ECLI:NL:RBROT:2021:1893
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van persoonsgebonden budget voor informele zorg onder de Jeugdwet en de beoordeling van eigen mogelijkheden van ouders
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2021, in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, werd de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor informele zorg onder de Jeugdwet (Jw) behandeld. Eiser, die bekend is met een autisme spectrum stoornis, ontving ondersteuning op basis van de Jw. Het primaire besluit van 23 april 2019 kende eiser ondersteuning toe voor de periode van 15 april 2019 tot en met 14 juli 2019, maar verweerder stelde dat ouders geen pgb voor informele zorg konden ontvangen, omdat zij ook de zorg verlenen die met het pgb wordt ingekocht. Dit beleid was sinds 1 januari 2019 van kracht. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende rekening hield met de omvang van de door zijn moeder verleende zorg en dat de verlaging van het pgb leidde tot een aanzienlijke inkomensdaling voor zijn moeder.
De rechtbank oordeelde dat het pgb voor formele jeugdhulp niet in geschil was en dat verweerder voldoende onderzoek had gedaan naar de ondersteuningsbehoefte van eiser. De rechtbank concludeerde dat de eigen mogelijkheden van de ouders toereikend waren om in de zorgbehoefte van eiser te voorzien. De rechtbank oordeelde dat de overgangsregeling die verweerder had getroffen redelijk was en dat eiser voldoende in de gelegenheid was gesteld om zich voor te bereiden op de gevolgen van het nieuwe beleid. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.