ECLI:NL:RBROT:2021:1945

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
C/10/611589 / FA RK 21-371
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met schizofrenie en antisociale persoonlijkheidsstoornis

Op 27 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die lijdt aan schizofrenie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene, als gevolg van zijn psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op ernstig lichamelijk letsel en psychische schade. De betrokkene is al twintig jaar bekend binnen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en heeft in het verleden een TBS-maatregel opgelegd gekregen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2021 is de betrokkene gehoord, samen met zijn advocaat. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte. De rechtbank heeft op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling geconcludeerd dat de betrokkene verplichte zorg nodig heeft, omdat hij onvoldoende bereid is om behandeling op vrijwillige basis te accepteren. De rechtbank heeft de noodzakelijkheid van de zorgmachtiging onderbouwd met de medische verklaring en het zorgplan.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank heeft ook de specifieke vormen van verplichte zorg vastgesteld die noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden. De beschikking is mondeling gegeven door rechter W.J. van den Bergh en schriftelijk uitgewerkt op 1 februari 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/611589 / FA RK 21-371
Externe referentie: [referentienummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 27 januari 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Zorgboulevard te Rotterdam,
advocaat mr. J.A.M. Kwakman te Hoogeveen.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 15 januari 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 11 januari 2021;
  • het zorgplan van 2 december 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 januari 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam arts] , arts, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is al twintig jaar bekend binnen de GGZ. Aan hem is in het verleden een TBS-maatregel opgelegd vanwege een delict dat verband had met zijn psychiatrische stoornis. Begin augustus 2020 is er door deze rechtbank aan betrokkene een zorgmachtiging opgelegd. In november 2020 is betrokkene opgenomen in het brandwondencentrum als gevolg van een ongeluk in de thuissituatie. Hij heeft daarbij 48% van zijn lichaamsoppervlak verbrand. Vanuit het brandwondencentrum is betrokkene vanwege verbale agressie en psychotische klachten overgeplaatst naar de Medisch Psychiatrische Unit. Betrokkene ontkent psychotische klachten te ervaren, er is sprake van religieuze ervaringen. De arts verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat betrokkene bij binnenkomst op de MPU erg onrustig was en dat is nu iets verbeterd. Wel kan betrokkene op ongecontroleerde momenten heel boos zijn en agressie tonen naar anderen, daarbij kan hij agressie over zichzelf afroepen. De arts geeft aan dat de medicatie van betrokkene nog enigszins zou moeten worden verhoogd. Betrokkene is het hier niet mee eens. Hij vindt dat medicatie vergif is en dat de huidige dosis de maximale is die hij kan verdragen.
De advocaat van betrokkene bepleit tijdens de mondelinge behandeling dat er geen sprake meer is van ernstig nadeel. Betrokkene heeft al jaren geen fysieke agressie laten zien. In het kader van de beëindiging van de TBS-maatregel heeft het gerechtshof overwogen dat het recidivegevaar laag is. Ook neemt het recidivegevaar niet toe op het moment dat betrokkene zijn medicatie niet inneemt, aldus de advocaat.
De rechtbank acht het ernstig nadeel nog wel aanwezig. In het (ook nog recente) verleden is gebleken dat betrokkene in het geval van psychotische ontregeling ernstig impulsief gedrag kan vertonen, en de kans bestaat - gelet op de antisociale persoonlijkheidsstoornis - dat dit impulsieve gedrag zich in het plegen van delicten uit. De rechtbank acht de kans derhalve groot dat op het moment dat betrokkene psychotisch decompenseert, het ernstig nadeel zich weer voordoet.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene wil geen medicatie gebruiken, althans niet in de door de behandelaar noodzakelijk geachte dosis, en niet meewerken aan ambulante behandeling. Betrokkene heeft geen ziektebesef en geen ziekte-inzicht.
De rechtbank acht verplichte zorg om die reden noodzakelijk. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles, ter behandeling van een psychische stoornis;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid, gekoppeld aan opname;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het toelaten van huisbezoeken en het houden aan de controle-afspraken met het ambulante behandelteam;
  • het opnemen in een accommodatie, bij psychotische decompensatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten, het verrichten van andere medische handelingen of therapeutische maatregelen, het uitoefenen van toezicht en het onderzoek aan kleding of lichaam, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling ook heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 juli 2021;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 27 januari 2021 mondeling gegeven door mr. W.J. van den Bergh, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 1 februari 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.