ECLI:NL:RBROT:2021:2001

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
8838070 CV EXPL 20-38348
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van verstekvonnis in arbeidszaak met betrekking tot loon en vakantietoeslag

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiseres, werkzaam in de horecazaak van de gedaagde, had eerder een verstekvonnis verkregen waarin de gedaagde, Marsan Horeca B.V., werd veroordeeld tot betaling van achterstallig loon, vakantietoeslag en andere vergoedingen. De eiseres had in verband met coronamaatregelen haar werkzaamheden moeten staken en vorderde nu betaling van haar loon en vakantietoeslag. De gedaagde heeft in verzet gepleit en stelde dat de arbeidsovereenkomst per 10 april 2020 was beëindigd en dat de eiseres geen recht had op de gevorderde bedragen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende had gereageerd op de stellingen van de eiseres en dat de loonaanspraken van de eiseres daardoor vaststonden. De kantonrechter bekrachtigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde de gedaagde in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8838070 CV EXPL 20-38348
uitspraak: 26 februari 2021
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 12 augustus 2020,
gedaagde in verzet,
gemachtigde: mr. R. Scheltes te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Marsan Horeca B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
eiseres in verzet,
voorheen procederend bij gemachtigde mr. H.J. Hoekman te Stadskanaal,
thans procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” respectievelijk “Marsan”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de inleidende dagvaarding, met producties;
 het verstekvonnis van 9 september 2020;
 het verzetexploot van 14 oktober 2020, met producties;
 het tussenvonnis van 16 november 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
 het proces-verbaal van de op 5 januari 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Marsan is eigenares van de horecazaak “ [naam horecazaak] ”, gevestigd in Rotterdam.
2.2.
[eiseres] was met ingang van 6 mei 2019 werkzaam in “ [naam horecazaak] ”.
2.3.
In verband met de coronamaatregelen heeft [eiseres] vanaf medio maart 2020 niet meer in “ [naam horecazaak] ” gewerkt.
2.4.
Bij onder zaaknummer 8709104 \ CV EXPL 20-28657 tussen partijen gewezen verstekvonnis van 9 september 2020 werd Marsan veroordeeld tot betaling van de bruto bedragen € 3.506,98 (aan achterstallig loon), € 1.738,55 (aan vakantietoeslag) en € 2.088,44 (aan opgebouwde, maar niet genoten vakantie-uren), de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad maximaal tot 50% over die drie bedragen en een bedrag van € 808,19 aan buitengerechtelijke kosten, alsmede tot verstrekking van de loonspecificaties over de periode 5 mei 2019 tot en met 31 mei 2020 en tot registratie van het dienstverband van [eiseres] bij het UWV, beide op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere week dat Marsan hiermee in gebreke blijft tot een maximum van € 5.000,00, met veroordeling van Marsan in de proceskosten.

3..Het geschil

3.1.
Aan haar eis bij (oorspronkelijke) dagvaarding heeft [eiseres] , naast de in 2.1. tot en met 2.3. weergegeven feiten - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Voor de uren dat [eiseres] vanwege corona niet heeft kunnen werken is Marsan haar tot en met 31 mei 2020 loon verschuldigd van € 3.506,98 bruto. Daarnaast heeft [eiseres] recht op vakantietoeslag ad € 1.738,55 bruto en op uitbetaling van de opgebouwde maar niet genoten 152,1 vakantie-uren, te weten € 2.088,44. De vordering tot verstrekking van alle loonspecificaties en de jaaropgave 2019 en de vordering tot het (doen) registreren van het dienstverband bij UWV moet worden afgedwongen met een dwangsom, omdat Marsan heeft laten blijken geen gehoor aan dit redelijk verzoek te willen geven. [eiseres] heeft noodgedwongen haar gemachtigde moeten inschakelen en maakt daarom aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten. Tot slot maakt zij aanspraak op de vertragingsrente in de zin van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 12 juni 2020, zijnde de datum waarop haar gemachtigde zijn eerste brief aan Marsan schreef.
3.2.
Marsan heeft gevorderd haar te ontheffen van de bij voormeld verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordelingen, dat verstekvonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans deze af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding, zowel die van de verstek- als de verzetprocedure.
3.3.
Daartoe heeft Marsan het volgende aangevoerd. [eiseres] heeft Marsan op 10 april 2020 medegedeeld dat zij een nieuwe baan heeft en op 13 april 2020 dat zij al is begonnen bij haar nieuwe baan. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is met wederzijds goedvinden geëindigd per 10 april 2020. Marsan heeft aan [eiseres] betalingen gedaan op 5, 12 en 18 februari 2020, die - in strijd met artikel 21 Rv - niet zijn vermeld in het overzicht van [eiseres] . Het is aan [eiseres] om aan te tonen dat zij deze betalingen niet heeft ontvangen. [eiseres] heeft haar vakantie-uren volledig genoten. Marsan heeft [eiseres] wel salarisspecificaties ter hand gesteld. Navraag bij de accountant van Marsan heeft geleerd dat aanmelding van [eiseres] bij UWV wel degelijk heeft plaatsgevonden. De vorderingen van [eiseres] ontberen feitelijke en juridische grondslag en liggen daarom voor onmiddellijke afwijzing gereed.

4..De beoordeling

4.1.
Op 4 januari 2021 heeft de voormalige gemachtigde van Marsan per brief, gevoegd bij zijn e-mail van die datum, bericht dat hij zich aan de zaak onttrekt en dat hij Marsan heeft geadviseerd zich tot een andere raadsman/vrouwe te wenden. Van Marsan of een nieuwe gemachtigde is echter geen uitstelverzoek voor de mondelinge behandeling ontvangen. Evenmin is namens Marsan voorafgaand noch ter zitting anderszins gereageerd.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de zaak verwezen naar de rolzitting van 27 januari 2021 te 14.30 uur waar Marsan in de gelegenheid was zich uit te laten over de inhoud van het onder 1.1. bedoelde proces-verbaal.
Hoewel daartoe deugdelijk opgeroepen en in de gelegenheid gesteld te zijn is namens Marsan niet meer gereageerd op die zitting.
4.2. (
De gemachtigde van) [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling het verweer van Marsan in de verzetdagvaarding gemotiveerd betwist. Door niet op de mondelinge behandeling te verschijnen en evenmin gebruik te maken van de mogelijkheid te reageren op de inhoud van het proces-verbaal van die zitting, heeft Marsan de mogelijkheid onbenut gelaten om te reageren op hetgeen door [eiseres] is gesteld dan wel het eigen verweer nader te onderbouwen.
De conclusie is dan ook dat Marsan de loonaanspraken van [eiseres] onvoldoende heeft weersproken, waardoor deze in rechte zijn komen vast te staan. De kantonrechter zal het verstekvonnis daarom bekrachtigen.
4.3.
Marsan wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] worden vastgesteld op € 311,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt à € 311,00 per punt).

5..De beslissing

De kantonrechter:
bekrachtigt het op 9 september 2020 tussen partijen onder zaaknummer 8709104 / CV EXPL 20-28657 gewezen verstekvonnis;
veroordeelt Marsan in de kosten van de verzetprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 311,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478/362