Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam],
1..Procedure
2..Rechtsoverwegingen
980,00
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de voorzieningenrechter op 18 januari 2021 uitspraak gedaan. De eisende partij, een besloten vennootschap, had verzocht om rectificatie en had een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij. In een eerder tussenvonnis van 11 januari 2021 zijn de vorderingen van de eisende partij afgewezen en is de rectificatie niet toegestaan, omdat de gedaagde niet tijdig op de hoogte was van de procesvoering. De advocaat van de eisende partij, mr. D.L.A. van Voskuilen, heeft in een fax van 11 januari 2021 betoogd dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet tot rectificatie is overgegaan en dat de opdrachtgever van het geding, [naam eiser 2], in de proceskosten dient te worden veroordeeld. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de eerdere beslissing bindend is en dat de argumenten van de eisende partij geen aanleiding geven om hierop terug te komen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk beslist dat de vordering van de eisende partij wordt afgewezen en dat [naam eiser 2] op basis van artikel 245 Rv in de proceskosten wordt veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 1.284,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.