ECLI:NL:RBROT:2021:2000

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
8787539 CV EXPL 20-34119
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen Stichting Woonbron en gedaagden over huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Woonbron en twee gedaagden. Woonbron, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft de gedaagden aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd. De gedaagden hebben een huurachterstand laten ontstaan en zijn meerdere keren gesommeerd om de achterstand te voldoen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden de huurprijs niet tijdig en volledig hebben betaald, wat hen in verzuim heeft gebracht.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2021 is gebleken dat de actuele huurachterstand € 1.504,63 bedraagt. De kantonrechter heeft de vordering van Woonbron tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toegewezen, maar heeft de gedaagden een termijn van één maand gegeven om de achterstand te voldoen. Indien de gedaagden niet binnen deze termijn aan hun betalingsverplichtingen voldoen, zal de huurovereenkomst worden ontbonden en moeten zij het gehuurde ontruimen.

De kantonrechter heeft ook de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten toegewezen. De proceskosten zijn aan de zijde van Woonbron vastgesteld op € 601,96 aan verschotten en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonbron direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8787539 CV EXPL 20-34119
uitspraak: 19 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 11 september 2020,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Verheij te Den Haag.
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Woonbron” respectievelijk “ [gedaagden] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] ;
 het tussenvonnis van 25 november 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
 de brief van Woonbron van 11 januari 2021, met producties;
 de akte overlegging productie van [gedaagde 1] , met productie.
1.2.
[gedaagde 2] is niet verschenen op de rolzitting van 1 oktober 2020, zodat tegen hem verstek is verleend.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2021 via Skype voor bedrijven. Woonbron heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. de Waard, die werkzaam is bij het kantoor van haar gemachtigde. [gedaagde 1] is verschenen, bijgestaan door mr. D. IJpelaar, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. [gedaagde 2] is eveneens verschenen, zodat het tegen hem verleende verstek is gezuiverd.
1.4.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Tussen Woonbron en [gedaagden] bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan het adres [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2.
De bij vooruitbetaling verschuldigde huur bedraagt thans € 626,29 per maand.
2.3.
[gedaagden] hebben een huurachterstand laten ontstaan.
2.4.
Bij brieven van 11 maart 2020 heeft de gemachtigde van Woonbron [gedaagden] gesommeerd om de huurachterstand binnen vijftien dagen nadat de brieven zijn bezorgd te voldoen, bij gebreke waarvan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd worden.

3..Het geschil

3.1.
Woonbron heeft bij dagvaarding gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- wordt ontbonden de in de dagvaarding omschreven overeenkomst;
- [gedaagden] worden veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening en bevel van dit vonnis het gehuurde met al degenen die en al datgene dat zich daarin van de zijde van [gedaagden] mocht(en) bevinden, te ontruimen en te verlaten, de sleutels daarvan aan Woonbron af te geven en het gehuurde geheel ontruimd ter beschikking van Woonbron te stellen en te laten;
- [gedaagden] - ieder van hen hoofdelijk - worden veroordeeld om aan Woonbron tegen kwijting te betalen:
• de verschuldigde hoofdsom van € 2.448,21, vermeerderd met de wettelijke rente
over dat bedrag te rekenen vanaf de datum van de dagvaarding tot er is betaald;
• de huurbedragen waarop Woonbron recht had bij nakoming van de overeenkomst, steeds te rekenen vanaf de eerste dag van elke maand vermeerderd met de wettelijke rente daarover tot er betaald is:
voor iedere maand, te rekenen vanaf 1 oktober 2020 tot de dag van ontbinding aan huur, en
daarna tot en met de maand waarin de ontruiming en lege oplevering van het
gehuurde heeft plaatsgevonden aan gebruiksvergoeding;
• de verschuldigde buitengerechtelijke kosten van € 221,19, of een bedrag dat de kantonrechter redelijk vindt;
• met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de omzetbelasting (btw) over de daarvoor in aanmerking komende kostenposten.
3.2.
Bij brief van 11 januari 2021 is de gevorderde hoofdsom door Woonbron gewijzigd in € 2.436,34.
3.3.
Aan haar vordering heeft Woonbron - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagden] hebben de huurprijs niet
steeds op tijd en volledig voldaan. De huurachterstand rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. [gedaagden] zijn meerdere keren gevraagd om het verschuldigde bedrag te betalen, maar hebben tot nu toe niet betaald. [gedaagden] zijn in verzuim. Woonbron maakt daarom aanspraak op de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW. Omdat gedaagde partij niet heeft betaald, vordert Woonbron ook de buitengerechtelijke kosten.
3.4.
[gedaagden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd, waarop de kantonrechter in het kader van de beoordeling zal ingaan.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagden] erkennen dat sprake is van een huurachterstand. De persoonlijke en financiële omstandigheden van [gedaagden] , hoe vervelend ook, ontslaan hen niet van hun betalingsverplichting tegenover Woonbron. Dat betekent dat de door Woonbron gevorderde hoofdsom in beginsel zal worden toegewezen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de actuele huurachterstand € 1.504,63 bedraagt. De kantonrechter zal daarom dit bedrag toewijzen.
4.2.
De gevorderde wettelijke rente wordt - als op de wet gegrond - eveneens toegewezen.
4.3.
Woonbron maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Woonbron, althans haar gemachtigde heeft aan [gedaagden] op 11 maart 2020 aanmaningen verzonden die voldoen aan de in artikel 6:96, zesde lid BW gestelde eisen. Vast staat dat [gedaagden] niet binnen de in de aanmaningen gestelde termijn tot volledige betaling van het toen openstaande bedrag zijn overgegaan. Het gevorderde bedrag van € 221,19 inclusief btw is volgens de in het Besluit bedoelde tarieven toewijsbaar.
4.4.
De hoogte van de betalingsachterstand rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. [gedaagden] hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de problemen vooral dateren van begin 2020, dat zij de lopende huur inmiddels weer op tijd betalen en dat er geen andere schulden meer zijn.
De kantonrechter maakt gelet hierop gebruik van de wettelijke bevoegdheid [gedaagden] een termijn van een maand toe te staan om de schuld aan Woonbron met rente en kosten alsnog te betalen. Voor het geval dat [gedaagden] niet binnen de gestelde termijn aan deze betalingsverplichtingen voldoen, ontbindt de kantonrechter de tussen partijen geldende huurovereenkomst en veroordeelt hij [gedaagden] tot ontruiming van het gehuurde en betaling aan Woonbron van de door Woonbron gevorderde gebruiksvergoeding van € 626,29 per maand.
4.5.
[gedaagden] worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonbron worden vastgesteld op € 601,96 aan verschotten (€ 102,96 aan dagvaardingskosten en € 499,00 aan griffierecht) en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 187,00 per punt).

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk - in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd - om aan Woonbron te betalen € 1.725,82 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand januari 2021 en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 1.504,63 vanaf 11 september 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk - in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd - in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonbron vastgesteld op € 601,96 aan verschotten en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde;
staat [gedaagden] toe om het totaal van de aan Woonbron verschuldigde bedragen, inclusief rente en kosten zoals hierboven genoemd, naast de lopende huur, aan Woonbron te betalen binnen één maand na de uitspraak van dit vonnis;
en bovendien, maar alléén voor het geval [gedaagden] niet binnen de gestelde termijn geheel aan die betalingsverplichtingen voldoen:
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen met ingang van de dag na afloop van vorenbedoelde termijn van één maand en veroordeelt [gedaagden] om het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagden] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
veroordeelt [gedaagden] om aan Woonbron te betalen € 626,29 per maand, met ingang van de maand februari 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478