ECLI:NL:RBROT:2021:1782

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
8449558 CV \ EXPL 20-11553
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met opleveringsproblemen en verzoek om mondelinge behandeling

In deze huurzaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. L.P. Biemond, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J. Visscher van Achmea Rechtsbijstand. De zaak betreft een geschil over de oplevering van een appartement dat gedaagde van eisers huurde van mei 2014 tot 1 maart 2020. Er was geen schriftelijke huurovereenkomst en de huurprijs bedroeg laatstelijk € 887,50 per maand. Eisers stellen dat gedaagde het appartement in een smerige en beschadigde staat heeft opgeleverd, wat hen schade heeft berokkend ter hoogte van € 5.371,20, plus buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een dagvaarding en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Gedaagde heeft de vordering betwist en concludeert tot afwijzing, met veroordeling van eisers in de proceskosten. De kantonrechter heeft, vanwege de coronamaatregelen, geen mondelinge behandeling kunnen houden na de conclusie van antwoord. De rechter heeft echter de mogelijkheid geboden voor een mondelinge behandeling via een beeld- en geluidverbinding, waarbij partijen hun standpunten kunnen toelichten en mogelijk tot een schikking kunnen komen.

De zaak is verwezen naar een rolzitting om de verhinderdata van partijen voor april en mei 2021 te verzamelen, zodat een datum voor de mondelinge behandeling kan worden vastgesteld. De kantonrechter heeft verder bepaald dat partijen hun e-mailadressen moeten opgeven voor deelname aan de behandeling en dat stukken die nog niet in het geding zijn gebracht, uiterlijk een week voor de zitting moeten worden ingediend. Het vonnis is uitgesproken door mr. I.K. Rapmund.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8449558 CV \ EXPL 20-11553
uitspraak: 26 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:

1..[eiser 1] ,

2. [eiser 2] ,
beiden wonende te [woonplaats eisers] ,
eisers,
gemachtigde: mr. L.P. Biemond,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Visscher (Achmea Rechtsbijstand).
Partijen worden hierna ‘ [eisers] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Dit blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 maart 2020;
- de conclusie van antwoord;
- de akte van de zijde van [gedaagde] , waarbij een USB-stick is overgelegd;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte van de zijde van [gedaagde] .
1.2
Ten slotte is het vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
[gedaagde] heeft van [eisers] vanaf mei 2014 tot 1 maart 2020 een appartement in huur gehad en bewoond, aanvankelijk alleen en later met haar partner en kind.
Het appartement is gelegen aan het [adres] , op de eerste etage.
Op de begane grond is de schoenenwinkel van [eisers] gevestigd.
2.2
Er is geen schriftelijke huurovereenkomst opgemaakt. De huurprijs bedroeg laatstelijk € 887,50 per maand.
Bij aanvang van de huur is geen beschrijving van het gehuurde opgemaakt.
2.3
Een van de kamers van het appartement behoorde niet tot het gehuurde. Die kamer was van binnenuit niet toegankelijk voor [gedaagde] en was in gebruik bij [eisers] als opslagruimte.
Voor hen was de kamer vanuit hun winkel met een trap toegankelijk. Nadat die trap was verwijderd heeft [gedaagde] die kamer enige tijd mogen gebruiken als babykamer. Daartoe heeft zij de kamer vanuit het appartement toegankelijk gemaakt.
Na een uitspraak van de kantonrechter Den Haag heeft [gedaagde] de kamer per 1 juni 2019 moeten ontruimen en weer ter beschikking van [eisers] moeten stellen.
2.4
Op 17 februari 2020 heeft een voorinspectie plaatsgevonden.
Daarvan is door [eisers] een verslag opgemaakt en aan [gedaagde] gestuurd. Zij heeft dat niet ondertekend.
Op 29 februari 2020 heeft een eindinspectie plaatsgevonden, waarbij ook een bouwkundige aanwezig was. De inspectie is aangevangen om 10.00 uur en door [gedaagde] beëindigd om 10.16 uur.
Van deze inspectie is een verslag gemaakt, met foto’s. Dat verslag is aan [gedaagde] gestuurd.

3..De vordering

3.1
[eisers] vorderen, na vermindering en vermeerdering van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt aan hen te betalen een bedrag van € 6.030,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.371,- vanaf 29 februari 2020 tot de dag van volledige betaling, met haar veroordeling in de proceskosten.
Het bedrag van € 6.030,20 bestaat uit een hoofdsom van € 5.371,20 en € 659,- aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2
Zij baseren hun vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.
[gedaagde] heeft de woning bij het einde van de huur in smerige en beschadigde staat opgeleverd. Zij hebben daardoor schade geleden, die zij begroten op € 5.371,20. Dat bedrag was opeisbaar bij het einde van de huur.
Omdat [gedaagde] weigert te betalen is zij ook de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente verschuldigd.

4..Het verweer

[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente wanneer [eisers] die kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis zal hebben voldaan. Op haar verweer gaat de kantonrechter later, waar en indien nodig, in.

5..De beoordeling

5.1
[eisers] hebben bij hun laatste akte, waarbij zij hebben gereageerd op de bij conclusie van dupliek door [gedaagde] overgelegde producties, verzocht om pleidooi te mogen houden. Zij willen de zaak graag mondeling met de kantonrechter bespreken.
5.2
In deze zaak heeft, als gevolg van de coronaproblematiek, geen mondelinge behandeling plaatsgevonden na de conclusie van antwoord.
5.3
Artikel 134 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat de mogelijkheid van pleidooi bood, is sinds 1 oktober 2019 vervallen.
Artikel 87 lid 8 Rv bepaalt dat als geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden de rechter voordat hij over de zaak beslist, aan partijen desverlangd gelegenheid biedt hun standpunt mondeling uiteen te zetten.
Aldus zal geschieden.
Tijdens de mondelinge behandeling kunnen partijen hun stellingen toelichten. Ook kan aan hen worden gevraagd om inlichtingen te geven of stellingen nader te onderbouwen. Tijdens de mondelinge behandeling zal tot slot worden onderzocht of partijen tot een schikking kunnen komen.
De zaak wordt naar de hierna te melden rolzitting verwezen om partijen de gelegenheid te bieden hun verhinderdata voor de maanden april en mei 2021 op te geven, zodat daarmee rekening kan worden gehouden bij het vaststellen van een datum en tijd voor de zitting.
Uitstel is niet mogelijk, tenzij beide partijen daarom gezamenlijk verzoeken.
5.4
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter,
bepaalt dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden via een beeld- en geluidverbinding
met het programma Skype voor bedrijven;
stelt partijen in de gelegenheid om bij akte de e-mailadressen op te geven van degenen die
aan de mondelinge behandeling willen deelnemen met hun verhinderdata voor de maanden april en mei 2021;
verwijst de zaak daarvoor naar de rolzitting (beraadrol) van
dinsdag 9 maart 2021 om 13:30 uur;
wijst partijen erop dat deze akte in tweevoud ingestuurd moet worden en uiterlijk de dag vóór de rolzitting om 12.00 uur door de rechtbank ontvangen moet zijn;
bepaalt dat als partijen tijdens de mondelinge behandeling stukken willen bespreken die nog
niet in het geding zijn gebracht, zij deze uiterlijk een week voor de zittingsdatum aan de
kantonrechter en aan de wederpartij moeten toesturen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37878