ECLI:NL:RBROT:2021:1761

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
8826082 CV EXPL 20-36927
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake betaling en uitvoering van werkzaamheden in een overeenkomst

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil ontstaan tussen eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], en gedaagde over de betaling van een factuur en de uitvoering van werkzaamheden. Eiser vordert een bedrag van € 2.600,- van gedaagde, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, op basis van een overeenkomst voor schilderwerkzaamheden. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij al een aanbetaling van € 2.000,- heeft gedaan en bij oplevering nog eens € 1.000,- heeft betaald. Hij betoogt dat de werkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd en dat de afgesproken prijs € 4.900,- was, waarvan hij al € 3.000,- heeft voldaan.

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de processtukken en heeft besloten dat er een mondelinge behandeling zal plaatsvinden om de standpunten van beide partijen verder te bespreken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de betaling en de uitvoering van de werkzaamheden, en dat er mogelijk ruimte is voor een schikking. Partijen zijn verzocht om hun verhinderdata voor de komende maanden op te geven, zodat de mondelinge behandeling kan worden ingepland. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 17 maart 2021, waar partijen hun verhinderdata kunnen doorgeven. De verdere beslissing is aangehouden tot na de mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8826082 CV EXPL 20-36927
uitspraak: 26 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser] ,
h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.B. Jobse.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 7 oktober 2020, met producties;
• de conclusie van antwoord, met bijlagen;
• de conclusie van repliek, met een productie;
• de conclusie van dupliek.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1
[eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser] van:
a. de hoofdsom van € 2.600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2020 tot de dag der algehele voldoening, althans de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
b. de buitengerechtelijke incassokosten van € 385,-;
c. een bedrag ter zake juridische bijstand van € 423,50;
d. de proceskosten;
e. de nakosten.
2.2
[eiser] heeft nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst aan haar vordering ten grondslag gelegd. Uit hoofde van deze overeenkomst moet [gedaagde] hem € 2.600,- betalen voor de verrichte werkzaamheden.
2.3
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van [eiser] . Hij voert daartegen aan dat hij op 15 april 2020 een aanbetaling van € 2.000,- in contanten heeft gedaan en dat hij bij de oplevering op 5 mei 2020 € 1.000,- in contanten heeft betaald. Daarnaast zijn de werkzaamheden niet deugdelijk verricht door [eiser] , waardoor [gedaagde] kosten heeft moeten maken voor herstel. [gedaagde] begrijpt niet waarom er € 2.600,- wordt gevorderd. Dit komt volgens hem niet overeen met de afspraak die partijen met elkaar hebben gemaakt. Er is een prijs van € 4.900,- afgesproken, waarvan € 3.000,- voldaan is.

3..De beoordeling

3.1
Vaststaat dat partijen een overeenkomst met elkaar hebben gesloten uit hoofde waarvan [eiser] (schilder)werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde] . Zij verschillen echter van mening over de vraag of [gedaagde] een deel van het bedrag al heeft voldaan. Ook is in geschil of [eiser] de werkzaamheden wel deugdelijk heeft verricht.
3.2
[eiser] vordert betaling van een bedrag van € 2.600,- en voert aan dat [gedaagde] hem nog niets heeft betaald. Voorts heeft [eiser] WhatsApp-correspondentie overgelegd waarin partijen spreken over een prijs van € 4.900,- voor de werkzaamheden. Hierdoor rijst de vraag hoe deze correspondentie zich verhoudt tot het gevorderde bedrag.
3.3
Op basis van wat partijen over en weer hebben aangevoerd kan de kantonrechter nog geen beslissing nemen ter zake het onderhavige geschil. De kantonrechter acht het gewenst de zaak met partijen te bespreken. Daarom zal een mondelinge behandeling worden bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling kunnen partijen hun standpunten toelichten. Ook kan aan hen worden gevraagd om inlichtingen te geven of standpunten nader te onderbouwen. Tot slot zal ook worden onderzocht of partijen tot een schikking kunnen komen.
3.4
Alle stukken die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in het geding zijn gebracht, dienen door de partij die deze ter sprake wil brengen aan de kantonrechter en aan de wederpartij te worden toegezonden. Deze stukken dienen uiterlijk tien dagen vóór de mondelinge behandeling in het bezit te zijn van de kantonrechter en de wederpartij.
3.5
Partijen dienen zelf aan de mondelinge behandeling deel te nemen of te worden vertegenwoordigd door een persoon die op de hoogte is van het geschil. Deze vertegenwoordiger moet schriftelijk gemachtigd zijn, eventueel ook tot het treffen van een minnelijke regeling.
3.6
Gelet op het voorgaande wordt de zaak verwezen naar de rolzitting van woensdag 17 maart 2021 om 14:30 uur teneinde partijen in de gelegenheid te stellen opgave te doen van hun verhinderdata voor de komende twee maanden.
3.7
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium aangehouden.

4..De beslissing

De kantonrechter
:
bepaalt dat er een mondelinge behandeling zal plaatsvinden;
stelt partijen in de gelegenheid om hun verhinderdata voor de maanden april en mei 2021 op te geven;
verwijst de zaak daarvoor naar de rolzitting van
woensdag 17 maart 2021 om 14:30 uur;
wijst partijen erop dat de akte in tweevoud ingestuurd moet worden en uiterlijk de dag vóór de rolzitting om 12.00 uur door de rechtbank ontvangen moet zijn;
wijst partijen erop dat zij tijdelijk ook een e-mailbericht mogen sturen aan kantondagvaarding.rtm@rechtspraak.nl.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416