ECLI:NL:RBROT:2021:1844

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
C/10/610396 / FA RK 20-10088
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in aansluiting op voortzetting crisismaatregel onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 11 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, die lijdt aan een cluster-B-persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, die momenteel verblijft in een forensische accommodatie, een ernstig risico vormt voor zichzelf en anderen door haar psychische stoornis. Ondanks de voorkeur voor ambulante behandeling, oordeelt de rechtbank dat de huidige omstandigheden en de geschiedenis van de betrokkene een verplichte opname noodzakelijk maken. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot wijziging van het zorgplan. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling waarbij de betrokkene, haar advocaat, de officier van justitie en ambulant behandelaars aanwezig waren. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg benadrukt, gezien het risico op heropname en de onduidelijkheid over de huisvesting van de betrokkene na haar verwachte ontslag. De beschikking is mondeling gegeven door rechter B. Oonincx en schriftelijk uitgewerkt door griffier J.C.A. van 't Zelfde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/610396 / FA RK 20-10088
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 11 januari 2021 betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] ,
thans verblijvende bij FPA Fivoor aan de [verblijfadres betrokkene] ,
advocaat mr. R.A.F. Jansen te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 22 december 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater,
van 15 december 2020;
  • de zorgkaart van 16 december 2020;
  • het zorgplan van 15 december 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens van betrokkene;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens en strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
11 januari 2021. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • mr. J.F.C. Janssen, de officier;
  • [naam 2] en [naam 3] , beiden ambulant behandelaar, verbonden aan Antes.

2..Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 1 december 2020 is op grond van artikel 7:7 Wvggz een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend. Deze machtiging is bij beschikking van 18 december 2020 gewijzigd en geldt tot en met 22 december 2020. Tijdig, te weten op 22 december 2020, is onderhavig verzoek ingediend.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een cluster-B-persoonlijkheidsstoornis. In het verleden (2013/2014) is betrokkene gediagnosticeerd met een autisforme stoornis. Betrokkene meent dat voornamelijk autisme een rol speelt. Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat de persoonlijkheidsstoornis op de voorgrond staat. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de diagnose en/of de inhoud van de medische verklaring op dit punt en de toelichting van de ambulant behandelaren daarop tijdens de mondelinge behandeling.
2.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar van betrokkene en anderen, ernstig lichamelijk letsel bij betrokkene en anderen, ernstige materiële schade voor anderen, maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene, en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is bekend met recidiverend automutilatief en parasuïcidaal gedrag. Daarnaast heeft betrokkene tweemaal brand gesticht, waarvan recentelijk in de accommodatie. Hierbij is gevaar ontstaan voor betrokkene, medepatiënten en zorgpersoneel. In verband hiermee loopt een strafrechtelijk onderzoek tegen betrokkene en is zij overgeplaatst naar een forensische accommodatie, waar het beveiligingsniveau hoger is. Tijdens de mondelinge behandeling verblijft betrokkene aldaar in de separeerruimte.
2.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Zowel uit de medische verklaring als uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, volgt dat intramurale zorg in een reguliere setting niet bevorderlijk is voor mensen met een persoonlijkheidsstoornis en dat dergelijke zorg het toestandsbeeld kan doen verergeren. Daarom is voor betrokkene ambulante behandeling geïndiceerd met nadruk op eigen verantwoordelijkheid en autonomie, waarbij de rechtbank opmerkt dat ten aanzien van betrokkene is gebleken dat kort na ontslag toch weer herhaaldelijk een opname volgt om het nadeel af te wenden.
Komende week zal in de accommodatie het toestandsbeeld van betrokkene verder worden gestabiliseerd, aldus de behandelaren, waarna betrokkene volgens de huidige afspraken op 19 januari 2021 met ontslag zal gaan. Momenteel heeft betrokkene echter geen huisvesting. Haar ouders zijn overbelast geraakt, waardoor betrokkene niet bij hen kan wonen of verblijven. Eerder heeft betrokkene bij een zorgboerderij verbleven, maar daar kan zij vanwege haar problematiek niet meer terecht. Zelf wenst betrokkene na haar ontslag haar auto te gebruiken als slaapplek waarbij ze gebruik wil maken van sanitaire voorzieningen op het terrein van de manege waar haar paarden staan. De gemeente heeft betrokkene elders een verblijf in een camper aangeboden, alwaar betrokkene na haar ontslag ambulant behandeld zou kunnen worden. Betrokkene heeft dit aanbod afgeslagen.
2.6.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Tijdens de opname is er geen behandelovereenkomst met betrokkene ontstaan, omdat zij ambivalent is in haar wens om behandeld te worden.
2.7.
De rechtbank heeft de inzet van verschillende vormen van verplichte zorg tijdens de mondelinge behandeling met alle betrokkenen besproken. De rechtbank acht de volgende vormen van verplichte zorg momenteel noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het opnemen in een accommodatie, en in dat geval ook:
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten van betrokkene;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het onderzoek aan kleding of lichaam;
 het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte van betrokkene op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen.
De rechtbank overweegt daarbij het volgende. Het is de rechtbank duidelijk dat in beginsel ambulante behandeling aangewezen is, waarbij eigen verantwoordelijkheid en autonomie centraal staan. Hoewel deze gedragskundige inslag begrijpelijk is, is de rechtbank van oordeel dat het ernstig nadeel op dit moment onvoldoende kan worden voorkomen of afgewend door behandeling in een ambulant kader, mede gelet op de omstandigheden waarin betrokkene nu verkeert (in de separeerruimte). Bovendien vindt er op korte termijn nog een overleg plaats over de aanpak van de zorg voor betrokkene en de omstandigheid dat er ten aanzien van haar nog een strafrechtelijk traject loopt. Voorts is gelet op de opnamegeschiedenis van betrokkene voorzienbaar dat nieuwe opnames volgen.
2.8.
Op dit moment wordt verwacht dat betrokkene komende week voldoende gestabiliseerd zal zijn om op 19 januari 2021 de accommodatie te verlaten.
In het verleden is heropname echter herhaaldelijk nodig gebleken na het verlaten van de accommodatie. Ondanks de te verwachten stabilisatie zal sprake blijven van een fragiel evenwicht waarbij betrokkene bovendien de overgang zal hebben te maken van een verblijf in de (separeerruimte van de) kliniek naar een (vooralsnog ongewis) verblijf buiten de accommodatie. Om de gezondheid en veiligheid van betrokkene en zeker ook die van anderen daarbij te borgen, is de rechtbank van oordeel dat voor dat moment ook de volgende (ter zitting mondeling door de officier verzochte) vorm van verplichte zorg nodig is:
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen. Dit ziet op het nakomen van ambulante behandelafspraken en het onderhouden van contact met het ambulant behandelteam.
2.9.
Het verblijf in de accommodatie met de daarbij behorende vormen van verplichte zorg worden in de medische verklaring en het zorgplan verzocht voor de duur van enkele weken in verband met de contra-indicaties voor opname. Vooralsnog bestaat er evenwel onduidelijkheid omtrent de huisvesting van betrokkene, het verdere verloop van haar herstel en de strafrechtelijke aanpak ter afdoening van de strafbare feiten waarvan betrokkene verdacht wordt. Op korte termijn zal hierover een overleg plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende zekerheid worden gesteld dat na ommekomst van een aantal weken het ernstig nadeel is geweken. De advocaat meent dat het noodzakelijk is dat betrokkene voorlopig opgenomen en in beeld van de zorgverlening blijft, hetgeen (ook) volgens hem vooralsnog niet vrijwillig kan. De rechtbank zal voornoemde vormen van verplichte zorg gelet op het voorgaande verlenen voor de door de officier verzochte duur van zes maanden. Hierbij is door de rechtbank overwogen dat de verplichte zorg altijd kan worden beëindigd op de in artikel 8:18 Wvggz beschreven wijze, indien dat volgens de zorgverlening geïndiceerd is.
2.10.
Het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten en het onderzoek van de woon-of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen zijn niet opgenomen in het zorgplan. Daarom bepaalt de rechtbank dat het zorgplan dienovereenkomstig moet worden gewijzigd.
2.11.
Er zijn naar het oordeel van de rechtbank op dit moment geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is vooralsnog evenredig en naar verwachting effectief om in ieder geval het ernstig nadeel voor anderen af te wenden.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag. Indien verplichte zorg voor het einde van de looptijd van de machtiging als een te zwaar middel wordt beschouwd en niet meer evenredig en effectief blijkt te zijn, zal - zoals ter zitting besproken - de zorgaanbieder in overleg treden met de officier over het al dan niet beëindigen van de zorgmachtiging.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.7 en 2.8. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat het zorgplan overeenkomstig rechtsoverweging 2.10. moet worden gewijzigd;
3.4.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 juli 2021.
Deze beschikking is op 11 januari 2021 mondeling gegeven door mr. B. Oonincx, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.A. van 't Zelfde, griffier, en op 14 januari 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.