenwerking hebben gehandeld met het oogmerk om de aangever te beroven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de aangever en zijn vrouw, die zich in hun eigen woning niet veilig konden voelen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en de rechtbank heeft dit als zeer kwalijk beoordeeld. De voorlopige hechtenis van de verdachte is eerder geschorst, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om deze schorsing op te heffen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf had geëist van 18 maanden met een voorwaardelijk deel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/201351-19
Datum uitspraak: 10 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit bij gebrek aan steunbewijs voor de aangifte van [naam aangever] (hierna: aangever). De verdachte heeft ontkend dat sprake was van een voornemen om aangever te beroven en er was ook geen sprake van een begin van uitvoering. Dat betekent dat de poging diefstal met geweld niet bewezen kan worden. Ook is aangevoerd dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen, dan wel van (opzet op) het medeplichtig zijn bij diefstal met geweld.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van het volgende. De verdachte heeft op 19 augustus 2019 bij de portiekdeur van de woning van aangever aangebeld. Deze heeft de deur geopend, waarna de verdachte naar de eerste verdieping is gegaan en aangever bij zijn voordeur heeft ontmoet. De verdachte had een rode tas bij zich. Op dat moment kwam ook een aantal andere jongens het portiek in en de trap op gelopen, waarop aangever hard begon te schreeuwen. De verdachte is toen met de andere jongens weggerend. Twee verbalisanten die bij toeval ter plaatse waren hebben vanaf de straat vier mannen uit het portiek zien wegrennen. Na een achtervolging zijn de verdachte en twee andere personen aangehouden. De drie aangehouden personen kenden elkaar, een van hen is de neef van de verdachte. Bij de fouillering zijn bij de verdachte een boksbeugel met een uitklapbaar mes, een paar latex handschoenen en een (natte en naar een onbekende sterke lucht ruikende) stoffen doek aangetroffen.
Aangever, een man van begin 70, heeft in zijn aangifte verklaard dat de verdachte bij het aanbellen heeft gezegd dat hij een pakketje kwam bezorgen. Eenmaal aangekomen bij de voordeur van de woning zette de verdachte een rode supermarkttas op de grond en grabbelde daarin. Daarbij zette de verdachte zijn voet over de drempel van de woning. Aangever verklaart verder dat op dat moment een tweede jongen de trap op kwam lopen met een wapen in zijn hand en dat deze jongen tegen aangever zei dat hij stil moest zijn. Aangever schreeuwde en de jongens zijn weggerend.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en de juistheid van de verklaring van aangever. Aangever heeft consistent en gedetailleerd verklaard over de gebeurtenissen van die avond en zijn aangifte vindt op verschillende onderdelen steun in het dossier. De rechtbank wijst daarbij in het bijzonder op het relaas van de verbalisanten ter plaatse. De verbalisanten zagen de verdachte met drie anderen uit het portiek wegrennen en hebben de melder, aangever en zijn vrouw ter plaatse gesproken
.De melder, een buurvrouw van aangever, verklaarde dat zij uit het niets een keiharde schreeuw hoorde, waarop zij naar beneden is gelopen en haar onderbuurman in paniek zag. De buurman vertelde haar dat er twee jongens zijn woning binnen wilde komen en met een vuurwapen gedreigd hadden. De vrouw van aangever verklaarde tegenover de ter plaatse gekomen verbalisanten dat zij de bel hoorde gaan en zag dat aangever naar de deur liep. Zij hoorde dat hij de voordeur opende en opeens hard schreeuwde. Zij verklaarde dat zij direct naar de deur liep, waar zij een jongen zag staan en zag dat de jongen het portiek uit vluchtte. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de van de verklaring van de aangever die gelet op het voorgaande voldoende en op essentiële punten wordt ondersteund.
De heel algemene verklaring van de verdachte dat hij ter plaatse was om voor twee andere personen te bemiddelen bij een ruzie met aangever acht de rechtbank mede gelet op het voorgaande ongeloofwaardig. Deze verklaring vindt ook geen steun in het dossier.
Op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders zijn dan dat de verdachte samen met anderen van plan was om aangever in zijn woning met (dreiging met) geweld te beroven. Ook is sprake geweest van een begin van uitvoering van dit plan, nu de verdachte bij de woning heeft aangebeld en zijn voet over de drempel van de woning van aangever heeft gezet, terwijl ten minste een ander persoon onmiddellijk achter hem aan naar boven is gerend en aangever met een wapen heeft gemaand stil te zijn.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld. Ook wordt bewezenverklaard dat de verdachte dit tezamen en in vereniging heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank ligt in de uiterlijke verschijningsvorm van de feiten en omstandigheden – meerdere personen komen kort na elkaar het portiek binnen, richten zich tot dezelfde persoon (aangever) en rennen vervolgens samen weg – besloten dat tussen de verdachte en deze andere personen sprake was van een bewust en nauwe samenwerking. De rechtbank is van oordeel dat de rol die de verdachte daarbij heeft gespeeld een wezenlijke rol bij de daadwerkelijke uitvoering van het delict betreft en ziet dan ook geen aanleiding om een andere kwalificatie dan medeplegen aan te nemen.
4.2.
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de boksbeugel bewust voorhanden heeft gehad en daarover ook de feitelijke macht kon uitoefenen. Anders dan de verdediging heeft betoogd, wordt dat niet anders indien de verdachte niet wist dat dit verboden was. Het verweer wordt daarom verworpen en het onder 2 ten laste gelegde wordt wettig en overtuigend bewezen verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 19 augustus 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer goed(eren) en/of geld, dat
/diegeheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde
(n), te weten aan [naam slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het
/diezich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan van bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, ,
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), heeft getoond aan die [naam slachtoffer] en
- die [naam slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "wees stil", althans woorden van gelijke strekking en
- een gebaar heeft gemaakt dat die [naam slachtoffer] stil moet zijn
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 19 augustus 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen cursief verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2.

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met bedreiging van geweld. Hij heeft aangebeld bij aangever en zich daarbij voorgedaan als pakketbezorger om te verzekeren dat hij zou worden binnengelaten. Aangekomen bij de voordeur van aangever, een man van begin 70, heeft hij zijn voet over de drempel gezet om de deur open te houden. Zijn mededaders zijn vlak achter hem aan gekomen, waarbij een van hen aangever met een vuurwapen of een voorwerp wat daarop leek heeft bedreigd. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Het handelen van verdachte heeft ernstig inbreuk gemaakt op dit gevoel van veiligheid van aangever en zijn vrouw. De verdachte heeft echter geen oog gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor anderen, maar heeft zich – naar de rechtbank aanneemt – uitsluitend laten leiden door persoonlijke motieven van gewin. De rechtbank neemt hem dat zeer kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
19 februari 2021. De reclassering heeft daarin geadviseerd bij een eventuele veroordeling geen meerwaarde te zien in het opleggen van een reclasseringstoezicht met bijbehorende bijzondere voorwaarden.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Verder is meegenomen dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden. Van deze gevangenisstraf zal een deel van zes maanden voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 5 december 2019 geschorst.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding deze schorsing bij dit vonnis op te heffen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een of meer goed(eren) en/of geld,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer]
,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden
of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), in elk geval een wapen,
heeft getoond aan/gericht op die [naam slachtoffer] en/of
- die [naam slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "wees stil", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een gebaar heeft gemaakt dat die [naam slachtoffer] stil moet zijn
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven mededader(s)
omstreeks 19 augustus 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het door die onbekend gebleven mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een of meer goed(eren) en/of geld
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer]
,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden
of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), in elk geval een wapen,
heeft getoond aan/gericht op die [naam slachtoffer] en/of
- die [naam slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "wees stil", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een gebaar heeft gemaakt dat die [naam slachtoffer] stil moet zijn
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte,
op 19 augustus 2019 te Rotterdam, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- aan te bellen bij het portiek van die [naam slachtoffer] en/of (vervolgens)
- tegen die [naam slachtoffer] te zeggen dat hij spullen kwam bezorgen en/of (vervolgens)
- met zijn hand in zijn tas te grabbelen en/of (vervolgens)
- zijn voet over de drempel van de woning van die [naam slachtoffer] te zetten waardoor de onbekende mededader(s) zich toegang tot de plaats van het misdrijf konden verschaffen;
Meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), in elk geval een wapen, te
tonen aan/richten op die [naam slachtoffer] en/of
- die [naam slachtoffer] de woorden toe te voegen: "wees stil", althans woorden
van gelijke aard en/of strekking en/of
- een gebaar te maken dat die [naam slachtoffer] stil moet zijn;
2
hij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de
Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft
gehad.