In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2021 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. Het verzoekschrift van de officier is op 25 januari 2021 ingekomen, met bijlagen waaronder een medische verklaring van een psychiater en een zorgplan. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 februari 2021, waarbij de betrokkene, haar advocaat en de officier van justitie aanwezig waren. De advocaat van de betrokkene voerde twee verweren aan: niet-ontvankelijkheid van de officier wegens termijnoverschrijding en de onvolledigheid van de medische verklaring. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding geen gevolgen had voor de ontvankelijkheid van de officier, en dat de medische verklaring voldeed aan de eisen, ondanks dat de betrokkene niet fysiek door de psychiater was onderzocht vanwege coronamaatregelen.
De rechtbank concludeerde dat de betrokkene lijdt aan schizofrenie, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor haar veiligheid. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van verplichte zorgmaatregelen zoals het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene. De beschikking werd op 12 februari 2021 gegeven door rechter D.C.J. Peeck, in tegenwoordigheid van griffier H.J. de Wit, en is op 19 februari 2021 schriftelijk uitgewerkt.