ECLI:NL:RBROT:2021:1886
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs wegens niet betalen kosten educatieve maatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De eiser had de kosten verbonden aan een educatieve maatregel (EMG) niet betaald, wat leidde tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. De rechtbank oordeelde dat de eiser op grond van artikel 132, eerste lid, onder a van de Wegenverkeerswet (WVW) verplicht was om zijn medewerking te verlenen aan de EMG. Het niet voldoen aan de kosten voor de EMG werd door de rechtbank aangemerkt als een gebrek aan medewerking, waardoor de verweerder, het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, gerechtigd was om het rijbewijs ongeldig te verklaren.
De rechtbank stelde vast dat de eiser niet tijdig had voldaan aan de kosten voor de EMG en dat hij geen beroep had ingesteld tegen de eerdere beslissing om de EMG op te leggen. Dit betekende dat de beslissing om de EMG op te leggen in rechte vaststond. De rechtbank concludeerde dat de verweerder op basis van de wetgeving niet anders kon dan het rijbewijs ongeldig verklaren. De persoonlijke omstandigheden van de eiser konden niet in aanmerking worden genomen, gezien het dwingendrechtelijke karakter van de wetgeving. De overige beroepsgronden van de eiser, die zich richtten tegen de oplegging van de EMG, konden in deze procedure niet worden beoordeeld.
De uitspraak werd gedaan door rechter F.P.J. Schoonen in aanwezigheid van griffier D. van Dijk-Goedhart. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en de uitspraak werd openbaar gedaan.