Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en de verplichting om mee te werken aan middelencontroles.
4..Waardering van het bewijs
hij op 19 november 2020 te Rotterdam opzettelijk heeft vervoerd 493 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
hij op 19 november 2020 te Rotterdam in de woning [adres delict] om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen een hoeveelhe(i)d paracetamol voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat dat bestemd was tot het plegen van dat feit.
5..Strafbaarheid feiten
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
8..Toepasselijke wettelijke voorschriften
9..Bijlagen
10..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen;
hij op of omstreeks 19 november 2020 te Rotterdam opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 493 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij in of omstreeks de maand november 2020, in ieder geval op of omstreeks 19 november 2020 te Rotterdam in de woning/het pand [adres delict] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer (gebruikers) hoeveelhe(i)d(en) heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen een (grote) hoeveelhe(i)d(en) paracetamol en/of cafeïne en/of (een grote hoeveelheid) (andere) chemicaliën) en/of (productie)apparatuur geschikt voor en/of gebruikt bij het (grootschalig) produceren van heroïne en/of cocaïne, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);