ECLI:NL:RBROT:2021:1813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
8327339 \ CV EXPL 20-583
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige douchecabine en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiseres 1, wonende te Dordrecht, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die een badkamer heeft gerenoveerd. De eisende partij stelt dat de door gedaagde geïnstalleerde douchecabine van het merk Hüppe niet goed aansluit op de douchebak, wat leidt tot lekkage. Eiseres 1 heeft gedaagde meerdere keren in gebreke gesteld, maar zonder resultaat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake is van een gebrek aan de douchecabine, waardoor gedaagde aansprakelijk is voor de schade. Eiseres 1 heeft aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding van € 4.404,40, welke is onderbouwd met een offerte van een ander bedrijf. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde moet betalen, maar heeft het bedrag van de schadevergoeding vastgesteld op € 3.587,65, omdat een deel van de kosten niet toewijsbaar was. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. In reconventie heeft eiseres 2, die ook betrokken was bij de zaak, een vordering ingesteld voor openstaande facturen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de betaling van deze facturen ten onrechte had opgeschort en heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.778,81 aan eiseres 2. De proceskosten zijn ook toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8327339 \ CV EXPL 20-583
uitspraak: 25 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
[eiseres 1],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigden: mr. A. Bedoucha en mr. E.A.M.R. Schut,
tegen
[gedaagde]
, tevens h.o.d.n. [handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
vertegenwoordigd door [naam 1] .
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres 1] ” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het vonnis van 29 oktober 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • productie 30 van [eiseres 1] ;
  • de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen zijdens [eiseres 1] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 januari 2021. Tijdens de mondelinge behandeling is [eiseres 1] verschenen bijgestaan door haar gemachtigden en vergezeld van haar vader. Namens [gedaagde] is de heer [naam 1] verschenen.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Op 25 juni 2017 heeft [eiseres 1] met [gedaagde] een overeenkomst gesloten tot het leveren, vernieuwen en installeren van haar badkamer (hierna: de aanneemovereenkomst). In de aanneemovereenkomst is een aanneemsom van € 11.635 inclusief btw overeengekomen. De werkzaamheden aan de badkamer zijn op 31 juli 2017 gestart.
2.2.
[eiseres 1] was – voor zover hier van belang – met [gedaagde] overeengekomen dat er een douchecabine van het merk Hüppe geplaatst zou worden. Deze douchecabine is tijdens de installatie kapot gegaan, waardoor [gedaagde] een nieuwe douchecabine moest bestellen. Omdat de levering van de vervangende douchecabine van de Hüppe op zich liet wachten heeft [gedaagde] op 20 september 2017 voorgesteld om een Bruynzeel douchecabine te plaatsen tegen een minderprijs van € 450,-. [eiseres 1] is hiermee akkoord gegaan en deze Bruynzeel douchecabine is vervolgens eind september 2017 geplaatst in de badkamer van [eiseres 1] .
2.3.
Per e-mailberichten van 1 en 25 oktober 2017 heeft [eiseres 1] aan [gedaagde] laten weten dat de douchecabine van Bruynzeel in de hoek lekt. Tussen partijen wordt vervolgens gecorrespondeerd over deze douchecabine. Op 11 april 2018 heeft [eiseres 1] [gedaagde] in gebreke gesteld en verzocht om diverse gebreken aan de badkamer te herstellen, waaronder de lekkage aan de douchecabine van Bruynzeel.
2.4.
Op 21 april 2018 heeft [gedaagde] een factuur aan [eiseres 1] verzonden ten bedrage van € 1.328,-. In deze factuur is opgenomen de nog openstaande aanneemsom, een minderprijs van € 450,- voor de Bruynzeel douchecabine en een meerprijs voor werk van de stukadoor en het sausen van het plafond in het toilet. [eiseres 1] heeft betaling van deze factuur opgeschort.
2.5.
Op 11 september 2018 heeft [gedaagde] op verzoek van [eiseres 1] de douchecabine van Bruynzeel verwijderd uit de badkamer van [eiseres 1] omdat deze lekte en een nieuwe Hüppe douchecabine geplaatst.
2.6.
Bij e-mailbericht van 18 september 2018 heeft de vader van [eiseres 1] [gedaagde] bericht dat de nieuwe Hüppe douchecabine ook op meerdere plekken water doorlaat en dit tot lekkage leidt.
2.7.
[gedaagde] heeft in reactie hierop op 14 november 2018 laten weten dat er een douchestip klaar ligt voor [eiseres 1] en heeft [gedaagde] [eiseres 1] verzocht om het opgeschorte deel van de aanneemsom te betalen.
2.8.
[eiseres 1] heeft vervolgens een werknemer van Hüppe Nederland, [naam 2] , de douchecabine laten onderzoeken. Op 19 december 2018 heeft hij het volgende geconstateerd: “
verkeerde cabine op deze maat douchebak gemonteerd”.
2.9.
Bij aangetekende brieven van 9 januari 2019 en 10 april 2019 heeft [eiseres 1] [gedaagde] in gebreke gesteld en om herstel van de lekkage aan de douchecabine van Hüppe verzocht.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres 1] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 4.404,40 aan hoofdsom en € 608,40 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 4.404,40 vanaf 14 november 2018, althans 7 februari 2019, tot aan de dag van algehele voldoening en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 608,40 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening. [eiseres 1] heeft tevens gevorderd [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft [eiseres 1] het volgende ten grondslag gelegd. Uit het deskundigenonderzoek van Hüppe Nederland blijkt dat de douchecabine niet geschikt is voor de door [gedaagde] gemonteerde douchebak. De douchebak heeft een lengte van 71 cm. Bij de geplaatste douchecabine van Hüppe hoort echter een douchebak van 63,6 cm. Doordat de douchecabine niet naadloos aansluit op de douchebak is er lekkage ontstaan. Op grond van artikel 7:760 BW is [gedaagde] aansprakelijk voor deze schade. De schade bedraagt € 4.404,40 en deze is gebaseerd op de offerte van [bedrijf].
3.3.
[gedaagde] heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd. Volgens [gedaagde] is er geen sprake van een gebrek aan de douchecabine. Er is geen combinatie van douchebak met douchecabine te vinden die 100% passen en die 100% waterdicht is. Op de door [eiseres 1] overgelegde video van de lekkage is geen normaal douchegebruik te zien.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[eiseres 2] heeft in reconventie gevorderd, bij vonnis, [verweerster] te veroordelen aan haar te betalen € 1.778,81 aan nog openstaande facturen, te vermeerderen met de wettelijke rente en invorderingskosten zijnde € 630,- exclusief btw voor het verweerschrift. Tevens heeft [eiseres 2] gevorderd [verweerster] te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
4.2.
[eiseres 2] heeft aan haar vorderingen het volgende ten grondslag gelegd. [verweerster] heeft ten onrechte de betaling van de nog openstaande factuur van € 1.328,81 opgeschort, omdat geen sprake is van een gebrek. Daarnaast moet [verweerster] ook de meerprijs van de douchecabine ten bedrage van € 450,- aan [eiseres 2] betalen.
4.3.
[verweerster] heeft erkend dat zij € 1.328,81 verschuldigd is aan [verweerster] , maar zij heeft zich op het standpunt gesteld dat zij dit bedrag terecht heeft opgeschort. [verweerster] heeft betwist dat zij nog een bedrag van € 450,- verschuldigd is aan [eiseres 2] , omdat dit bij de vervanging van de douchecabine niet overeen is gekomen.

5..De beoordeling

In conventie:
5.1.
Volgens [eiseres 1] past de douchecabine van Hüppe die door [gedaagde] geplaatst is niet goed op de douchebak met als gevolg dat er sprake is van lekkage tijdens elke douchebeurt. [eiseres 1] heeft ter onderbouwing gewezen op de door haar overgelegde verklaring van [naam 2] van Hüppe (productie 20 bij de dagvaarding) en op de door haar overgelegde foto’s en filmpjes. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres 1] hiermee voldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van lekkage doordat de douchecabine niet goed aansluit op de douchebak. De douchecabine vertoont derhalve een gebrek, zodat [gedaagde] ondeugdelijk werk heeft geleverd. Nu sprake is van een gebrek aan een door [gedaagde] ingekochte en geïnstalleerde douchecabine komen de gevolgen hiervan op grond van artikel 7:760 BW voor rekening van [gedaagde] .
5.2.
[eiseres 1] heeft vervangende schadevergoeding gevorderd, omdat zij er geen vertrouwen meer in heeft de [gedaagde] de douchecabine kan herstellen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres 1] aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding, omdat uit de stukken blijkt dat zij [gedaagde] meerdere keren in gebreke heeft gesteld zonder dat dit tot resultaat heeft geleid. [gedaagde] heeft dus genoeg mogelijkheden gehad om na te komen.
5.3.
De hoogte van de gevorderde schadevergoeding van € 4.404,40 (inclusief) heeft [eiseres 1] onderbouwd met de offerte van [bedrijf]. De kantonrechter kan [eiseres 1] volgen in haar stelling dat aannemers over het algemeen niet staan te springen om problemen van andere aannemers op te lossen en dat het oplossen van problemen vaak meer geld kost dan de oorspronkelijke offerte, zodat de kantonrechter bij het begroten van de schade van deze offerte zal uitgaan. [gedaagde] heeft haar bezwaren hiertegen onvoldoende geconcretiseerd. De kantonrechter begrijpt echter niet waarom in de offerte ervoor is gekozen om een niet-maatwerk douchecabine te plaatsen op een geheel nieuwe douchebak waarvoor het leiding- en tegelwerk vervangen moet worden. Partijen zijn het er immers over eens dat bij Hüppe ook een maatwerk douchecabine besteld kan worden waardoor het niet nodig is om de huidige douchebak te verwijderen, maar alleen de huidige douchecabine verwijderd en vervangen hoeft te worden. De kantonrechter is gelet hierop van oordeel dat de in de offerte berekende kosten voor het verwijderen en vernieuwen van de douchebak en het aanpassen van de bestaande leiding- en tegelwerk ten bedrage van € 1.101,10 inclusief btw niet toewijsbaar zijn. Het overige deel van de offerte (ten bedrage van € 3.303,30, inclusief btw) is wel toewijsbaar, omdat dat deel ziet op het verwijderen van de huidige douchecabine en het plaatsen van een nieuwe douchecabine. Omdat de offerte echter uitgaat van een niet-maatwerk douchecabine, zal voor een maatwerk douchecabine nog een bedrag erbij opgeteld moeten worden. Uit de eerdere offerte van [bedrijf] maakt de kantonrechter op dat een maatwerk douchecabine ongeveer € 284,35 inclusief btw meer kost. De kantonrechter zal dit overnemen en [gedaagde] daarom veroordelen om een bedrag van € 3.587,65 inclusief btw (€ 3.303,30 + € 284,35) te betalen aan [eiseres 1] bij wijze van vervangende schadevergoeding.
5.4.
De wettelijke rente over € 3.587,65 wordt toegewezen vanaf 7 februari 2019, omdat [gedaagde] op deze datum de redelijke termijn voor nakoming uit de brief van 9 januari 2019 zonder reactie heeft laten verstrijken. Vanaf dat moment is [gedaagde] in verzuim en derhalve wettelijke rente verschuldigd.
5.5.
Voldoende is gebleken dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht om de vordering van [eiseres 1] buiten rechte te innen. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld om buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres 1] te betalen. Voor de hoogte van dit bedrag wordt aansluiting gezocht bij de staffel uit het Besluit vergoeding voor buitegenrechtelijke incassokosten. Op basis van het toegewezen bedrag aan hoofdsom bedragen de buitengerechtelijke incassokosten € 585,36 inclusief btw. [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan [eiseres 1] te betalen. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente wordt afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat [eiseres 1] deze kosten reeds heeft moeten betalen aan haar gemachtigden.
5.6.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De apart gevorderde nakosten en wettelijke rente komen tevens voor toewijzing in aanmerking zoals hierna vermeld.
In reconventie:
5.7.
[eiseres 2] heeft in reconventie aanspraak gemaakt op de factuur van 21 april 2018 ten bedrage van € 1.328,81 waarvan [verweerster] betaling heeft opgeschort en op een bedrag van € 450,- voor de tweede douchecabine van Hüppe (meerprijs).
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat [verweerster] betaling van de factuur van [eiseres 2] van 21 april 2018 terecht heeft opgeschorst, omdat [eiseres 2] in gebreke bleef om de douchecabine te herstellen. De factuur van 21 april 2018 ziet voor een deel op de nog openstaande aanneemsom uit augustus 2017. De kantonrechter kan [eiseres 2] niet volgen in haar stelling dat in augustus 2017 nog geen reden tot opschorting was voor [verweerster] . In augustus 2017 was namelijk de badkamer nog niet klaar, omdat op dat moment de eerste douchecabine van Hüppe was geïmplodeerd, zodat [eiseres 2] toen al in gebreke was. Omdat dit gebrek in april 2018 nog niet was verholpen, mocht [verweerster] ook de factuur van 21 april 2018 opschorten.Gelet echter op wat in conventie is overwogen is er nu geen reden meer voor [verweerster] om de betaling op te schorten, zodat zij zal worden veroordeeld om de factuur van 21 april 2018 van € 1.328,81 aan [eiseres 2] te betalen. [verweerster] heeft de verschuldigdheid van deze factuur immers erkend.
5.9.
De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat [verweerster] ook de meerprijs van de tweede Hüppe douchecabine moet betalen aan [eiseres 2] . Hoewel uit de overgelegde stukken niet blijkt dat partijen uitdrukkelijk deze meerprijs zijn overeengekomen, staat tussen partijen wel vast dat de Bruynzeel douchecabine een minderprijs had van € 450,-. Als [verweerster] om terugplaatsing van de oorspronkelijke overeengekomen Hüppe douchecabine vraagt, dan is het ook redelijk dat zij de meerprijs voor die douchecabine moet betalen.
5.10.
[verweerster] zal daarom in reconventie worden veroordeeld om € 1.778,81 aan [eiseres 2] te betalen. [verweerster] heeft een beroep op verrekening gedaan met haar vordering in conventie. De kantonrechter staat [verweerster] toe dat zij dit bedrag verrekend met het in conventie toegekende bedrag aan schadevergoeding.
5.11.
De door [eiseres 2] gevorderde wettelijke rente over € 1.778,81 wordt afgewezen, omdat [verweerster] terecht de betaling had opgeschort en terecht een beroep op verrekening heeft gedaan. Evenmin is gebleken dat Boswebb invorderingskosten heeft moeten maken, zodat deze worden afgewezen.
5.12.
[verweerster] wordt in reconventie veroordeeld in de proceskosten van [eiseres 2] . Deze zijn begroot op nihil, omdat [eiseres 2] geen gemachtigde heeft.

6..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres 1] tegen kwijting te betalen € 4.173,01 (aan vervangende schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 3.587,65 vanaf 7 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres 1] vastgesteld op:
  • € 105,50 aan dagvaardingskosten;
  • € 236,- aan griffierecht;
  • € 747,- aan salaris voor de gemachtigde;
  • voornoemde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [gedaagde] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de nakosten en betekeningskosten verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit voorgaande uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie:
veroordeelt [verweerster] om aan [eiseres 2] te betalen € 1.778,81 en staat [verweerster] toe om dit bedrag te verrekenen met hetgeen zij van [eiseres 2] in conventie te vorderen heeft;
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten van [eiseres 2] , tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres 2] begroot op nihil;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688