Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verdere verloop van de procedure
2..De beoordeling
op dat momentop basis van de statuten van de Stichting en de haar bekende notulen van de bestuursvergadering [1]
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een geschil tussen de maatschap Lawton Advocaten en de Stichting Gerard van Slobbe. De procedure betrof een vordering in conventie door Lawton tegen de Stichting, waarbij Lawton stelde dat er een rechtsgeldige overeenkomst was gesloten. De Stichting betwistte dit en voerde aan dat er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen, omdat de bestuurders die de overeenkomst hadden ondertekend, niet bevoegd waren. De kantonrechter oordeelde dat Lawton niet kon afgaan op de inschrijving in het Handelsregister, omdat er twijfels bestonden over de rechtsgeldigheid van de bestuurders op het moment van de overeenkomst. De kantonrechter concludeerde dat Lawton niet 'onkundig' was in de zin van artikel 2:6 lid 3 BW, en dat de Stichting de inschrijving in het Handelsregister niet tegen zich hoefde te laten gelden. Hierdoor werd de vordering in conventie afgewezen en werd Lawton veroordeeld in de proceskosten.
In reconventie vorderde de Stichting een bedrag van € 15.000,- dat door Lawton was betaald, als onverschuldigd betaald. De kantonrechter oordeelde dat de betaling onverschuldigd was, omdat Lawton geen bescherming genoot onder artikel 2:6 lid 3 BW. De Stichting kreeg gelijk en de kantonrechter veroordeelde Lawton tot terugbetaling van het bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 december 2017. De proceskosten in reconventie werden ook aan Lawton opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken door mr. I.K. Rapmund.