ECLI:NL:RBROT:2021:2039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
10/203374-20 / TUL VV: 10/151554-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een stanleymes door een verdachte met paranoïde schizofrenie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 6 augustus 2020 in Rotterdam geprobeerd heeft om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte, die lijdt aan paranoïde schizofrenie, heeft met een stanleymes herhaaldelijk snijdende bewegingen gemaakt terwijl hij het slachtoffer vasthield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte handelde vanuit een psychotische waan, waarin hij geloofde dat het slachtoffer hem vergiftigd had. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte schuldig werd verklaard aan poging tot doodslag, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar heeft wel de poging tot zware mishandeling bewezen verklaard. Gezien de geestelijke toestand van de verdachte heeft de rechtbank besloten om hem te ontslaan van alle rechtsvervolging en hem ter beschikking te stellen met voorwaarden. De rechtbank heeft daarbij de noodzaak van een klinische behandeling benadrukt, gezien het risico op recidive en de ernst van de geestelijke stoornis van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis afgewezen, omdat de omstandigheden van de zaak en de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dit niet rechtvaardigen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/203374-20
Parketnummer vordering TUL VV: 10/151554-18
Datum uitspraak: 25 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. Z. Yeral, advocaat te Roosendaal.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt – kort samengevat – verweten dat hij op 6 augustus 2020 in Rotterdam opzettelijk heeft geprobeerd om [naam slachtoffer] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met een stanleymes steek-/snijbewegingen in de richting van de romp van die [naam slachtoffer] te maken, terwijl hij die [naam slachtoffer] vasthield.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag);
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van de verdachte;
  • oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/151554-18 en het vervallen verklaren van de bijzondere voorwaarden bij die voorwaardelijke straf.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Daartoe heeft de verdediging betoogd dat de verdachte het slachtoffer weliswaar heeft vastgepakt en aan hem een stanleymes heeft getoond, maar dat het stanleymes niet was uitgeschoven en hij daarmee geen stekende/snijdende bewegingen heeft gemaakt. De verdachte wilde het slachtoffer enkel schrik en angst aanjagen. Er was geen sprake van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [naam slachtoffer] dan wel op het toebrengen aan hem van zwaar lichamelijk letsel.
De verklaring van [naam slachtoffer] dat de verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van zijn torso/buik is onbetrouwbaar, nu er geen enkele verwonding is vastgesteld in dat gebied van het lichaam of schade aan de kleding. Deze verklaring dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Subsidiair is betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er sprake is van een ondeugdelijke poging aangezien het gebruikte stanleymes volstrekt ongeschikt was om [naam slachtoffer] te doden of bij hem zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte en aangever elkaar in de middag van 6 augustus 2020 op straat in Rotterdam zijn tegengekomen. De verdachte wilde een kwestie uit het verleden ophelderen en heeft aangever vastgepakt door een arm om zijn schouder te leggen. Toen aangever geen reactie gaf op hetgeen de verdachte aan hem vroeg, heeft de verdachte een stanleymes uit zijn broekzak gehaald.
De rechtbank gaat er op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vanuit dat de verdachte daarna meermalen stekende dan wel snijdende bewegingen in de richting van het bovenlichaam van aangever heeft gemaakt. De verdachte heeft dit op de zitting erkend en de rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangever op dit punt te twijfelen.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank ook bewezen dat het lemmet van het stanleymes daarbij uit de houder geschoven is geweest. Aangever heeft verklaard dat hij zich op enig moment uit de worsteling kon bevrijden en dat hij is weggerend. Kort daarna ontdekte hij een bloedende wond op zijn linkerarm. De toegesnelde politie heeft circa vijf minuten na het incident waargenomen dat aangever een bloedende snijwond van ongeveer 5 centimeter op zijn linker onderarm had en heeft hier foto’s van gemaakt. Gelet op de aard en plaats van deze verwonding en de omstandigheid dat deze vrijwel direct na de schermutseling met verdachte is ontdekt, kan naar het oordeel van de rechtbank de wond niet op een andere manier zijn veroorzaakt dan door het uitgeschoven stanleymes van de verdachte.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verdachte – door met een uitgeschoven stanleymes meerdere stekende dan wel snijdende bewegingen richting de romp van aangever te maken – voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier het veroorzaken van de dood (impliciet primair), aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De verdachte heeft ter terechtzitting – aan de hand van aan hem door de rechtbank getoonde afbeeldingen van internet – verklaard dat hij de bewegingen heeft gemaakt met een zogenoemd stanley afbreekmes. Gelet op de omstandigheid dat een dergelijk mes gemakkelijk kan afbreken, was er naar het oordeel van de rechtbank geen aanmerkelijke kans dat door het handelen van de verdachte met dit mes een aanmerkelijke kans op de dood van aangever bestond. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het impliciet primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat door de snijdende bewegingen wel een aanmerkelijke kans bestond op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat aangever zomerse, dunne bovenkleding droeg. De verdachte heeft door te handelen zoals hij heeft gedaan – het herhalen van zijn bewegingen waarbij hij [naam slachtoffer] vasthield – deze kans ook bewust aanvaard. De rechtbank acht de poging tot zware mishandeling daarom bewezen
4.2. .
.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 augustus 2020 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meerdere malen, met een (stanley)mes, stekende en/of snijbewegingen heeft gemaakt in de richting van de romp en/of het bovenlichaam, van voornoemde
[naam slachtoffer] , terwijl hij, verdachte, voornoemde [naam slachtoffer] vast had en waardoor
voornoemde [naam slachtoffer] in zijn arm is gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte en motivering van de maatregel

6.1.
Strafbaarheid verdachte
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de over de geestvermogens van de verdachte opgestelde Pro Justitia rapportages door
drs. [naam GZpsycholoog] , GZpsycholoog (22 oktober 2020) en drs. [naam psychiater] , psychiater
(29 oktober 2020).
Uit voormelde rapportages volgt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van ziekelijke stoornissen van de geestvermogens, te weten paranoïde schizofrenie en een depressieve stoornis. De rapporteurs stellen dat beide stoornissen ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig waren en dat er een causaal verband is tussen de schizofrenie en het tenlastegelegde, in die zin dat verdachte verkeerde in een alles overheersende psychotische waan dat aangever hem vergiftigd had. Het vastpakken van aangever en hem met gebruikmaking van een stanleymes tot het vertellen van “de waarheid” te brengen, kwam volledig voort uit de psychose waarin de verdachte verkeerde. Hij was daardoor oordeels- en kritiekgestoord waardoor hij niet beschikte over gedragsalternatieven. De psychiater en de psycholoog adviseren om die reden om het ten laste gelegde niet aan de verdachte toe te rekenen.
Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen, die de rechtbank volgt en tot de hare maakt, stelt de rechtbank vast dat bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die maakt dat het feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal de verdachte om die reden ontslaan van alle rechtsvervolging.
6.2.
De maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en dat de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt bevolen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat niet de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden, maar plaatsing in het civiele kader van een zorgmachtiging (Wvggz en Wzd) aangewezen is.
Beoordeling
In het voormelde rapport van psychiater [naam psychiater] wordt in dit verband overwogen dat de kans op gewelddadige recidive – indien de verdachte onbehandeld zou blijven – bij vrijlating uit detentie in de loop van de tijd zal oplopen tot matig – hoog. De psychiater wijst er in dit verband op dat de verdachte – onbehandeld – psychotisch zal blijven en herhaaldelijk gefrustreerd zal raken omdat bijvoorbeeld zijn klachten niet afnemen, hij onder druk komt te staan of wanneer hij niet geloofd wordt (in zijn vergiftigingswaan).
De omstandigheid dat de verdachte zijn psychose niet onderkent en dat eerdere professionele hulpverlening moeizaam is verlopen en niet het gewenste resultaat had, worden in dit licht als ongunstige factoren benoemd.
De kans op recidive is te verkleinen door een langer durende klinische behandeling in een forensische setting met een gemiddeld beveiligingsniveau, waarbij de behandeling in de eerste plaats gericht moet zijn op medicamenteuze behandeling van de psychose en zo nodig ook de depressieve stoornis. Psycho-educatie, het betrekken van het systeem van de verdachte en het onderzoeken van cognitief gedragstherapeutische interventies zijn ook belangrijk. Als de psychose in remissie is en de verdachte voldoende gestabiliseerd, zal de behandeling ambulant voortgezet moeten worden en zal de verdachte begeleid moeten worden bij zijn resocialisatie.
Door de psycholoog wordt het risico op gewelddadige recidive – op basis van het klinisch oordeel (welke inschatting afwijkt van de inschatting op basis van risicotaxatie-instrumenten) – ingeschat als hoog. Het risico op gewelddadige recidive kan worden ingeperkt door medicamenteuze behandeling met behulp van antipsychotica. Indien dit
leidt tot verbleken van de vergiftigingswaan zal de noodzaak het slachtoffer te
dwingen te bekennen dat hij de verdachte heeft vergiftigd verdwijnen, waarmee
de geweldsdreiging wordt verminderd. Een lange behandeltermijn wordt noodzakelijk geacht om te achterhalen welke medicatie optimaal is voor de verdachte en om hem daar adequaat op in te stellen.
Beide gedragsdeskundigen adviseren aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. De verwachting is dat het recidiverisico door behandelingen begeleiding in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden in afdoende mate kan worden teruggedrongen.
De psychiater heeft in dit verband toegelicht dat een zorgmachtiging niet als alternatief kan gelden omdat deze van een te korte duur is en de daarbinnen geboden zorg te weinig forensisch georiënteerd is om het recidiverisico te doen dalen tot een aanvaardbaar niveau.
Reclassering Nederland heeft op 21 december 2020 een maatregelrapport uitgebracht, laatstelijk aangevuld op 10 februari 2021. Gezien de mogelijkheid dat de klinische opname de wrokgevoelens van de verdachte richting aangever zou kunnen vergroten, wordt het verstandig geacht de behandeling te starten in een FPK. Daar kan de verdachte eerst worden gestabiliseerd alvorens er vervolgstappen gezet kunnen worden. Deze zullen bestaan uit psycho-educatie en ondersteunend medicatiegebruik. Wanneer de psychose meer naar de achtergrond verdwijnt, kan er stapsgewijs worden toegewerkt naar een resocialisatie. Reclassering Nederland adviseert positief over de terbeschikkingstelling met voorwaarden en heeft in verband daarmee voorwaarden geformuleerd waaronder het meewerken aan een klinische opname van maximaal 24 maanden, het aansluitend daaraan meewerken aan een ambulante behandeling en verblijven in een begeleide woonvorm, een verplichting medicatie in te nemen, een verbod om alcohol en drugs te gebruiken, een contactverbod met aangever en het meewerken aan een time-out periode in een kliniek indien nodig. De verdachte heeft zich bij de reclassering bereid verklaard tot medewerking aan deze voorwaarden.
De rechtbank onderschrijft – onder verwijzing naar voormelde rapportages – de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat het bewezen verklaarde feit een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht.
Aan de terbeschikkingstelling zullen ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de voorwaarden betreffende het gedrag worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 21 december 2020, aangevuld op 10 februari 2021. De verdachte heeft zich ter terechtzitting nogmaals bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden – ook als één van de voorwaarden een klinische opname van maximaal 24 maanden behelst – en hij heeft in dat kader toegelicht dat hij graag wil opknappen.
Vastgesteld wordt dat het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend. Indien het tot een omzetting van de voorwaardelijke terbeschikkingstelling tot een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling mocht komen, dan kan de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

7..Vordering tenuitvoerlegging

7.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 11 juni 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van wederspannigheid en eenvoudige belediging van een ambtenaar in functie veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 11 juni 2019.
7.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft op 2 november 2020 schriftelijk gevorderd dat – gelet op de omstandigheid dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit – bevel zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde opgelegde en hiervoor vermelde voorwaardelijke straf.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar standpunt gewijzigd en heeft zij geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Daarnaast heeft zij de rechtbank verzocht – gelet op de door haar gevorderde oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden – om de bijzondere voorwaarden die gesteld zijn bij het vonnis van de politierechter, te laten vervallen.
7.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen omdat geen redelijk doel gediend is met de tenuitvoerlegging.
7.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het vonnis van 11 juni 2019 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
In de omstandigheid dat aan de veroordeelde in de hoofdzaak de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd, waarvan één van de voorwaarden een langdurige klinische opname betreft, ziet de rechtbank echter aanleiding om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De rechtbank ziet hierin voorts aanleiding de bijzondere voorwaarden zoals gesteld bij het vonnis van 11 juni 2019 op te heffen omdat deze niet meer opportuun worden geacht.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 38, 38a, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
  • de terbeschikkinggestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
  • de terbeschikkinggestelde zal zich niet schuldig maken aan het plegen van strafbare feiten;
  • de terbeschikkinggestelde moet zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en zo frequent als de reclassering dat nodig vindt en volgt de aanwijzingen op die hij krijgt;
  • de terbeschikkinggestelde zal meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
  • de terbeschikkinggestelde zal niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen reizen, zonder toestemming van het openbaar ministerie;
  • de terbeschikkinggestelde laat zich voor een periode van maximaal 24 maanden klinisch opnemen in de Forensisch Psychiatrische Kliniek van Fivoor te Rotterdam, of een soortgelijke door IFZ geïndiceerde zorginstelling, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, ook als de inname van medicatie onderdeel is van de behandeling;
  • de terbeschikkinggestelde laat zich – aansluitend aan de klinische opname – ambulant behandelen door een nader te bepalen zorgverlener (te bepalen door de reclassering), waarbij hij zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling worden gegeven door de zorgverlener, ook als de inname van medicatie onderdeel is van de behandeling;
  • de terbeschikkinggestelde werkt – aansluitend aan de klinische opname - mee aan plaatsing en verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang (te bepalen door de reclassering), waarbij hij zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld, waarbij het verblijf duurt zolang dit door de reclassering nodig wordt geacht;
  • de terbeschikkinggestelde gebruikt geen drugs- en alcohol. De controle op de naleving van deze voorwaarde zal ondersteund worden door middel van urineonderzoeken en/of ademonderzoeken (blaastesten), waarbij de reclassering bepaalt welk controlemiddel wordt ingezet en hoe vaak er wordt gecontroleerd;
  • de ter beschikking gestelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben met de heer [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] ;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 11 juni 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf;
bepaalt dat de bijzondere voorwaarden verbonden aan de bij vonnis van 11 juni 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf, komen te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
mr. C.E. Bos en mr. R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
meerdere malen, althans eenmaal, met een (stanley)mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, stekende en/of snijbewegingen heeft gemaakt in de richting van
de romp en/of het bovenlichaam, althans het lichaam, van voornoemde
[naam slachtoffer] , terwijl hij, verdachte, voornoemde [naam slachtoffer] vast had en/of waardoor
voornoemde [naam slachtoffer] in zijn arm is geraakt / gestoken / gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.