ECLI:NL:RBROT:2021:1760

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
8871094 CV EXPL 20-41294
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit zorgverzekeringsovereenkomst na beëindiging betalingsregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde die in persoon procedeert. De zaak betreft een vordering tot betaling van een bedrag van € 531,01, voortvloeiend uit een zorgverzekeringsovereenkomst die de gedaagde in 2011 en 2012 had met Agis Ziektekostenverzekeringen N.V. Deze overeenkomst werd later overgedragen aan Zilveren Kruis. De gedaagde had een betalingsregeling getroffen met GGN Mastering Credit B.V., maar deze regeling is komen te vervallen omdat de gedaagde haar verplichtingen niet correct is nagekomen. Zilveren Kruis heeft de vordering vervolgens ter incasso uit handen gegeven aan GGN, die de gedaagde heeft gedagvaard.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een betalingsachterstand heeft en dat de betalingsregeling terecht is beëindigd. De gedaagde heeft erkend dat zij een betalingsachterstand heeft, maar voerde aan dat zij ondanks het stoppen van de regeling nog steeds € 100,- per maand aflost. De kantonrechter oordeelde dat het missen van slechts één betaling al voldoende was om de regeling te beëindigen, en dat de vordering van Zilveren Kruis weer opeisbaar is geworden. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 349,51 toegewezen, na afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat Zilveren Kruis niet had aangetoond welke kosten daadwerkelijk waren gemaakt.

De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, omdat zij grotendeels in het ongelijk is gesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde is in de gelegenheid gesteld om een nieuwe betalingsregeling met Zilveren Kruis te treffen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8871094 CV EXPL 20-41294
uitspraak: 26 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
voorheen handelend onder de naam AGIS,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Zilveren Kruis’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 6 november 2020, met een productie;
• de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van gedaagde;
• de conclusie van repliek, met producties;
• de schriftelijke reactie van de zijde van [gedaagde] op de conclusie van repliek (conclusie van dupliek), met bijlagen.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] en Agis Ziektekostenverzekeringen N.V. (hierna: Agis) hebben een zorgverzekeringsovereenkomst met elkaar gesloten, uit hoofde waarvan [gedaagde] in 2011 en 2012 periodieke premies en eigen risico verschuldigd was aan Agis. [gedaagde] heeft een deel van de facturen van Agis over deze periode niet betaald.
2.2
Op 25 januari 2013 heeft Agis haar debiteurenportefeuille gecedeerd aan Zilveren Kruis.
2.3
Zilveren Kruis heeft de vordering uit handen gegeven aan haar incassotussenpersoon GGN. GGN en [gedaagde] hebben een betalingsregeling getroffen inhoudende dat [gedaagde] naast de lopende termijnen een bedrag van € 100,- per maand aflost. De regeling is door GGN per brief van 24 mei 2017 aan [gedaagde] bevestigd. In deze brief is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…) Wij gaan akkoord met een betalingsregeling van € 100,00 per maand. (…) Let u er op dat u, in geval van nog lopende contracten, de reguliere betalingen op tijd aan Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. moet betalen. Als u dat niet doet, kan de regeling vervallen en wordt de gehele vordering ineens opeisbaar.
Hoe kunt u betalen? De termijnbedragen moeten uiterlijk op de vervaldata zijn bijgeschreven op rekeningnummer IBAN: NL90 INGB 0686 3103 57. (…)
Niet nakomen van de regeling Als u de regeling niet correct nakomt, komt deze onherroepelijk te vervallen en wordt het totale (restant)bedrag inclusief tussentijds vervallen rente ineens opeisbaar. Wij kunnen zonder nadere waarschuwing overgaan tot het nemen van rechtsmaatregelen. (…)
2.4
De betalingsregeling is inmiddels komen te vervallen, omdat [gedaagde] haar verplichtingen niet correct is nagekomen. De beëindiging van de betalingsregeling is door GGN per brief van 8 oktober 2020 aan [gedaagde] bevestigd. In deze brief is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…) In bovengenoemde dossiers berichten wij u dat de vordering is opgehoogd in dossier [dossiernummer] . (…)
De betalingsregeling is daarmee definitief komen te vervallen in bovengenoemde dossiers en derhalve is de totale vordering ineens opeisbaar. Wij hebben nu opdracht gekregen u te dagvaarden. (…)”

3..Het geschil

3.1
Zilveren Kruis vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Zilveren Kruis van een bedrag van € 531,01, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Zilveren Kruis heeft nakoming van de zorgverzekeringsovereenkomst aan haar vordering ten grondslag gelegd. Uit hoofde van deze overeenkomst moet [gedaagde] nog een bedrag aan Zilveren Kruis betalen. Omdat [gedaagde] de eerder getroffen betalingsregeling niet is nagekomen is de vordering weer opeisbaar geworden en is [gedaagde] tevens wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering van Zilveren Kruis erkend, maar voert aan dat zij ondanks het stoppen van de betalingsregeling nog wel € 100,- per maand aflost aan Zilveren Kruis. Aangezien zij door is gegaan met aflossen en slechts één betaling heeft gemist vindt [gedaagde] dat het starten van de procedure niet nodig is geweest en vraagt zij om verlaging van de proceskosten.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] een betalingsachterstand heeft en dat de eerder getroffen betalingsregeling inmiddels is komen te vervallen. Ook zijn de door Zilveren Kruis gestelde hoogte van de betalingsachterstand en gemaakte afspraken inzake de betalingsregeling niet door [gedaagde] betwist.
4.2
Uit het verweer van [gedaagde] begrijpt de kantonrechter dat zij van mening is dat de betalingsregeling ten onrechte tot een einde is gekomen, omdat zij slechts één betaling van € 6,50 heeft gemist en ook na het stoppen van de betalingsregeling door is gegaan met het aflossen van € 100,- per maand. [gedaagde] heeft echter erkend dat zij zich niet volledig aan haar verplichtingen voor het instandhouden van de betalingsregeling heeft gehouden. Voorts heeft [gedaagde] de stelling van Zilveren Kruis dat zij zich in het verleden meerdere malen niet aan de betalingsregeling heeft gehouden niet betwist. Conform de gemaakte afspraken is het missen van slechts één betaling al voldoende om de regeling beëindigen. De hoogte van de gemiste betaling en eventuele aflossingen die nadien zijn gedaan maken dit niet anders. Door het eindigen van de regeling is de vordering van Zilveren Kruis weer opeisbaar geworden. De vordering tot betaling van dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
4.3
De gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
4.4
Zilveren Kruis maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De verschuldigdheid van deze kosten dient beoordeeld worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten voor zover het betreft dat deel van de hoofdsom, waarvan het verzuim is ingetreden na 30 juni 2012. Voor zover het verzuim is ingetreden vóór 1 juli 2012 moet de vordering met betrekking tot de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten worden beoordeeld aan de hand van het rapport Voorwerk II. De vordering van Zilveren Kruis heeft betrekking op de periode van 1 juni 2011 tot en met 31 augustus 2012. Uit praktische overwegingen kiest de kantonrechter ervoor om op de gehele vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten de vóór 1 juli 2012 geldende regeling toe te passen. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient Zilveren Kruis te stellen en te onderbouwen op grond waarvan deze kosten verschuldigd zijn en dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Het moet daarbij gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een of enkele aanmaningen, het doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichten en het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Zilveren Kruis heeft echter niet aangevoerd welke werkzaamheden zij in dit kader heeft verricht en heeft ook geen stukken overgelegd ter onderbouwing daarvan. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
4.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 349,51 (zijnde € 531,01 minus de afgewezen buitengerechtelijke incassokosten van € 181,50 inclusief btw). Eventuele aflossingen die [gedaagde] nog heeft gedaan in het kader van onderhavige vordering dienen op dit bedrag in mindering te worden gebracht.
4.6
Zilveren Kruis heeft aangegeven bereid te zijn een nieuwe betalingsregeling met [gedaagde] overeen te komen. Ingevolge artikel 6:29 BW heeft de kantonrechter niet de bevoegdheid om Zilveren Kruis een betalingsregeling op te leggen. Indien gewenst kunnen partijen hierover met elkaar in overleg treden.
4.7
[gedaagde] heeft verzocht om matiging van de proceskosten. Op grond van artikel 237 lid 1 Rv wordt de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, veroordeeld in de proceskosten. [gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld. Aangezien de vordering tot betaling van de hoofdsom wordt toegewezen, ziet de kantonrechter geen aanleiding om de proceskosten te matigen. [gedaagde] wordt daarom in de proceskosten veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 349,51, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 105,09 aan dagvaardingskosten en € 248,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416