ECLI:NL:RBROT:2021:1779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
C/10/609395 / KG ZA 20-1128
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over proceskostenveroordeling en rectificatieverzoek

In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de voorzieningenrechter op 18 januari 2021 uitspraak gedaan. De eisende partij, een besloten vennootschap, had verzocht om rectificatie en had een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij. In een eerder tussenvonnis van 11 januari 2021 zijn de vorderingen van de eisende partij afgewezen en is de rectificatie niet toegestaan, omdat de gedaagde niet tijdig op de hoogte was van de procesvoering. De advocaat van de eisende partij, mr. D.L.A. van Voskuilen, heeft in een fax van 11 januari 2021 betoogd dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet tot rectificatie is overgegaan en dat de opdrachtgever van het geding, [naam eiser 2], in de proceskosten dient te worden veroordeeld. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de eerdere beslissing bindend is en dat de argumenten van de eisende partij geen aanleiding geven om hierop terug te komen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk beslist dat de vordering van de eisende partij wordt afgewezen en dat [naam eiser 2] op basis van artikel 245 Rv in de proceskosten wordt veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 1.284,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/609395 / KG ZA 20-1128
Vonnis in kort geding van 18 januari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiser 1],
gevestigd te [vestigingsplaats eiser 1] ,
met dien verstande dat is verzocht de naam van eisende partij te wijzigen in
[naam eiser 2], handelende onder de naam
[handelsnaam],
wonende [woonplaats eiser 2] , zaakdoende te [plaatsnaam] ,
eisende partij,
advocaat mr. D.L.A. van Voskuilen te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. L.H. Hordijk te Capelle aan den IJssel.
Gedaagde wordt hierna [naam gedaagde] genoemd.

1..Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 januari 2021;
- de fax van 11 januari 2021 van mr. Van Voskuilen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..Rechtsoverwegingen

1. Hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 11 januari 2021 geldt als hier overgenomen.
2. In het tussenvonnis heeft de voorzieningenrechter beslist dat de vorderingen van eisende partij worden afgewezen. Voorts is overwogen en beslist dat de door eisende partij verzochte rectificatie niet wordt toegestaan, omdat [naam gedaagde] niet tijdig bekend is geraakt met haar processuele wederpartij. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter overwogen dat hij aanleiding ziet de advocaat van eisende partij op de voet van artikel 245 Rv in de kosten te veroordelen en eisende partij in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten.
3. Bij fax van 11 januari 2021 heeft mr. Van Voskuilen zich op het standpunt gesteld dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet is overgegaan tot rectificatie van eisende partij en dat [naam eiser 2] (hierna: [naam eiser 2] ) in de proceskosten dient te worden veroordeeld, omdat hij de opdracht tot het voeren van het geding heeft gegeven.
4. Zoals hiervoor is overwogen is in het tussenvonnis al over de rectificatie beslist. De (herhaalde) argumenten van eisende partij geven geen aanleiding om terug te komen op deze bindende eindbeslissing. In de mededeling van mr. Van Voskuilen dat [naam eiser 2] de opdracht tot het voeren van het geding heeft gegeven, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om [naam eiser 2] is de proceskosten te veroordelen. Artikel 245 Rv gaat immers uit van een draagplicht bij de opdrachtgever.
5. De slotsom is dat de vordering van eisende partij wordt afgewezen. [naam eiser 2] zal op de voet van artikel 245 Rv in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van [naam gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 304,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.284,00

3..De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt [naam eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van [naam gedaagde] tot op heden begroot op € 1.284,00;
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2021.
3077/676