Op 27 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 25 januari 2021 een verzoek ingediend om de op 24 januari 2021 opgelegde crisismaatregel voort te zetten. Bij het verzoekschrift waren verschillende bijlagen gevoegd, waaronder een medische verklaring van een psychiater en relevante politiegegevens. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2021 werd betrokkene, die in een separeer cel verbleef, gehoord samen met zijn advocaat en een arts van de instelling waar hij verbleef.
De rechtbank beoordeelde dat er niet voldaan was aan de noodzakelijke voorwaarden voor de voortzetting van de crisismaatregel. Er was geen overtuigend bewijs van een psychische stoornis en het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel kon niet worden vastgesteld. De behandelend arts gaf aan dat er waarschijnlijk geen sprake was van een psychose, maar van middelengebruik gepaard met agressie. Betrokkene had geen eerdere psychoses doorgemaakt en de rechtbank concludeerde dat het verzoek van de officier van justitie moest worden afgewezen.
De beschikking werd mondeling gegeven door rechter W.J. van den Bergh en op 1 februari 2021 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.