Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie,
- de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie,
- de conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie.
2..De feiten
€ 163.200,00
€ 5.888,00
€ 2.881,00 vindt plaats binnen 21 dagen per bank na passeren van deze akte.
partijen zijn akkoord met bovengenoemde boedelscheiding en verklaren hierbij geen vorderingen meer te hebben op hun ex-partner.
[…]”
3..De vorderingen in conventie en reconventie
4..De beoordeling in conventie en reconventie
Partijen zijn nadien overeengekomen dat levering van het eigendomsdeel van de vrouw aan de man niet direct zou plaatsvinden na voornoemde betaling omdat de man daartoe de financiële middelen niet had. De man zou eerst de schulden aflossen voordat hij de bank om het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zou verzoeken en de notariskosten kon voldoen om de woning geleverd te krijgen.
De vrouw ontkent dat zij en de man mondeling zijn overeengekomen dat de levering van het eigendomsdeel van de vrouw aan de man niet direct maar pas na enige tijd, en inmiddels dus zelfs pas jaren later, zou plaatsvinden, omdat de man op het moment van ondertekening van het document niet voldoende financiële middelen zou hebben gehad. De vraag dient zich aan waarom partijen, indien zij deze bedoeling wel hadden, deze afspraak dan niet hebben vastgelegd in het document van 18 juli 2014. Het is volkomen onlogisch om op dat punt enkel mondeling afspraken te maken. De enige reden dat de vrouw in juli 2014 akkoord is gegaan met de ondertekening van het document was erin gelegen dat de gemaakte afspraken op korte termijn zouden leiden tot algehele afwikkeling van de boedelverdeling, waarbij de vrouw zou worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid en haar eigendomsdeel van de woning zou worden geleverd aan de man.
Voor de beantwoording van deze vraag dient de rechtbank het Haviltex-criterium in aanmerking te nemen, dat het bij de uitleg van een geschrift waarin de verhouding tussen partijen is geregeld, niet enkel aankomt op een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen, maar tevens op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkanders verklaringen en gedragingen en aan de bepaling van dat geschrift mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Aldus is de tekst van hetgeen partijen zijn overeengekomen betreffende de boedel na echtscheiding (een overeenkomst) niet per definitie beslissend voor de vraag wat deze overeenkomst inhoudt. Wat deze overeenkomst inhoudt is een kwestie van uitleg van de overeenkomst. De vrouw heeft echter geen verklaringen of gedragingen gesteld die de conclusie kunnen rechtvaardigen, of er op zouden kunnen wijzen, dat de overwaarde op een later moment (opnieuw) zou moeten worden bepaald als de levering van haar eigendomsrecht op de woning aan de man werd uitgesteld.
rechtshandelingendie de vrouw moet verrichten om tot levering van de woning aan de man te komen (zoals: medewerking verlenen aan notariële levering). Een dwangsom, zoals gevorderd door de man, is daarom onnodig. De vordering onder c. van de man wordt dus afgewezen.
toenvoor meer dan een kwart is benadeeld.
€ 2.881,00. En in de overeenkomst staat ook dat partijen voor het overige niets meer van elkaar te vorderen hebben. In die afspraken ligt besloten dat de goede en kwade kansen van het stijgen of dalen van de waarde van de woning voor risico komen van de man. Het beroep van de vrouw op ongerechtvaardigde verrijking slaagt daarom evenmin. Ook het beroep op benadeling voor meer dan één kwart faalt, omdat de vrouw niet heeft onderbouwd dat de afspraken ten tijde van de overeenstemming in juli 2014 een dergelijke benadeling van de vrouw inhielden.