ECLI:NL:RBROT:2021:1758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
8928663 VV EXPL 20-537
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming van een woning wegens drugsgerelateerde overlast en huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Westvoorne en een gedaagde huurder. De Gemeente Westvoorne vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, die sinds 22 juni 2020 huurde, vanwege ernstige overlast en huurachterstand. De huurovereenkomst was buitengerechtelijk ontbonden na een sluiting van de woning door de burgemeester op 22 oktober 2020, die was gebaseerd op een bestuurlijke rapportage van de politie waarin werd gesproken over drugsgebruik en geweld in en rondom de woning. De gedaagde had niet alleen huurachterstand, maar er waren ook meerdere klachten van omwonenden over overlast en geweld. De kantonrechter oordeelde dat de Gemeente Westvoorne een spoedeisend belang had bij de ontruiming, en dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van de huurachterstand en proceskosten. De gedaagde werd verplicht om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8928663 VV EXPL 20-537
uitspraak: 12 februari 2021
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Westvoorne,
gevestigd te Westvoorne,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.J. de Groot,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. Weijer.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Gemeente Westvoorne’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 19 januari 2021, met producties;
• de producties van de zijde van [gedaagde] ;
• de aanvullende producties van de zijde van Gemeente Westvoorne;
• de pleitnota van de gemachtigde van Gemeente Westvoorne;
• de pleitnota van de gemachtigde van [gedaagde] .
1.2
De mondeling behandeling heeft plaatsgevonden op 29 januari 2021. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Aan de zijde van de eisende partij zijn mevrouw [naam persoon 1] , werkzaam bij Gemeente Westvoorne als teamhoofd, alsmede mevrouw mr. T.J. de Groot, gemachtigde, verschenen. Aan de zijde van de gedaagde partij is mevrouw mr. E. Weijer, gemachtigde, verschenen.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] huurt sinds 22 juni 2020 van Gemeente Westvoorne de zelfstandige woonruimte gelegen aan de [adres] te Oostvoorne (hierna: “de woning” of “het gehuurde”) tegen een huurprijs van laatstelijk € 519,69 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2
De Algemene huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte d.d. 1 juli 2015 (hierna: “algemene voorwaarden”) maken deel uit van de huurovereenkomst. In de algemene voorwaarden is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)De verplichtingen van huurder
Artikel 6
(…)
6.3.
Huurder zal het gehuurde gebruiken onderhouden zoals een goed huurder betaamt.
(…)
6.6.
Het is huurder slechts met voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder toegestaan het gehuurde geheel of gedeelte onder te verhuren of aan derden in gebruik te geven, dan wel het gehuurde op internet of anderszins aan derden te huur of gebruik aan te bieden.(…)
6.7.
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in, rondom of in de directe nabijheid van het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
(…)
6.8.
Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te (doen) kweken, drogen of knippen, dan wel andere activiteiten te (doen) verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. (…)
2.3
Vanaf 29 juni 2020 zijn er diverse klachten van omwonenden binnengekomen over het gedrag van [gedaagde] en/of de heer [naam persoon 2] , die ook in het gehuurde woont en op het adres van de woning ingeschreven staat.
2.4
Naar aanleiding van een incident op 22 oktober 2020 heeft de politie een Bestuurlijke Rapportage opgesteld. In dit rapport d.d. 23 oktober 2020 is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…) Op 22 oktober 2020 omstreeks 12:57 uur ontving de politie een melding, dat er op de [adres] te Oostvoorne een buurman ruzie met een ander persoon zou hebben. Tijdens het ter plaatse gaan kreeg de politie door, dat 1 van deze personen een mes zou hebben. De persoon met het mes zou een roze polo dragen en een donker petje op hebben. De man met het mes zou achter iemand aanrennen. Vervolgens hield de politie op de [naam locatie 1] één man op straat aan ter zake bedreiging met een mes, die aan het opgegeven signalement voldeed en hield vervolgens op de [naam locatie 2] een 2e man die tevens ook melder was, aan ter zake mishandeling. Beide handen van deze 2e man zaten onder het bloed en hadden meerdere snijwonden. Ook werd bij deze 2e man in zijn rechterbroekzak een zakmes aangetroffen.
De 1e man die werd aangehouden bleek later genaamd:
[gedaagde], (…).
De 2e man die werd aangehouden bleek later genaamd:
[naam persoon 2], (…).
Beide mannen staan in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Westvoorne ingeschreven op de [adres] te Oostvoorne.
(…)
Onderzoek + afsluiten woning [adres] te Oostvoorne door 2e politie-eenheid
Door de politie werd in de woning een onderzoek ingesteld, omdat [gedaagde] tegen de politie had gezegd dat [naam persoon 2] de gehele woning van binnen had verbouwd. De politie heeft vervolgens de woning betreden. De politie zag dat de woning van binnen ernstig verwaarloosd was en dat er overal in de woning rotzooi en consumptieafval op de grond lag. Er was recentelijk in de woning harddrugs gebruik. Er lagen op een tafel in de woonkamer verschillende verbrande stukjes aluminiumfolie. Er lagen op deze tafel ook plastic basepijpjes.
Tevens lagen er op deze tafel resten van wit poeder zeer vermoedelijk cocaïne (harddrugs). Het is bekend dat deze pijpjes in combinatie met aluminiumfolie gebruikt worden voor het gebruiken van heroïne en cocaïne. (…) Verder zag de politie dat er 2 grote keukenmessen met zwart handvat op het aanrecht in de keuken in de woning lagen.
(…)
Bevindingen politie bij sluiten woning [adres] te Oostvoorne
Op 22 oktober 2020 de woning met toestemming van [gedaagde] betreden. [naam persoon 2] was niet aanwezig. Op de salontafel in de woonkamer lag een basepijp met as erin, een zakmes waarvan het mesje was opengeklapt ( 4 cm), aluminiumfolie, as en vloeitjes. Op het aanrecht in de keuken lagen in het midden 2 grote vleesmessen met een zwart handvat.
[gedaagde] gaf aan, dat hij vond en dacht te weten dat hij gewoon harddrugs in zijn woning mag gebruiken en dat dan ook regelmatig deed door middel van het roken van de heroïne met een basepijp. Vertelde ongevraagd dat hij erg boos op [naam persoon 2] was, omdat hij zijn spullen had verkocht toen hij de afgelopen weken in de gevangenis zat. Dat hij de dag ervoor was vrijgekomen en dat [naam persoon 2] en hij samen in de woning 2 gram coke hadden gebruikt en wat wiet. Dat zij in de woning ruzie met elkaar over de verkoop van de spullen hadden gekregen en dat zij toen met elkaar hadden gevochten en dat er over en weer rake klappen waren uitgedeeld. Dat [gedaagde] daarna [naam persoon 2] eruit had gezet en had gezegd dat hij moest oprotten, zijn spullen moest pakken en nooit meer terug moest komen. [naam persoon 2] had toen een mes getrokken en wilde hem daarmee wat aandoen. [gedaagde] is toen naar buiten gerend en zou door [naam persoon 2] achterna zijn gezeten.
[gedaagde] vertelde tijdens de sluiting ook aan de politie, dat hij en Dennis [naam persoon 2] de harddrugs altijd op hun woonadres op de [adres] laten bezorgen door een drugsdealer uit Rotterdam. [naam persoon 2] zou die dealer dan altijd 30 euro geven voor de voorrijdkosten.
Telefonisch gesprek met [naam persoon 2] op 23 oktober 2020
[naam persoon 2] vertelde het volgende mbt de uit de hand gelopen ruzie van gisteren. [gedaagde] en ik hadden de verkoop van zijn spullen door mij, uitgepraat. We hebben samen harddrugs in de woning gerookt en gingen pas rond 05:00 uur gisterochtend slapen. Rond 12:00 uur werden wij wakker en toen werd hij ineens boos op mij, omdat ik de schroefjes van zijn laptop eruit had gehaald. Hij heeft toen heel veel scherpe dingen, waaronder mokken naar mij toe gegooid. De vloer in de woonkamer
lag vol met kapotte spullen en scherven. Ik hield daar toen ook wonden op mijn enkel, voet en handen aan over. Hij schreeuwde er ook bij. Ik ben door hem toen de woning uitgewerkt met vuistslagen en trappen, omdat hij dat eiste. Ik stond voor de voordeur op de galerij en bloedde hevig, Ik zag dat er een paar deuren verder 2 kleine kindjes in de deuropening van hun woning zaten en naar mij keken.
Ik heb mij dan ook rustig gehouden. Ik vroeg [gedaagde] of ik mij spullen mocht pakken en gaf hem aan daarna te zullen vertrekken.
Hij eiste geld van mij. Ik moest mijn pinpas aan hem afgeven en met de reader aan hem laten zien, dat ik de juiste pincode opgaf en er geld op mijn rekening stond. Hij had namelijk geen pinpas meer, omdat hij die aan een drugsdealer heeft moeten afgeven. Ik mocht de woning weer in.
Ik had een zakmes bij mij en [gedaagde] zei toen tegen mij, dat hij een veel groter mes had en wees toen naar een groot vleesmes met zwart handvat dat op het aanrecht in de keuken lag. Toen hij aanstalten maakte om dat mes te pakken, ben ik weggerend met mijn zakmes in mijn hand. Hij riep toen naar mij dat ik hem geld moest geven, anders zou hij doorgaan met waarmee hij gebleven was. Toen ik beneden op straat in de [adres] bij de berging stond, bleef hij in de deuropening van onze woning staan. Volgens mij had hij dat mes bij zich. Hij kwam toen opeens via de trap schreeuwend en rennend naar beneden toe en rende mij toen achterna op straat. Ik was doodsbang en heb toen 112 gebeld. Ik zat toen ook helemaal onder het bloed. Ik was doodsbang voor hem. Meerdere bewoners en kinderen in de [adres] moeten dit gezien hebben.
(…)
Gelet op de bovenstaande bevindingen wordt de burgemeester van de gemeente Westvoorne door de politie geadviseerd om de bevindingen uit deze bestuurlijke rapportage te gebruiken voor de overweging tot het toepassen van passende bestuurlijke maatregelen.(…)”
2.5
Naar aanleiding van de Bestuurlijke Rapportage heeft de burgemeester besloten de woning voor de duur van 4 weken te sluiten. In de brief van de burgemeester van de gemeente Westvoorne (hierna: de burgemeester) van 28 oktober 2020 gericht aan [gedaagde] is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen:
“Op 22 oktober 2020 rond 19.50 uur heeft de politie aan u kenbaar gemaakt dat uw woning aan de [adres] te Oostvoorne per direct wordt gesloten. Uit een door de politie aan mij toegezonden bestuurlijke rapportage blijkt dat diverse feiten in een kort tijdbestek hebben plaatsgevonden, waardoor er ernstige vrees is voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheid, die direct effect heeft op uw buren, buurtbewoners en omstanders. De openbare ordeverstoringen heeft maatschappelijk onaanvaardbare vormen aangenomen en kunnen niet met andere, minder ingrijpende, middelen worden bestreden. In deze brief licht ik het besluit nader toe.
Besluit
Ik heb besloten op grond van artikel 174a, eerste lid van de Gemeentewet, uw woning met spoed te sluiten (artikel 5:31 lid 2 Algemene wet bestuursrecht) per ingang van 22 oktober 2020, voor de duur van 4 weken. Voorafgaand aan mijn besluit bent u hier telefonisch over geïnformeerd door de wijkagent, de heer [naam wijkagent] . U heeft te kennen gegeven op een alternatieve locatie te kunnen verblijven.
U heeft op 22 oktober 2020 direct de gelegenheid gekregen om waardevolle bezittingen uit de woning te halen. Tevens zijn de ruimtes in de aanwezige woning door de politie schoon verklaard.
Dit besluit treedt per direct in werking. De woning is afgesloten en verzegeld op grond van artikel 5:28 Awb. Op 19 november 2020 worden de zegels door de toezichthouder(s) verwijderd en mag u de woning weer betreden.(…)
2.6
Vervolgens heeft Gemeente Westvoorne de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. In de brief van de gemachtigde van Gemeente Westvoorne van 12 november 2020 gericht aan [gedaagde] is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Al een paar dagen na het ingaan van de huurovereenkomst, ontving het Woonbedrijf klachten over overlast die door u wordt veroorzaakt. Ook heeft u zonder onze toestemming een man bij u inwonen, de heer [naam persoon 2] . Deze staat ook op uw adres ingeschreven. De klachten hebben zowel betrekking op u als op de heer [naam persoon 2] . Het gaat daarbij om drugsoverlast, (verbaal) agressief gedrag naar omwonenden, bedreigingen, geruzie en een vechtpartij voor uw woning tussen u en de heer [naam persoon 2] , waarbij steekwapens zijn gebruikt. Dit alles werd gadegeslagen door omwonenden. Het is Westvoorne bekend dat u en uw inwoner (hard)drugs gebruiken).
Sluiting woning
Het bovenstaande heeft geleid tot het besluit van 22 oktober 2020 van de burgemeester van de gemeente Westvoorne om uw woning met spoed te sluiten voor een periode van vier weken. (…)
Ontbinding huurovereenkomst
Het besluit tot sluiting geeft het Woonbedrijf wettelijk de bevoegdheid de huurovereenkomst die zij met u is aangegaan buitengerechtelijk te ontbinden. Onder verwijzing naar het bovenstaande ontbind ik namens het Woonbedrijf op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, met ingang van 22 oktober 2020, de huurovereenkomst tussen u en het Woonbedrijf met betrekking tot de woning aan de [adres] te Oostvoorne. Dit betekent, dat u vanaf 22 oktober 2020 niet langer huurder bent van deze woning.
Ontruiming woning
Het voorgaande betekent ook dat u de woning – voor zover nodig – dient te ontruimen. U dient de woning na afloop van de sluitingsperiode te ontruimen, althans binnen een week nadat de sluiting daarvan is geëindigd. De woning dient derhalve op 27 november 2020 ontruimd te zijn en op die datum moet u de sleutels bij het Woonbedrijf in te leveren, op de Raadhuislaan 6 te Rockanje. Een en ander betekent vanzelfsprekend ook dat de heer [naam persoon 2] uit de woning moet zijn op 27 november 2020.
Indien u aan de ontruimingsverplichting geen gevolg geeft, dan zal ik namens het Woonbedrijf een kort geding tot ontruiming starten. In verband hiermee deel ik u mee, dat het Woonbedrijf u hierbij aansprakelijk stelt indien en voor zover het Woonbedrijf als gevolg van de sluiting schade lijdt, waaronder in de vorm van huurderving. (…)”
2.7
De gemachtigde van [gedaagde] heeft per e-mail van 19 november 2020 gereageerd op voornoemde brief van 12 november 2020. In het e-mailbericht is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…) Cliënt berust niet in de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. Hij stelt dat de burgemeester ten onrechte is overgegaan tot sluiting van de woning. Namens cliënt zal ik daarom bezwaar maken tegen het besluit. (…)”
2.8
[gedaagde] heeft tegen het besluit van de burgemeester bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. In de uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 januari 2021 is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het spoedeisend belang ambtshalve (en streng) wordt getoetst door de bestuursrechter.
6. In dit geval is het bestreden besluit uitgewerkt zodat er in het kader van de voorlopige voorziening niets meer bij wijze van voorlopige maatregel te schorsen valt. Op 22 oktober 2020 is de woning voor vier weken gesloten, de sluiting duurde dus voort tot 16 november 2020. Verzoeker heeft pas op 4 januari 2021 een voorlopige voorziening gevraagd en toen was het besluit dus al zo’n anderhalve maand uitgewerkt. Hij heeft daarmee een risico genomen, zoals nu helaas voor hem blijkt. (…)
Dat verzoeker een uitspraak van de voorzieningenrechter wil omdat hij daarmee zijn positie in het door de verhuurder bij de kantonrechter aangespannen kort geding wil versterken, is begrijpelijk, maar maakt het voorgaande niet ander.
(…)
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek wegens het ontbreken van spoedeisend belang af.
(…)
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek wegens het ontbreken van spoedeisend belang af.
(…)”

3..De vordering

3.1
Gemeente Westvoorne vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, [gedaagde] wordt veroordeeld:
I. om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres] te Oostvoorne te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels, met al hetgeen van gedaagde is en met al de personen die zijdens gedaagde in voornoemde woning verblijven, en deze woning ter vrije en algehele beschikking van Gemeente Westvoorne te stellen, op straffe van de verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- indien [gedaagde] niet, niet volledig en/of niet tijdig aan de veroordeling tot ontruiming voldoet;
II. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Gemeente Westvoorne te betalen een bedrag van € 1.559,26, berekend tot en met januari 2021, te vermeerderen met € 519,69 voor iedere ingegane maand of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] vanaf 1 januari 2021 de woning onder zich houdt of heeft gehouden tot het moment van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag dat het bedrag opeisbaar is geworden tot aan de dag der algehele voldoening;
III. tot betaling van de proceskosten.
3.2
Gemeente Westvoorne heeft het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd.
3.3
Aan haar vordering tot ontruiming legt Gemeente Westvoorne primair ten grondslag dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden, als gevolg waarvan [gedaagde] de woning niet meer mag betrekken en dient te ontruimen. In het geval [gedaagde] de woning wel weer zou betrekken, dan geldt dat hij dit zonder recht of titel zou doen.
3.4
Aan haar vordering tot ontruiming legt Gemeente Westvoorne subsidiair ten grondslag dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden door zich niet als een goed huurder te gedragen.
3.5
Aan haar vordering tot betaling van een vervangende schadevergoeding legt Gemeente Westvoorne ten grondslag dat [gedaagde] de woning zonder recht of titel onder zich houdt, waardoor Gemeente Westvoorne maandelijks een bedrag aan schade lijdt gelijk aan de huurprijs van € 519,69.
3.6
Gemeente Westvoorne heeft een spoedeisend belang bij ontruiming van het gehuurde. Ten gevolge van de buitengerechtelijke ontbinding is er geen recht of titel meer op grond waarvan [gedaagde] in de woning mag verblijven. De vordering tot betaling tot van de vervangende schadevergoeding vloeit voort uit dezelfde (ontbonden) huurovereenkomst. Aangezien de vordering tot ontruiming spoedeisend is, wordt ook de nauw daaraan verwante nevenvordering tot betaling van de vervangende schadevergoeding aangemerkt als spoedeisend.

4..Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.

5..De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1
Bij een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening als de onderhavige dient te worden beoordeeld of Gemeente Westvoorne een zodanig spoedeisend belang heeft dat van haar niet mag worden verwacht dat zij de uitkomst een bodemprocedure afwacht. De wetgever heeft met artikel 7:231 lid 2 BW beoogd om in gevallen waar de woning op grond van een besluit van de burgemeester is gesloten, de verhuurder de mogelijkheid te bieden zo spoedig mogelijk, en niet pas na het starten van een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst, de huurovereenkomst te beëindigen en een nieuwe huurder te vinden. Daarmee is voldoende gebleken dat Gemeente Westvoorne een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vorderingen.
Ontruiming
5.2
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Gemeente Westvoorne in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
5.3
De kantonrechter stelt voorop dat ontruiming van een woning een ingrijpende maatregel is. In kort geding is het slechts verantwoord een daartoe strekkende voorziening te treffen indien in voldoende mate aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de huurovereenkomst op goede gronden is ontbonden en (dus) dat de huurder zonder recht of titel in het gehuurde verblijft.
5.4
Op grond van artikel 7:231 lid 2 BW kan de verhuurder de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbinden op de grond dat door gedragingen in het gehuurde de openbare orde is verstoord en het gehuurde daarom op grond van artikel 174a van de Gemeentewet is gesloten. Vaststaat dat de woning bij besluit van de burgemeester op deze grond is gesloten voor de duur van 4 weken, ingaande 22 oktober 2020. De sluiting vloeit voort uit de ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden die direct effect hebben op omwonenden naar aanleiding van de in de Bestuurlijke Rapportage omschreven gebeurtenissen op 22 oktober 2020. Het feit dat het besluit daartoe nog niet onherroepelijk is, sluit een buitengerechtelijke ontbinding niet uit. Artikel 7:231 lid 2 BW vereist ook niet dat sprake is van een tekortkoming die de huurder verweten kan worden.
5.5
Door de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden heeft Gemeente Westvoorne gebruik gemaakt van een bevoegdheid die de wet haar geeft, maar dit betekent niet zonder meer dat de gevorderde ontruiming op deze grond moet worden toegewezen. Ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een woning vormen een inmenging in het door artikel 8 EVRM beschermde recht op respect voor de woning van een bewoner. Een ieder die het risico loopt van een inbreuk op zijn recht op respect voor zijn woning moet de mogelijkheid hebben de proportionaliteit van de maatregel te laten beoordelen door een onafhankelijke rechterlijke instantie. [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester, waarop nog geen beslissing is genomen. Er heeft dus ook nog geen beoordeling van de burgemeesterssluiting door de bestuursrechter plaatsgevonden in een eventuele beroepsprocedure. Afgezien daarvan dient de civiele rechter de proportionaliteit te beoordelen van de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning door de verhuurder. Ook als de bestuursrechter oordeelt dat de burgemeesterssluiting rechtmatig is, laat dit onverlet dat de civiele rechter kan oordelen dat de daarop gebaseerde ontbinding en ontruiming door de verhuurder niet proportioneel is en dat een beroep op artikel 7:231 lid 2 BW dus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Bij de toetsing door de civiele rechter dient deze alle relevante omstandigheden in aanmerking te nemen. Daarbij dient ook een belangenafweging plaats te vinden.
5.6
Gemeente Westvoorne acht de ontbinding en ontruiming van de woning proportioneel nu vrijwel direct vanaf het betrekken daarvan door [gedaagde] sprake is van klachten van omwonenden bij Gemeente Westvoorne. Omdat [gedaagde] net uit detentie kwam is eerst contact opgenomen met de zorgregisseur, die evenals de wijkagent hierover contact heeft gehad met [gedaagde] dan wel diens begeleider. Nadat [gedaagde] , naar hij zelf erkent, in september een terugval heeft gehad in drugsgebruik is hij weer een aantal weken gedetineerd geweest. In die periode zijn ook klachten geuit over de heer [naam persoon 2] , die zonder toestemming bij hem inwoont. Er is door meerdere personen in de woning harddrugs gebruikt in de woning en er zijn drugs bezorgd door drugsdealers, blijkt uit de Bestuurlijke Rapportage. Op de dag na zijn terugkomst in de woning op 21 oktober 2020 vond er een ruzie en vechtpartij in de woning plaats tussen [gedaagde] en [naam persoon 2] waarbij een mes is gebruikt, met een achtervolging op de galerij en op straat, wat heeft geleid tot veel onrust in de buurt en tot de sluiting van de woning.
5.7
[gedaagde] heeft betwist dat de overlast dermate ernstig was dat tot sluiting van de woning moest worden overgegaan. Bovendien heeft een deel van de klachten van omwonenden betrekking op de heer [naam persoon 2] . Gedurende de detentie van [gedaagde] verbleef de heer [naam persoon 2] wel in de woning. [gedaagde] heeft niet betwist dat er op 22 oktober 2020 een incident heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft ook de levering en aanwezigheid van drugs in de woning niet betwist. Hij voert echter aan dat de gebeurtenissen minder ernstig waren dan in de Bestuurlijke Rapportage is omschreven.
5.8
Nu [gedaagde] de door Gemeente Westvoorne geschetste gang van zaken slechts gedeeltelijk heeft betwist, is voorshands voldoende aannemelijk dat [gedaagde] met zijn gedragingen de openbare orde heeft verstoord in de korte periode waarin hij de woning heeft gehuurd. Voor zover de gedragingen van de heer [naam persoon 2] of anderen hieraan hebben bijgedragen, geldt dat [gedaagde] door de woning in gebruik te geven aan de heer [naam persoon 2] ook voor diens gedragingen verantwoordelijk is. Op grond van artikel 7:219 BW en artikel 6.7 van de algemene voorwaarden dient [gedaagde] er als huurder immers voor te zorgen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door derden die zich vanwege huurder in, rondom of in de directe nabijheid van het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden. Het gedrag van [naam persoon 2] kan dus wel degelijk [gedaagde] worden aangerekend.
5.9
Gemeente Westvoorne heeft een zwaarwegend belang om op te treden tegen openbare geweldpleging en drugsgerelateerde handelingen. Zij is gehouden om bij te dragen aan de leefbaarheid van de woonomgeving en moet instaan voor een rustig woongenot voor de omwonenden. Daar tegenover staat het belang van [gedaagde] bij behoud van zijn woning, zodat hij zijn leven verder kan opbouwen en de juiste hulpverlening kan krijgen om een terugval ten aanzien van drugsgebruik te voorkomen. Vaststaat echter dat [gedaagde] niet is teruggekeerd in de woning nadat de sluitingsperiode op 19 november 2020 ten einde is gekomen, hetgeen dit belang ten minste relativeert. De kantonrechter acht het op grond van het voorgaande vooralsnog niet aannemelijk dat het belang van [gedaagde] bij behoud van de woning in een bodemprocedure zwaarder zal wegen dan het belang van Gemeente Westvoorne.
5.1
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd die tot gevolg hebben dat het beroep op artikel 7:231 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zodat voldoende aannemelijk is dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure in stand blijft. De gevorderde ontruiming wordt dan ook toegewezen op deze grond. De subsidiaire grondslag van de vordering tot ontruiming behoeft daarom geen bespreking en beoordeling.
5.11
De door Gemeente Westvoorne gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming heeft Gemeente Westvoorne reeds een titel om zelf, via de weg van de reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan en niet onderbouwd is op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is. Daarom wordt de vordering tot het opleggen van een dwangsom bij gebrek aan belang afgewezen.
Vervangende schadevergoeding
5.12
Gedurende de sluiting van de woning op last van de burgemeester is de huurder geen huurpenningen verschuldigd. In die periode heeft hij immers niet het huurgenot van de woning. Wel kan de verhuurder een schadevergoeding vorderen gelijk aan de verschuldigde huurpenningen over de maanden dat de woning is gesloten voor zover deze sluiting aan de huurder is toe te rekenen. Ook is de huurder een gebruiksvergoeding verschuldigd vanaf het moment van ontbinding van de huurovereenkomst tot het moment van ontruiming. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij met ingang van de maand november 2020 geen huur c.q. vergoeding meer heeft betaald. Ook heeft hij de hoogte van het gevorderde bedrag niet betwist. Vanaf november 2020 tot en met januari 2021 wordt derhalve een vergoeding van € 1.559,26 toegewezen. Voorts is [gedaagde] een bedrag van € 519,69 per maand verschuldigd vanaf februari 2021 tot en met de maand waarin hij de woning ontruimt. De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
5.13
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om binnen 3 dagen na de betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Gemeente Westvoorne te stellen;
veroordeelt [gedaagde] aan Gemeente Westvoorne te betalen een bedrag van € 1.559,26, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag dat het bedrag opeisbaar is geworden tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan Gemeente Westvoorne te betalen een bedrag van € 519,69 per maand, met ingang van de maand februari 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, een en ander voor zover met ingang van de maand februari 2021 geen huur is betaald;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Gemeente Westvoorne vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 103,83 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416