ECLI:NL:RBROT:2021:1931

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
10/960154-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het binnenkomen van vuurwapens in Nederland en voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het binnenkomen van vier vuurwapens in Nederland en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte werd vrijgesproken van de overige 39 ten laste gelegde vuurwapens, omdat het bewijs ontbrak dat deze daadwerkelijk Nederland waren binnengebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte in 2015 drie keer naar Slowakije was gereisd om vuurwapens aan te schaffen. Tijdens de zitting op 17 februari 2021 werd vastgesteld dat de verdachte in zijn woning in België twee vuurwapens met munitie had. De rechtbank vond het bewezen dat de verdachte vier vuurwapens in Nederland had binnengebracht, maar niet dat hij de overige 39 wapens had binnengebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn vaste baan en gezin.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960154-18
Datum uitspraak: 3 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
op de zitting opgegeven te wonen en verblijven op het adres [adres verdachte] .
De raadsman van de verdachte is mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie is mr. H.J.J. Talsma.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 17 februari 2021.
Kern van dit vonnis
Op de zitting stond niet ter discussie of de verdachte in zijn woning in België twee vuurwapens met munitie had liggen. De belangrijkste vraag was wel of de verdachte in 2015, samen met een medeverdachte, 43 vuurwapens vanuit Slowakije naar Nederland heeft gebracht dan wel in Nederland voorhanden heeft gehad.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt - kort gezegd - beschuldigd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie in zijn woning en het doen binnenkomen dan wel voorhanden hebben van in totaal 43 vuurwapens in Nederland. De volledige tekst van de beschuldiging staat in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De dagvaarding is geldig. Deze beslissing wordt in hoofdstuk 2 van dit vonnis uitgelegd.
De rechtbank vindt de beschuldiging voor een deel bewezen. De bewezenverklaring, de motivering daarvan en de bespreking van de bewijsverweren en de argumenten die tot vrijspraak hebben geleid zijn in hoofdstuk 3 van dit vonnis uiteengezet.
Een overzicht van de bewijsmiddelen is in hoofdstuk 4 van dit vonnis uiteengezet
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen waar straf op staat. Welke dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 5 van dit vonnis. In dat hoofdstuk worden ook de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De rechtbank komt tot een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf op van 240 uren. Hoofdstuk 6 van dit vonnis vermeldt alle onderdelen van de straf en de motivering daarvan.
In hoofdstuk 7 worden de beslissingen over de in beslag genomen goederen uiteengezet.
Hoofdstuk 8 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldiging in de tenlastelegging

1.
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Meer, althans in België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meerdere vuurwapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 en/of 4 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie,
te weten:
- een (gas)pistool van het merk Umarex (Smith&Wesson MP9);
- een (alarm)revolver van het merk Olympic;
en/of
(bijbehorende) munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een hoeveelheid (van in totaal ongeveer 935) (kogel)patronen voorhanden heeft gehad;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 10 januari 2015 tot en met 18 juni 2018, in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zonder consent 13 vuurwapens, althans een groot aantal vuurwapens, als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie (aangekocht bij de [naam winkel 1] te Slowakije, althans aangekocht in Slowakije), heeft doen binnenkomen, althans die vuurwapens voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 18 april 2015 tot en met 18 juni 2018, in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zonder consent 30 vuurwapens, althans een groot aantal vuurwapens, als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie (aangekocht bij de firma(‘s) [naam winkel 2] te Slowakije en/of [naam winkel 3] te Slowakije, in elk geval aangekocht in Slowakije), heeft doen binnenkomen, althans die vuurwapens voorhanden heeft gehad.

2..De geldigheid van de dagvaarding

Standpunt verdediging
De dagvaarding dient partieel nietig te worden verklaard omdat ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde voorhanden hebben van 935 (kogel)patronen onvoldoende duidelijk is op welke patronen gedoeld wordt.
Beoordeling
Uit de tenlastelegging volgt, gelet op de inhoud van het dossier, voldoende duidelijk dat gedoeld wordt op patronen die bij de doorzoeking van de woning van de verdachte in België zijn aangetroffen.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

3..De bewijsbeslissingen

Feit 1
De rechtbank zal dit feit zonder nadere motivering bewezen verklaren, nu zowel de officier van justitie als de verdediging geen afwijkende uitdrukkelijk onderbouwde standpunten hebben ingebracht.
Feiten 2 en 3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het in vereniging zonder consent in Nederland doen binnenkomen van in totaal 43 vuurwapens wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] zijn drie keer gezamenlijk naar Slowakije gereisd voor de aankoop van wapens. Uit e-mailwisselingen tussen de verdachten en de verkopers blijkt dat het de bedoeling was dat de wapens naar Nederland gebracht zouden worden. Uit telefoon- en rekeninggegevens van de verdachte blijkt dat de reis na de aanschaf op 18 april 2015 terug naar Nederland is gegaan. Enkele van de aangekochte vuurwapens zijn daarnaast later in Nederland (onder meer in de woning van de medeverdachte [naam medeverdachte] ) aangetroffen. De verdachte heeft bovendien zelf geen alternatieve verklaring gegeven over de vraag waar de vuurwapens, anders dan naar Nederland, naartoe zouden zijn gebracht.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat de vuurwapens daadwerkelijk binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht dan wel dat de verdachte de vuurwapens in Nederland voorhanden heeft gehad. Ook de omstandigheid dat enkele vuurwapens jaren later wel in Nederland zijn aangetroffen kan, vanwege het tijdsverloop, niet aan het bewijs voor het doen binnenkomen in Nederland bijdragen. De reis rondom 10 januari 2015 heeft de verdachte bovendien alleen ondernomen. Wat [naam medeverdachte] met de aangekochte wapens heeft gedaan, is de verdachte onbekend.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de in hoofdstuk 4 opgenomen wettige bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen, overwegingen en conclusies.
De verdachte is in 2015 drie keer met de medeverdachte [naam medeverdachte] naar Slowakije gereisd om daar vuurwapens te kopen. Op 10 januari 2015, tijdens de eerste van de drie reizen, hebben zij, op naam van de verdachte, dertien vuurwapens gekocht. Vier van deze dertien vuurwapens zijn op 17 april 2018 aangetroffen in de woning van [naam medeverdachte] in Nederland.
De verdachte en [naam medeverdachte] hebben gezamenlijk vanuit Nederland een reis naar Slowakije ondernomen met als doel de aanschaf van vuurwapens. Vervolgens hebben zij daar op 10 januari 2015 daadwerkelijk gezamenlijk vuurwapens aangekocht en vervoerd. Aangezien vier van deze vuurwapens later in Nederland zijn aangetroffen, staat ook vast dat de vuurwapens het grondgebied van Nederland zijn binnengebracht. Nu de vuurwapens bovendien in de woning van [naam medeverdachte] zijn aangetroffen, houdt de rechtbank het ervoor dat de verdachte en [naam medeverdachte] deze - gelet op hun intensieve samenwerking rondom in elk geval de reis op 10 januari 2015 naar en de aankoop van de betreffende wapens in Slowakije - ook tezamen en in vereniging in Nederland hebben doen binnenkomen. Daarmee is dus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en [naam medeverdachte] deze vier vuurwapens samen in Nederland hebben doen binnenkomen.
Deze conclusie kan evenwel niet getrokken worden ten aanzien van de overige 39 vuurwapens. Ook van die wapens staat vast dat de verdachte deze samen met [naam medeverdachte] heeft aangekocht in Slowakije, maar enig bewijs dat deze vervolgens op enig moment door hen binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht (en dus ook, zoals subsidiair ten laste is gelegd, dat de verdachte deze wapens binnen de ten laste gelegde periode in Nederland voorhanden heeft gehad) ontbreekt. De enkele intentie/opzet daartoe is, voor zover deze al vastgesteld kan worden, onvoldoende. Ook het feit dat één van deze 39 vuurwapens ruim twee jaren later bij een derde in Nederland is aangetroffen staat in een te ver verwijderd verband om het in Nederland doen binnenkomen daarvan aan de verdachte toe te kunnen rekenen. Volgens de rechtbank is geen sprake van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke andersluidende verklaring van de verdachte zodanig bij de bewijsvoering kan worden betrokken dat vast komt te staan dat de verdachten deze wapens in Nederland hebben doen binnenkomen.
Van de ten laste gelegde handelingen ten aanzien van deze vuurwapens zal de verdachte daarom wegens een gebrek aan bewijs worden vrijgesproken.
Conclusie
Bewezen kan worden dat de verdachte samen met [naam medeverdachte] vier vuurwapens in Nederland heeft doen binnenkomen. Van het overige onder 2 en 3 ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, en vindt bewezen dat:
1.
hij op 19 juni 2018 te Meer vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 en/of 4 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie,
te weten:
- een gaspistool van het merk Umarex (Smith&Wesson MP9
c);
- een alarmrevolver van het merk
BBM, modelOlympic
38;
en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten patronen voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 10 januari 2015 tot en met 18 juni 2018, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander zonder consent vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie (aangekocht bij de [naam winkel 1] te Slowakije) heeft doen binnenkomen.
De rechtbank heeft voor feit 1 een opgave gemaakt van de bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden staan. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen vrijspraakverweer is gevoerd.
De bewezenverklaring van feit 2 steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen die hieronder zijn uitgewerkt en de daarop gebaseerde bewijsoverwegingen die hiervoor zijn uiteengezet.

4..De bewijsmiddelen

Feit 1

1. De bekennende verklaring van de verdachte; [1]
2. Onderzoek van de politie [2] ;
3. Onderzoek van de politie [3] .
Feit 2
1.
De verklaring van de verdachte [4]
[naam medeverdachte] had mij gevraagd of ik wist waar hij wapens kon kopen. Ik was als het ware de vuurwapenkenner. Ik heb hem daarin toen begeleid. Ik had van tevoren wat dingen opgezocht over wapens en waar je die kon kopen. Mij was bekend dat de wapenwetgeving in Slowakije zo was dat je daar legaal kon kopen. Dat heb ik ook tegen [naam medeverdachte] gezegd. Daarom zijn wij naar Slowakije gegaan. Op 10 januari 2015 was ik samen met [naam medeverdachte] in de [naam winkel 1] te Slowakije. Ik heb mij toen gelegitimeerd ten behoeve van de aankoop van vuurwapens. Wij zijn in totaal drie keer naar Slowakije gereisd om wapens te kopen.
2.
Een geschrift [5]
Op 17 april 2018 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning [adres] . Tijdens de doorzoeking werden een Walther P99, Walther P22, een Zoraki en een Ekol Lady in beslag genomen.
3.
Onderzoek van de politie [6]
Uit de verstrekte informatie van de opsporingsautoriteiten in Slowakije over de [naam winkel 1] blijkt dat een man genaamd [naam verdachte] met identiteitsnummer 4172643505 op 10 januari 2015 daar in totaal 13 vuurwapens heeft gekocht. Alle vier de vuurwapens die op 17 april 2018 in de woning van [naam medeverdachte] aan de [adres] werden aangetroffen en inbeslaggenomen staan (inclusief serienummer) vermeld op de lijst van de genoemde 13 vuurwapens die op naam van Wansink zijn aangekocht.
4.
Onderzoek van de politie [7]
De vuurwapens Zoraki 917T (9 mm), Walther P22 (9 mm), Walther P99 (9 mm) en Ekol Lady (9 mm), alle aangetroffen in de woning aan de [adres], zijn vuurwapens conform de wet wapens en munitie allen geschikt om projectielen, stoffen en/of gassen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve zijn al deze vuurwapens elk afzonderlijk een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie.
5.
Onderzoek van de politie [8]
In de applicatie PSH-VM wordt met betrekking tot onder meer wapenbezitters, jagers en beveiligers informatie vastgelegd over de screening van aanvragers, voortgang van een vergunning, het intrekken van een vergunning, gegevens over wapens, wapenhandelaren, schietverenigingen en bedrijven. In deze applicatie is gezocht op de namen Wansink en [naam medeverdachte] . De zoekvraag leverde geen zoekresultaten op. Beide personen komen niet voor in de applicatie.

5..De verboden gedragingen en de strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten zijn in de wet verboden gedragingen en leveren de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6..De onderbouwing van de straf

Inleiding
De rechtbank zal in dit hoofdstuk beslissen welke straf aan de verdachte moet worden opgelegd en uitleggen waarom. Daartoe zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de concrete afwegingen die hebben geleid tot de straf die aan de verdachte wordt opgelegd.
De ernst en de omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft samen met een ander vier vuurwapens vanuit Slowakije binnen het grondgebied van Nederland gebracht. De rechtbank beziet het doen binnenkomen van deze vier vuurwapens tegen de achtergrond van de aannemelijk geworden omstandigheden dat de verdachte en de medeverdachte in 2015 drie keer gezamenlijk zijn afgereisd naar Slowakije om vuurwapens aan te schaffen en dat zij daarbij in totaal 43 vuurwapens hebben aangeschaft. Onduidelijk is gebleven waar de overige vuurwapens terecht zijn gekomen, maar aannemelijk is dat ook voor deze vuurwapens Nederland de bestemming was.
Vuurwapens als de onderhavige waren destijds in Slowakije vrij en legaal te verkrijgen. Het betreffen vuurwapens die getransformeerd zijn naar wapens waarmee alleen nog gas- of knalpatronen kunnen worden afgevuurd. Regelmatig worden dit soort wapens echter ‘scherp schietend’ en niet zelden binnen criminele omgevingen aangetroffen in Nederland, wat betekent dat de daaraan gedane aanpassingen om het vuurwapen ‘minder gevaarlijk’ te maken weer ongedaan zijn gemaakt.
De verdachte heeft dus meerdere vuurwapens binnen Nederland gebracht waarvan hij, gelet op zijn kennis van vuurwapens, wist dat deze gebruikelijk omgebouwd worden tot wapens die potentieel dodelijk zijn.
Daarnaast heeft de verdachte ook een gaspistool, een alarmrevolver en een grote hoeveelheid munitie in zijn woning voorhanden gehad.
Het bezit van vuurwapens levert een gevaar voor de veiligheid van andere personen op, omdat het voorhanden hebben van een vuurwapen het gebruik van dat vuurwapen mogelijk maakt en ook vaak met zich meebrengt. Hiertegen dient daarom streng te worden opgetreden.
Persoon en de persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2021 gezien.
Daarnaast heeft de rechtbank de rapporten van 10 oktober 2018 en 18 januari 2021 gezien die Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt. Uit deze rapporten volgt - kort gezegd - dat de verdachte een vaste baan heeft, een partner en twee kinderen, dat zij in december 2019 in België een huis hebben gekocht en dat er geen aanwijzingen zijn voor (ernstige) gedrags-, psychische of andere problemen. De verdachte heeft ruim twee jaar lang op zeer goede wijze meegewerkt aan het hem in de kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis opgelegde toezicht en de daarbij behorende bijzondere voorwaarden. Het recidiverisico wordt laag ingeschat. De reclassering ziet geen noodzaak voor (langer) toezicht of interventies.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van drie jaar geëist, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
Conclusie van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan de rechtbank alleen een gevangenisstraf opleggen. Voor wat betreft de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd.
De duur van de op te leggen gevangenisstraf zal lager uitvallen dan de straf die door de officier van justitie is geëist en die in de zaak van de medeverdachte is opgelegd, omdat de rechtbank tot een beperktere bewezenverklaring komt. Bovendien houdt de rechtbank in strafverzachtende zin rekening met het tijdsverloop in combinatie met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De reizen die de verdachte naar Slowakije heeft ondernomen om de vuurwapens aan te schaffen, waar het zwaartepunt van deze zaak ligt, hebben in 2015 en dus inmiddels al zes jaar geleden plaatsgevonden. De verdachte lijkt zijn leven bovendien op orde te hebben met een vaste baan, partner, kinderen en een koopwoning. Hoewel de feiten en de achtergrond daarvan dat op zichzelf zeker zouden rechtvaardigen, acht de rechtbank het gelet op deze omstandigheden niet langer opportuun om aan de verdachte een langere gevangenisstraf op te leggen dan hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf daarom voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan.
Daarnaast zal aan de verdachte een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren worden opgelegd.
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een proeftijd van drie jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren, passend en geboden.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 14, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

7..De beslissingen over de inbeslaggenomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de Apple iPhone terug te geven aan de verdachte en de wapens, wapenonderdelen en patronen te onttrekken aan het verkeer.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen Apple iPhone zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
De in beslag genomen wapens (Olympic 38 en Umarex) zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet. Het onder 1 bewezen feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.
Ook de in beslag genomen wapenonderdelen en patronen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet. Deze voorwerpen behoren toe aan de verdachte, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten aangetroffen en deze kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 36b, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

8..Alle beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte daarnaast tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer de onder nummers 2 tot en met 13 vermelde wapens, wapenonderdelen en patronen;
- gelast de teruggave aan verdachte van de onder nummer 1 vermelde Apple iPhone.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 3 maart 2020.
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Afgelegd op de zitting van 17 februari 2021.
2.De paginanummers die in de voetnoten worden genoemd verwijzen naar schriftelijke stukken ex art. 344 Sv die o.m. zijn opgenomen in het proces-verbaal van politie genaamd ‘Zaaksdossier 26Chowchilla / LERAD18004’; tenzij anders is vermeld. In dit geval betreft dat pagina’s 233-252.
3.Pagina’s 335-338.
4.Afgelegd op de zitting van 17 februari 2021.
5.Pagina’s 23-30.
6.Pagina’s 97-100.
7.Pagina’s 305-306.
8.Pagina 5 van het relaas van het persoonsdossier van de verdachte.