ECLI:NL:RBROT:2021:1937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
C/10/605271 / JE RK 20-2740
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd over een minderjarige

Op 18 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kind, geboren in 2012, en de benoeming van de grootmoeder als voogdes. De Raad voor de Kinderbescherming had op 2 oktober 2020 verzocht om het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen, omdat zij door persoonlijke (verslavings)problematiek niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van het kind te dragen. Het kind verblijft sinds december 2017 bij de grootouders, en de moeder heeft ingestemd met het gewijzigde verzoek van de Raad om de grootmoeder tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gezag van de moeder beëindigd kan worden op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, omdat het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de moeder niet in staat is om de zorg voor het kind te dragen binnen een aanvaardbare termijn.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat de grootouders in staat zijn om de belangen van het kind adequaat te waarborgen en dat de grootmoeder bereid is om de voogdij op zich te nemen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het belangrijk is dat de moeder, ondanks de beëindiging van haar gezag, een rol blijft spelen in het leven van het kind en dat er duidelijke afspraken moeten worden gemaakt over de bezoekmomenten. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, en de schriftelijke uitwerking is op 8 maart 2021 vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/605271 / JE RK 20-2740
datum uitspraak: 18 februari 2021

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2012 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam grootvader],

hierna te noemen de grootvader, wonende te [woonplaats grootvader],

[naam grootmoeder],

hierna te noemen de grootmoeder, wonende te [woonplaats grootmoeder],

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 2 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 5 oktober 2020;
- het e-mailbericht van de moeder van 17 november 2020;
- het proces-verbaal van de zitting van 17 november 2020;
- het proces-verbaal van de zitting van 19 januari 2021;
- het gewijzigde verzoekschrift met bijlage van de Raad van 21 januari 2021, ingekomen bij de griffie op 21 januari 2021.
Op 18 februari 2021 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder,
- de grootouders,
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1],
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
Sinds december 2017 verblijft [naam kind] in het huidige, perspectief biedende pleeggezin.
Bij beschikking van de kinderrechter van 2 april 2020 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders van moederszijde, verlengd tot 10 april 2021.
De grootmoeder van moederszijde heeft zich bij brief van 19 januari 2021 bereid verklaard om de voogdij over [naam kind] te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad heeft op 2 oktober 2020 verzocht het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [naam kind] te benoemen.
De Raad heeft op 21 januari 2021 het verzoek gewijzigd in die zin dat nu wordt verzocht het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en de grootmoeder van moederszijde tot voogdes over [naam kind] te benoemen.

De standpunten

De Raad heeft het gewijzigde verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] verblijft sinds 2018 met een machtiging van de kinderrechter bij de grootouders. De moeder is als gevolg van persoonlijke (verslavings)problematiek niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van [naam kind] te dragen. In de afgelopen jaren is het niet mogelijk gebleken om toe te werken naar een thuisplaatsing van [naam kind]. De aanvaardbare termijn is ruimschoots verstreken. Het is van belang dat [naam kind] weet waar hij aan toe is. Er moet voor alle betrokkenen duidelijkheid komen over zijn perspectief. De Raad is van oordeel dat [naam kind] tot aan zijn volwassenheid bij de grootouders dient op te groeien. De grootmoeder kan worden belast met de voogdij over [naam kind]. De grootouders hebben laten zien dat zij in staat zijn om beslissingen over [naam kind] te nemen en om hulpverlening voor hem in te zetten. Zij staan open voor hulp en begeleiding indien dit nodig wordt geacht. Het is wel belangrijk dat de professionele begeleiding vanuit Pleegzorg wordt voortgezet. Desgevraagd heeft de Raad toegelicht dat het verzoek is gebaseerd op artikel 1:266, eerste lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), dit in tegenstelling tot hetgeen is opgenomen in het gewijzigde verzoekschrift.
De GI heeft het gewijzigde verzoek van de Raad ondersteund. In de komende periode zal Pleegzorg betrokken blijven bij de grootouders en [naam kind]. De moeder heeft ingestemd met het gewijzigde verzoek van de Raad. Zij is dankbaar dat [naam kind] binnen de familie kan opgroeien. Hoewel de moeder graag zelf voor [naam kind] zou willen zorgen, weet zij dat dit niet realistisch is. Er is contact tussen de moeder en de grootouders over de bezoekmomenten tussen [naam kind] en de moeder.
De grootouders hebben ingestemd met het gewijzigde verzoek van de Raad. [naam kind] volgt inmiddels twee jaar speltherapie en het gaat steeds beter met hem. De moeder houdt zich niet altijd aan de afspraken over de bezoekmomenten. In verband met het regelen van praktische zaken is het beter als de grootmoeder met de voogdij over [naam kind] wordt belast.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het BW het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Als gevolg van de persoonlijke (verslavings)problematiek van de moeder en de zorgen over de opvoedsituatie van [naam kind] bij de moeder, verblijft [naam kind] sinds december 2017 bij de grootouders. De plaatsing van [naam kind] is sinds mei 2018 met een machtiging van de kinderrechter geformaliseerd. [naam kind] is gediagnosticeerd met ADHD en een trauma en hij ontvangt behandeling, in de vorm van speltherapie. De pleegouders bieden [naam kind] een veilige en stabiele opvoedingsomgeving en hij krijgt de zorg en aandacht geboden die hij nodig heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvaardbare termijn voor [naam kind], om in onzekerheid te verkeren over zijn perspectief, inmiddels is verstreken. De moeder is niet in staat gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind] binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [naam kind] aanvaardbaar te achten termijn weer te dragen. Het is de moeder in de afgelopen jaren niet, althans onvoldoende, gelukt om haar persoonlijke situatie op orde te krijgen om toe te werken naar een thuisplaatsing van [naam kind].
Nu er niet meer toegewerkt wordt naar een thuisplaatsing van [naam kind], zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer de geëigende maatregelen. Het perspectief van [naam kind] is gelegen bij de grootouders. Om de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van [naam kind] te waarborgen en om alle betrokkenen duidelijkheid te bieden omtrent het perspectief van [naam kind], is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [naam kind] is om het gezag van de moeder te beëindigen.
De rechtbank merkt hierbij op dat de moeder, als ouder op afstand, een belangrijke rol zal blijven spelen in het leven van [naam kind]. Het is dan ook van belang dat de bezoekmomenten tussen [naam kind] en de moeder in de komende periode worden voortgezet. Om [naam kind] de nodige voorspelbaarheid te bieden is het noodzakelijk dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over de bezoeken en dat deze afspraken door de moeder worden nagekomen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a, van het BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder over [naam kind] toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [naam kind] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, van het BW een voogd over hem te benoemen.
In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
[naam kind] verblijft al langere tijd bij de grootouders. De grootouders zijn in de afgelopen jaren in staat gebleken om de belangen van [naam kind] adequaat te waarborgen en, indien nodig, passende hulpverlening voor hem in te zetten. Ook worden de grootouders in staat geacht om de nodige praktische zaken voor [naam kind] te regelen en de contacten en bezoeken tussen [naam kind] en de moeder te faciliteren. De grootmoeder heeft zich bereid verklaard de voogdij over [naam kind] op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de grootmoeder moet worden belast met de voogdij over [naam kind].
Op grond van artikel 1:276, eerste lid, van het BW wordt de moeder als ouder waarvan het gezag wordt beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in het bewind, ervan uitgaande dat de moeder het bewind voerde over het vermogen van [naam kind].

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam moeder], geboren op [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder], over [naam kind];
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarige:
[naam grootmoeder], geboren op [geboortedatum grootmoeder] te [geboorteplaats grootmoeder];
veroordeelt de moeder aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind] te doen;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2021 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 08 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.