ECLI:NL:RBROT:2021:1981

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
C/10/612326 / FA RK 21-739
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met alcoholstoornis

Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, naar aanleiding van de ernstige psychische problemen van de betrokkene, die lijdt aan een stoornis in het gebruik van alcohol, mogelijk vergezeld van een depressieve stemmingsstoornis en een licht verstandelijke beperking. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder financiële schade, verwaarlozing en een gevaar voor de algemene veiligheid.

Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat. De advocaat betoogde dat het ernstig nadeel onvoldoende was aangetoond en dat de zorgmachtiging in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft deze argumenten echter verworpen en geconcludeerd dat de alcoholverslaving van de betrokkene zijn daden overwegend beheerst, waardoor hij niet in staat is om een normaal leven te leiden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis, aangezien de betrokkene niet bereid is om behandeling te accepteren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met ingang van de dag van de mondelinge behandeling, en heeft de maatregelen voor verplichte zorg vastgesteld. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.C.J. Peeck en schriftelijk uitgewerkt op 19 februari 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/612326 / FA RK 21-739
Externe referentie: [referentienummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 11 februari 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. R.H.P. Feiner te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 29 januari 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 19 januari 2021;
  • de zorgkaart van 5 januari 2021;
  • het zorgplan van 14 januari 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 februari 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • betrokkene en zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam reclasseringsambtenaar 1] , reclasseringsambtenaar, toezichthouder en [naam reclasseringsambtenaar 2] , reclasseringsambtenaar, beiden verbonden aan Reclassering Nederland;
  • [naam behandelaar] , behandelaar forensische verslavingszorg, verbonden aan Antes;
  • [naam moeder betrokkene] , moeder van betrokkene;
  • [naam zwager betrokkene] , zwager van betrokkene.
1.3.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een stoornis in het gebruik van alcohol met onderliggend mogelijk een depressieve stemmingsstoornis. Daarnaast is er een vermoeden van een licht verstandelijke beperking.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene heeft al tientallen jaren een alcoholprobleem, maar het afgelopen jaar is dit probleem in ernst toegenomen. Dit heeft geleid tot ernstige verwaarlozing en overbelasting van het steunsysteem. Betrokkene drinkt de hele dag door om onttrekking te voorkomen. Hij is niet meer in staat voor zichzelf te zorgen. De woning van betrokkene is ernstig vervuild en betrokkene zelf is ernstig verwaarloosd. Zo laat hij zijn urine lopen en is er sprake van een zeer sterke alcohol- en lichaamsgeur. Ook heeft betrokkene achterstanden op zijn hypotheek en diverse schulden. De stemming van betrokkene is labiel en onderliggend dysfoor. Hij heeft zich suïcidaal geuit.
De advocaat van betrokkene bepleit dat het ernstig nadeel onvoldoende is aangetoond. Betrokkene heeft het recht zelf te bepalen hoe hij leeft en of hij drinkt. Het geven van een zorgmachtiging is in strijd met artikel 5 en artikel 8 van EVRM. Het is niet noodzakelijk betrokkene in zijn vrijheid te beperken en het ingrijpen van de staat is onvoldoende onderbouwd, aldus de advocaat.
De rechtbank gaat hier niet in mee. De rechtbank is van oordeel dat de alcoholverslaving van betrokkene zijn daden overwegend beheerst. Betrokkene drinkt zo veel en zo vaak dat hij niet meer in staat is een gewoon leven te leiden. Dit leidt tot maatschappelijke teloorgang, ernstige verwaarlozing, financiële schade en overbelasting van het steunsysteem. Betrokkene moet opgenomen worden, zodat hij na opname weer kan deelnemen aan te maatschappij.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Er is geprobeerd betrokkene ambulant te behandelen. Dit is niet voldoende gebleken om ernstig nadeel af te wenden. Betrokkene wil niet meewerken aan behandeling.
De rechtbank acht verplichte zorg om die reden noodzakelijk. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, indien de arts dit nodig acht na diagnose;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid, zo nodig tijdens opname;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het nakomen van afspraken met de ambulante zorgverlening;
  • het opnemen in een accommodatie. De opname is voor detox en verslavingsbehandeling.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag- beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen en het controleren op de aanwezigheid van gedrag- beïnvloedende middelen, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de inzet hiervan niet verder gaat dan hetgeen in de huisregels is geregeld.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van de dag van de mondelinge behandeling.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 augustus 2021;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 11 februari 2021 mondeling gegeven door mr. D.C.J. Peeck, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 19 februari 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.