ECLI:NL:RBROT:2021:183

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 januari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
8621877 CV EXPL 20-22181
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor schade door verkeerde brandstof in huurauto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder van een auto en de huurder. De huurder had tijdens de huurperiode onjuiste brandstof getankt, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de motor van de auto. De verhuurder vorderde betaling van de schade, terwijl de huurder zich beriep op een afkoop van het eigen risico in de huurovereenkomst. De huurder had een Mercedes CLA-klasse gehuurd voor een periode van enkele dagen en had een borg van € 750,00 betaald. De schade aan de motor werd door een derde partij op € 14.116,20 vastgesteld. De huurder had een eigen risico van € 1.000,00 afgekocht, maar de verhuurder stelde dat de schade door het tanken van verkeerde brandstof niet onder dit eigen risico viel, omdat dit in de algemene voorwaarden was uitgesloten. De huurder betwistte echter de geldigheid van deze algemene voorwaarden, omdat deze niet tijdig ter hand waren gesteld. De kantonrechter oordeelde dat de huurder er in de gegeven omstandigheden op mocht vertrouwen dat hij niet meer hoefde te betalen dan het eigen risico van € 1.000,00. De verhuurder werd veroordeeld tot betaling van € 1.150,00, inclusief wettelijke rente, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8621877 CV EXPL 20-22181
uitspraak: 8 januari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] ,
h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende en zaakdoende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J.V. Blokland te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 25 juni 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 17 september 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 22 oktober 2020 van de zijde van [eiser] , met producties;
  • de akte houdende overlegging producties van [eiser] .
1.2.
Ter zitting van 3 november 2020 zijn zowel [eiser] als [gedaagde] in persoon verschenen, beide bijgestaan door hun gemachtigde. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[eiser] heeft een Mercedes CLA-klasse met kenteken [kentekennummer] (nader te noemen: “de auto”) aan [gedaagde] verhuurd voor de periode van zaterdagmiddag 30 maart 2019 tot en met maandagochtend 2 april 2019 voor een huurprijs van € 119,00 (inclusief btw). [gedaagde] heeft een bedrag van € 750,00 aan borg betaald.
2.2.
[gedaagde] is geboren op [geboortedatum gedaagde] en was ten tijde van de huur van de auto dus net 18 jaar. Hij had twee maanden zijn rijbewijs.
2.3.
In de algemene voorwaarden van [eiser] staat – voor zover van belang –:
Artikel 7
(…) Huurder dient voor het voertuig geschikte brandstof te tanken. (…)
Artikel 8
(…) Indien er een eigen risico in de huurovereenkomst is opgenomen, is de aansprakelijkheid van huurder voor schade per schadegeval beperkt tot het bedrag van het eigen risico, tenzij: De schade is ontstaan tijdens of ten gevolge van handelen of nalaten in strijd met artikel 7; (…).”
2.4.
Op een door [eiser] in het geding gebracht document getiteld : Uitgifte kopie klant” (hierna: het uitgifterapport) staat – voor zover hier van belang –:
“Huurdergegevens: [gedaagde]
Voertuig: MERCEDES CLA-KLASSE
Uitgiftedatum/tijd: 30-03-2019/15:27 uur
(…)
Akkoord met algemene voorwaarden: Ja”
Onderaan het document staan twee handtekeningen.
2.5.
Op zondag 31 maart 2019 heeft [gedaagde] de benzinetank van de auto (deels) gevuld met dieselbrandstof. Na het tanken heeft hij – met tussentijdse perioden van stilstand – nog enige tijd met de auto gereden. Daardoor is schade aan de motor van de auto ontstaan.
2.6.
Bij factuur van 6 juni 2019 is door [naam bedrijf] te [vestigingsplaats] een bedrag van € 14.116,20 aan [eiser] in rekening gebracht voor vervanging van de motor van de auto.
2.7.
Naast de schade aan de motor is tijdens de huurperiode ook schade aan de bumper van de auto ontstaan.
2.8.
In een e-mail van 6 juni 2019 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan [eiser] geschreven – voor zover hier van belang –:
“Cliënt geeft aan dat inderdaad sprake was van afkoop van het eigen risico naar € 1.000,-. Hierover bestond eerder een miscommunicatie. Ook was zoals u stelt sprake van schade aan de bumper. Nu cliënt € 750 borg betaald heeft en een eigen risico had van € 1.000, dient cliënt u nog € 250 te betalen. (…)”
[gedaagde] heeft vervolgens € 250,- aan [eiser] betaald.
2.9.
Per e-mail van 9 september 2019 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan [eiser] geschreven – voor zover hier van belang –:
“De algemene voorwaarden zijn niet voor het aangaan van de overeenkomst ter hand gesteld. De voorwaarden zijn daardoor vernietigbaar. Bij deze vernietig ik de door u gestelde algemene voorwaarden. (…)”
2.10.
Per e-mail van 29 maart 2020 heeft (de gemachtigde van) [eiser] aan (de gemachtigde van) [gedaagde] geschreven dat [gedaagde] het bedrag van € 14.116,20 binnen 14 dagen na ontvangst van die e-mail dient te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering zal worden verhoogde met (onder meer) buitengerechtelijke incassokosten van € 916,16.

3..De vordering en het verweer

[eiser] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan hem tegen bewijs van kwijting te betalen € 15.369,76, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 14.116,20 vanaf 10 juni 2020 tot de dag van algehele betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.1.
Aan zijn vordering heeft [eiser] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] had zijn eigen risico per schadegeval afgekocht tot € 1.000,-. De schade aan de bumper is verrekend met de borg van € 750,- en de aanvullende betaling van [gedaagde] van € 250,-. [gedaagde] is echter ook aansprakelijk voor de schade als gevolg van het tanken van de verkeerde brandstof. Die schade bedraagt € 14.116,20. Uit artikel 7 en 8 van de toepasselijke algemene voorwaarden volgt dat schade als gevolg van het tanken van de verkeerde brandstof niet beperkt is tot het (afgekochte) eigen risico. [eiser] heeft zich genoodzaakt gezien zijn vordering ter incasso uit handen te geven en maakt daarom ook aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 916,16. Voorts is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd vanaf 2 april 2019, de datum waarop [eiser] [gedaagde] aansprakelijk heeft gesteld voor de door hem geleden schade. De verschenen rente bedraagt tot en met 9 juni 2020 € 337,40.
3.2.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop in het kader van de beoordeling – indien van belang – nader zal worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] de verkeerde brandstof heeft getankt en dat daardoor motorschade is ontstaan. Dat betekent dat [gedaagde] in beginsel aansprakelijk is voor die schade.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij zijn aansprakelijkheid heeft afgekocht en dus niet méér verschuldigd kan zijn dan zijn eigen risico. Nu [eiser] heeft gesteld dat de afkoop van de aansprakelijkheid op grond van artikel 7 en 8 van de algemene voorwaarden niet ziet op schade als gevolg van het tanken van verkeerde brandstof, dient allereerst te worden vastgesteld of de algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn en zo ja, of deze vervolgens rechtsgeldig zijn vernietigd omdat deze niet voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan [gedaagde] ter hand zijn gesteld, zoals door [gedaagde] aangevoerd.
4.3.
Uit de door [eiser] overgelegde huurovereenkomst blijkt niet dat op die overeenkomst algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat de algemene voorwaarden toen op papier aan [gedaagde] zijn overhandigd, maar tegenover de betwisting ter zake door [gedaagde] heeft hij geen concrete feiten of omstandigheden gesteld ter onderbouwing van die stelling. [eiser] heeft ter zitting ook nog verklaard dat eerst de huurovereenkomst wordt ondertekend en dat vervolgens een rondje rond de auto wordt gelopen waarna de klant tekent voor de algemene voorwaarden op het uitgifterapport, en dat het uitgifterapport met de daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden vervolgens elektronisch (via e-mail) aan de klant worden verstrekt. De kantonrechter stelt vast dat op het uitgifterapport (zie 2.4) bij “akkoord met algemene voorwaarden”: “ja” staat en dat dit rapport is voorzien van twee handtekeningen. [gedaagde] heeft echter betwist dat hij dit rapport heeft ondertekend én ontvangen. Of de handtekening op dit document van [gedaagde] is kan in het midden blijven. Uit het uitgifterapport zelf blijkt immers niet dat de algemene voorwaarden toen ook daadwerkelijk aan [gedaagde] ter hand zijn gesteld en [eiser] heeft zijn stelling dat het rapport met de algemene voorwaarden (via e-mail) tijdig aan [gedaagde] ter hand is gesteld niet nader onderbouwd (met bijvoorbeeld een bewijs van verzending). Gelet hierop is er geen reden voor bewijslevering en gaat de kantonrechter ervan uit dat de algemene voorwaarden niet (tijdig) aan [gedaagde] ter hand zijn gesteld.
4.4.
Dat betekent dat – als de algemene voorwaarden al van toepassing zijn op de huurovereenkomst door middel van een akkoordverklaring daarmee in het uitgifterapport na de ondertekening van de huurovereenkomst – deze per e-mail van 9 september 2019 (zie 2.9) rechtsgeldig zijn vernietigd door de gemachtigde van [gedaagde] omdat deze niet (tijdig) aan [gedaagde] zijn verstrekt. [eiser] kan zich dan ook niet beroepen op (artikel 7 en 8 van) die algemene voorwaarden.
4.5.
Tussen partijen is voorts in geschil tot welk bedrag [gedaagde] zijn aansprakelijkheid heeft afgekocht. Volgens [eiser] is dat € 1.000,- per schadegeval, hetgeen ook correspondeert met de door hem overgelegde huurovereenkomst. Volgens [gedaagde] is dat € 500,- per schadegeval. [gedaagde] heeft geen huurovereenkomst overgelegd waarin dat staat. In de correspondentie heeft de gemachtigde van [gedaagde] zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat de aansprakelijkheid is afgekocht tot € 500,--, maar later heeft hij expliciet verklaard dat [gedaagde] heeft aangegeven dat de aansprakelijkheid is afgekocht tot € 1.000,- (zie 2.8). Tegen deze achtergrond is het huidige standpunt van [gedaagde] dat hij zijn aansprakelijkheid toch zou hebben afgekocht tot € 500,-- per schadegeval onvoldoende onderbouwd. Dat de website van [eiser] die mogelijkheid in het verleden zou hebben geboden doet daar niet aan af, omdat dit niet zonder meer meebrengt dat [gedaagde] daar ook gebruik van heeft gemaakt.
4.6.
Tussen partijen is niet langer is geschil dat de door [eiser] geleden schade als gevolg van het tanken met de verkeerde brandstof (minimaal) € 1.000,- bedraagt. Daarmee komt de kantonrechter toe aan de vraag of [gedaagde] er op mocht vertrouwen dat hij, ingeval van schade als gevolg van het tanken van verkeerde brandstof, niet méér verschuldigd zou zijn dan zijn eigen risico van € 1.000,-. Die vraag wordt bevestigend beantwoord. [gedaagde] , als jonge bestuurder en net twee maanden in het bezit van zijn rijbewijs, mocht erop vertrouwen dat hij met het overeengekomen eigen risico bedrag van € 1.000,- per schadegeval het risico ter zake van alle daar eventueel bovenuit gaande schade per schadegeval had afgekocht. Dus ook van eventuele schade als gevolg van het tanken van verkeerde brandstof. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel nopen, zijn niet gebleken.
4.7.
Dit leidt tot het oordeel dat [gedaagde] een bedrag van € 1.000,-- aan [eiser] moet betalen ter zake van de schade als gevolg van het tanken met onjuiste brandstof. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 2 april 2019 op de wijze zoals hierna in de beslissing vermeld.
4.8.
[eiser] heeft voorts aanspraak gemaakt op een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten. Voor vergoeding van buitengerechtelijke kosten is vereist dat [eiser] [gedaagde] heeft aangemaand en hem een termijn van 14 dagen na ontvangst van die aanmaning heeft gesteld om het verschuldigde bedrag zonder kosten te voldoen, bij gebreke waarvan buitengerechtelijke kosten in rekening zullen worden gebracht (artikel 6:96 lid 6 BW). De e-mail van [eiser] van 29 maart 2020 (zie 2.10) voldoet aan die voorwaarde, met dien verstande dat daarin van een te hoog bedrag aan hoofdsom is uitgegaan. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom van € 1.000,-. Dat betekent dat aan buitengerechtelijke kosten € 150,- (exclusief BTW) zal worden toegewezen.
4.9.
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
4.10.
In de omstandigheid dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.150,00, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 1.000,- vanaf 2 april 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
145/44240