Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, naar aanleiding van de ernstige psychische problemen van de betrokkene, die lijdt aan een stoornis in het gebruik van alcohol, mogelijk vergezeld van een depressieve stemmingsstoornis en een licht verstandelijke beperking. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder financiële schade, verwaarlozing en een gevaar voor de algemene veiligheid.
Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat. De advocaat betoogde dat het ernstig nadeel onvoldoende was aangetoond en dat de zorgmachtiging in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft deze argumenten echter verworpen en geconcludeerd dat de alcoholverslaving van de betrokkene zijn daden overwegend beheerst, waardoor hij niet in staat is om een normaal leven te leiden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis, aangezien de betrokkene niet bereid is om behandeling te accepteren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met ingang van de dag van de mondelinge behandeling, en heeft de maatregelen voor verplichte zorg vastgesteld. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.C.J. Peeck en schriftelijk uitgewerkt op 19 februari 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.